Rechtbank verklaart verzet ten onrechte niet-ontvankelijk wegens verkeerde naam

Rechtbank verklaart verzet ten onrechte niet-ontvankelijk wegens verkeerde naam

Gegevens

Nummer
2022/1117
Publicatiedatum
23 september 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1283
Rubriek
Formeel belastingrecht
Trefwoord
procesbelang
Relevante informatie
Art. 8:54 Awb, Art. 8:55 Awb

De gemachtigde van belanghebbende heeft – aanvankelijk op naam van A, maar binnen de beroepstermijn hersteld tot X – beroep ingesteld tegen een aan X verzonden uitspraak op bezwaar. In haar uitspraak ex art. 8:54 Awb, waarin X als eiser is aangeduid, heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Hiertegen heeft de gemachtigde van belanghebbende – wederom op naam van A – een verzetschrift ingediend. De rechtbank heeft in haar uitspraak op verzet A als opposant aangeduid en het verzet niet-ontvankelijk verklaard omdat A geen belanghebbende is. Volgens de Hoge Raad is dat niet begrijpelijk in het licht van de gang van zaken bij de rechtbank. Voor eenieder was duidelijk namens wie verzet was ingesteld, namelijk namens belanghebbende X. Tot cassatie leidt dit echter niet. De enige beroepsgrond van belanghebbende is namelijk dat de heffingsambtenaar ten onrechte wegingsfactor 0,25 heeft toegepast. De rechtbank heeft deze wegingsfactor zonder meer gerechtvaardigd geacht, gelet op de eenvoud en het geringe gewicht van de zaak alsmede de geringe werkbelasting van de gemachtigde. Dat oordeel draagt de beslissing dat het beroep kennelijk ongegrond is als bedoeld in art. 8:54 lid 1 letter c Awb. Het verzet had slechts tot een ongegrondverklaring kunnen leiden.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.