Door ondernemingspensioenfonds ingekochte diensten zijn vrijgesteld van btw

Belanghebbende verricht diensten aan een ondernemingspensioenfonds dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de collectieve pensioenregeling van een bank. Bv1, een onderdeel van belanghebbende, heeft met het pensioenfonds een Fiduciaire Beheerovereenkomst (FBO) gesloten en de door bv1 te verrichten diensten zijn uitgewerkt in een Product- en dienstencatalogus (PDC). Bv1 heeft het pensioenfonds een factuur met omzetbelasting uitgereikt. In geschil is of de door bv1 verrichte diensten als ‘beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen’ aangemerkt kan worden. Zo ja, dan is deze dienstverlening vrijgesteld op grond van art. 11 lid 1 onderdeel i, ten derde Wet OB 1968. Het pensioenfonds belegt deels in beleggingsinstellingen. De dienstverlening van bv1 houdt intrinsiek verband met deze activiteiten van het beleggingsfonds en vertoont grote overeenkomsten met portefeuillebeheer. Daarnaast belegt het pensioenfonds deels via operationeel vermogensbeheerders. Ook hiervoor vertoont de dienstverlening van bv1 grote overeenkomsten met portefeuillebeheer. Het enige verschil is dat geen sprake is van te verwerven deelnemingsrechten in operationeel vermogensbeheerders. Dit verschil is volgens de rechtbank te gering om tot een andere karakterisering van de dienstverlening te komen. Bv1 voert in wezen het beheer over beleggingen van de kasgelden via de operationeel vermogensbeheerder. Dat het pensioenfonds soms goedkeuring aan de selectie van beleggingsinstellingen geeft, maakt dit niet anders. De rechtbank komt tot de conclusie dat de door bv1 verrichte dienstverlening is aan te merken als beheer in de zin van art. 11 lid 1 letter i ten derde Wet OB 1968 en dus is vrijgesteld van omzetbelasting.

(Beroep gegrond.)