Aandeel van 35% in wel bouwkundig maar niet kadastraal gesplitste woning is ‘een eigen woning’

Aandeel van 35% in wel bouwkundig maar niet kadastraal gesplitste woning is ‘een eigen woning’

Gegevens

Nummer
2022/1123
Publicatiedatum
23 september 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1282
Rubriek
Eigenwoningregeling
Trefwoord
eigen woning
Relevante informatie
Art. 3.111 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001

Erflater was samen met zijn echtgenote voor 35% onverdeeld eigenaar van een woning. Erflaters zwager en schoonzus waren onverdeeld eigenaar van de resterende 65%. De woning bestond uit twee bouwkundig, maar niet kadastraal gesplitste delen. De omvang van de door de stellen bewoonde delen kwam overeen met ieders aandeel in de onverdeelde eigendom van de woning.

In geschil is of het aandeel van 35% in de woning kan worden aangemerkt als eigen woning ex art. 3.111 lid 1 letter a Wet IB 2001. Hof Den Haag (NTFR 2021/4274) heeft die vraag bevestigend beantwoord. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend, echter zonder succes.

In een geval als hier, waarin de onroerende zaak slechts bouwkundig is gesplitst en de omvang van het door de betrokkenen bewoonde gedeelte niet afwijkt van hun aandeel in de onverdeelde eigendom, kan hun aandeel in de waardeontwikkeling van de gehele onroerende zaak in beginsel worden geacht overeen te komen met een volledig belang in de waardeontwikkeling van het door hen bewoonde gedeelte. In een dergelijk geval moet immers ervan worden uitgegaan dat aan de gedeelten van de onroerende zaak geen afzonderlijke waardeontwikkelingen kunnen worden toegerekend. Dat de waardeontwikkeling van het door erflater en zijn echtgenote bewoonde gedeelte van de woning hen voor minder dan 50% aanging, is niet aangevoerd. Het oordeel van het hof dat is voldaan aan het vereiste van art. 3.111 lid 1 letter a Wet IB 2001 omdat de waardeontwikkeling van het door hen bewoonde gedeelte van de woning erflater en zijn echtgenote grotendeels, dat wil zeggen voor meer dan 50%, aanging, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

(Cassatieberoep ongegrond.)