Aflevering 240

Gepubliceerd op 1 december 2013

FF 2013, afl. 240 - De bestuurdersaansprakelijkheid onder de loep

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door H.E. Vliegen LLB
Spreken is zilver, zwijgen is goud: in het strafrecht is dit een veel gehoorde uitspraak, maar in het geval van de bestuurdersaansprakelijkheid van art. 36 Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) gaat dit niet op. Volgens dit artikel kan een bestuurder hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het voldoen van verscheidene belastingen. Kan een bestuurder om wat voor reden dan ook niet aan zijn verplichtingen voldoen, dan dient hij ex art. 36, lid 2, IW 1990 melding te maken van de betalingsonmacht van de bv. Wat is het toepassingsgebied van art. 36 IW 1990? Wat kunnen de gevolgen zijn als een bestuurder zijn betalingsonmacht niet meldt? Kan een bestuurder nog op enigerlei wijze onder deze gevolgen uitkomen? Is ziekte bijvoorbeeld een gegronde reden om je te disculperen? En kan een bestuurder tegenwerpen dat door de gunstige financiële vooruitzichten de betalingsonmacht totaal niet te voorzien was? Allemaal vragen die in de volgende paragrafen aan bod komen.

FF 2013, afl. 240 - De oogmerktoets(en) van art. 13 en 13l Wet VPB 1969: verschillend of toch gelijk?

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door J.J.J. Vissenberg LLB
De invoering van art. 13l Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet VPB 1969) strekt ertoe aftrek van bovenmatige deelnemingsrente te beperken van geldleningen die verband houden met de financiering van deelnemingen. Dit om te voorkomen dat de belastinggrondslag wordt uitgehold door deelnemingen bovenmatig met vreemd vermogen te financieren.Kamerstukken II, 2011-2012, 33 287, nr. 3, p. 23. In art. 13l, lid 6, onderdeel c, Wet VPB 1969 wordt een zogenoemde ‘oogmerktoets’ genoemd. De oogmerktoets is geen nieuw verschijnsel binnen de vennootschapsbelasting. Art. 13, lid 9, Wet VPB 1969, betreffende de deelnemingsvrijstelling, kent tevens een oogmerktoets. Wat houdt de oogmerktoets uit art. 13l, lid 6, onderdeel c, Wet VPB 1969 in en hoe verhoudt deze zich tot de oogmerktoets in art. 13, lid 9, Wet VPB 1969?

FF 2013, afl. 240 - Eindheffing onder het OESO-Modelverdrag

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door B. Rozemeijer BBA
Met de invoering van de werkkostenregeling Art. 31a Wet op de loonbelasting 1964. heeft de wetgever een belangrijke bepaling opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 die krachtens eindheffing wordt geheven. Bij eindheffing wordt de verschuldigde loonbelasting geheven van de inhoudingsplichtige en niet van de werknemer. In internationale situaties dient de inhoudingsplichtige en niet de werknemer gebruik te maken van de voorkoming van dubbele belasting zoals die is opgenomen in een afgesloten bilateraal belastingverdrag. Om te bepalen of het voor verdragstoepassing uitmaakt dat de loonbelasting wordt verschuldigd door de inhoudingsplichtige en niet door de werknemer, zal in deze bijdrage stil worden gestaan bij de relatie tussen eindheffing en het OESO-Modelverdrag.

FF 2013, afl. 240 - Fiscale zaken bij de civiele rechter

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door Mr.drs. R.J. Bondrager
Fiscalisten en advocaten werken veelvuldig samen bij het opstellen van civielrechtelijke overeenkomsten. Soms stellen advocaten overeenkomsten op over fiscale aangelegenheden zonder betrokkenheid van fiscalisten. Het omgekeerde komt ook regelmatig voor: fiscalisten die overeenkomsten opstellen zonder betrokkenheid van advocaten. In beide gevallen dient in het achterhoofd te worden gehouden dat de overeenkomst uiteindelijk ook bij de burgerlijke rechter stand moet houden.

FF 2013, afl. 240 - Resultaat uit overige werkzaamheden: casuïstisch of een rechte lijn?

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door T. Zwiers LLB
Het resultaat uit overige werkzaamheden is enigszins de vreemde eend in de bijt van de Nederlandse inkomstenbelasting. De aanwezigheid van resultaat uit overige werkzaamheden is sinds de invoering van de inkomstenbelastingwetgeving in Nederland vaak onderwerp van discussie geweest. In de memorie van toelichting bij de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is er door de regering het stempel restcategorie op gedrukt.Kamerstukken II, 1998-1999, 26 727, nr. 3, p. 132 (MvT). Het resultaat uit overige werkzaamheden is vastgelegd in art. 3.90 Wet IB 2001. Uit de tekst van dit artikel blijkt duidelijk dat het een restcategorie betreft; het dient immers te gaan om werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren. Dit is feitelijk een herhaling van de rangorderegeling in art. 2.14 Wet IB 2001. Bij resultaat uit overige werkzaamheden kan het gaan om resultaat dat is behaald door het uitvoeren van diensten of door voordeel uit vermogenstransacties.

FF 2013, afl. 240 - Valt er nog winst te behalen met een winstbox?

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door J. van de Sande BBA
Op 29 oktober 2012 heeft het kabinet-Rutte II zijn regeerakkoord gepubliceerd. In dit regeerakkoord is aangekondigd dat per 1 januari 2015 de eerste stappen richting een ‘winstbox’ worden gezet.Regeerakkoord VVD–PvdA ‘Bruggen slaan’ van 29 oktober 2012, p. 77. Nu worden ondernemers belast tegen het progressieve tarief van box 1. Het idee van de winstbox is om naast het huidige inkomstenbelastingsysteem van drie boxen een vierde box te creëren waarin de belastbare winst uit onderneming wordt belast. Deze box krijgt één eigen vast tarief, een zogenoemde vlaktaks. Over hoe deze er precies uit komt te zien, geeft het regeerakkoord nog geen duidelijkheid.

FF 2013, afl. 240 - Wet(svoorstel) compartimenteringsreserve

Aflevering 240, gepubliceerd op 01-12-2013 geschreven door Mr. A.M.A. de Beer en Mr. G. de Jong
In zijn arrest van 14 juni 2013, V-N 2013/29.20 oordeelde de Hoge Raad dat het in de rechtspraak ontwikkelde compartimenteringsleerstuk voor de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is bij sfeerovergang door wetswijziging. Hierop heeft de staatssecretaris van Financiën gereageerd met het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)’. Dit wetsvoorstel bestrijkt zowel de zogenoemde feitencompartimentering (sfeerovergang door wijziging van feiten en omstandigheden) als de regelcompartimentering (sfeerovergang door wetswijziging).