Terecht verlengde navorderingstermijn toegepast bij deels Zwitserse constructie

Terecht verlengde navorderingstermijn toegepast bij deels Zwitserse constructie

Gegevens

Nummer
2022/996
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1790
Rubriek
Aanmerkelijk belang/Directeur-grootaandeelhouder
Trefwoorden
winstuitdeling, inkeerregeling, vrijwillige inkeer, gefingeerde rekeningen
Relevante informatie
Art. 16 AWR, Art. 67e AWR

Belanghebbende heeft samen met zakenpartner Y een constructie opgezet. Daarbij werden gefingeerde facturen op naam van een Zwitserse vennootschap werden opgemaakt. Met die facturen werden kosten in rekening gebracht aan vennootschap A. Belanghebbende houdt (samen met een zakenpartner) alle aandelen in Nederland gevestigde vennootschap B, die op haar beurt alle aandelen in vennootschap A houdt. Vennootschap A maakt het geld over naar vennootschap B, die het geld vervolgens overmaakt naar een Zwitserse bankrekening van belanghebbende. Belanghebbende gaf deze Zwitserse bankrekening niet aan in zijn IB-aangiften. Na berichten in de media over een groepsverzoek van de Belastingdienst aan de Federale Zwitserse belastingdienst over coderekeningen, heeft belanghebbende een inkeermelding gedaan met betrekking tot zijn Zwitserse bankrekening, maar zonder een nadere verklaring te geven. Nadat de inspecteur pas in 2018 de administratie van vennootschap A ontving, heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd met 100% vergrijpboeten. Het hof is van oordeel dat de inspecteur terecht de verlengde navorderingstermijn heeft toegepast. De door belanghebbende genoten reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang (middellijke uitdelingen van winst) zijn opgekomen in het buitenland. Daaraan doet volgens het hof niet af dat vennootschap A in Nederland was gevestigd en belanghebbende in Nederland woonde. Het hof acht beslissend de manier waarop de middellijke winstuitdelingen zijn verricht. Door de versluierde wijze waarop belanghebbende zich deze winstuitdelingen heeft laten uitbetalen (via een Zwitserse bankrekening), op basis van facturen voor gefingeerde prestaties door een Zwitserse vennootschap, heeft belanghebbende deze verkapte winstuitdelingen buiten het zicht van de Nederlandse fiscus willen houden. Het hof acht de (naar 85% verminderde) vergrijpboeten passend en geboden. Volgens het hof is geen sprake van vrijwillige inkeer.

(Hoger beroep ongegrond.)