Aflevering 28

Gepubliceerd op 9 juli 2015

NTFR 2015/1901 - Van overeenkomstige toepassing

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 geschreven door prof. dr. O.C.R. Marres
Aanwijzing 83, tweede lid, van de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’Regeling van de minister-president, Minister van Algemene Zaken, van 18 november 1992, nr. 92M008337, houdende vaststelling van de Aanwijzingen voor de regelgeving, Stcrt. 1992, 230 (par. 3.3). houdt in:

NTFR 2015/1904 - AAFD per 1 juli 2015

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De Belastingdienst en het Openbaar Ministerie (hierna: OM) hebben hun samenwerkingsafspraken vastgelegd in het Protocol aanmelding en de afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD).

NTFR 2015/1906 - Aan politieambtenaar uitgekeerd smartengeld wegens uit dienstongeval voortvloeiende invaliditeit vormt een onbelaste vrije uitkering

ECLI:NL:GHARL:2015:2915, datum uitspraak 21-04-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. drs. G. Benning
Belanghebbende, een politieambtenaar, is in de uitoefening van zijn functie blijvend verlamd geraakt. Naast de periodieke reguliere uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid heeft belanghebbende op de voet van art. 54a Besluit algemene rechtspositie politie smartengeld ontvangen. De werkgever heeft op de gebruteerde uitkering loonheffing ingehouden en afgedragen. Belanghebbende stelt dat de uitkering onbelast is. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. Weliswaar vormt de uitkering volgens het hof loon in de zin van art. 10, lid 1, Wet LB 1964 maar de vergoeding vormt een vrije vergoeding omdat het smartengeld naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel wordt ervaren.

NTFR 2015/1908 - Oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft de uitwerking van de oplossingsrichtingen voor het pensioen in eigen beheer aan de Tweede Kamer gestuurd. Hij werkt in het stuk twee oplossingsrichtingen uit, namelijk de oudedagsbestemmingsreserve (OBR) en het oudedagssparen in eigen beheer. In verband met de suggestie dat het pensioen in eigen beheer uitgefaseerd in de afweging zou kunnen worden meegenomen, vraagt de staatssecretaris of de Kamer de uitfasering, in combinatie met een aantrekkelijke overgangsregeling, uitgewerkt wil zien.

NTFR 2015/1909 - Bestelauto is niet (nagenoeg) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer

ECLI:NL:HR:2015:833, datum uitspraak 03-04-2015, publicatiedatum 03-04-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
In verband met zijn werkzaamheden als storingsmonteur is aan belanghebbende door de werkgever een bestelauto ter beschikking gesteld. In geschil is of de inspecteur terecht het door belanghebbende in zijn aangifte opgegeven negatieve bedrag wegens privégebruik auto heeft gecorrigeerd. Aan de hand van een descente van Rechtbank Noord-Holland en verklaringen van belanghebbende oordeelt Hof Amsterdam (25 september 2014, nrs. 13/00725 en 13/00726, NTFR 2015/1538) dat de auto ook geschikt is voor privégebruik. De uit de aard en inrichting van de auto blijkende werkzaamheden (vervoer van gereedschappen en te vervangen materialen van openbare verlichting) brengen in het algemeen niet mee dat de auto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Het hof acht evenmin aannemelijk dat de werkzaamheden van belanghebbende (in het algemeen) met zich meebrengen dat hij tijdens die werkzaamheden wordt vergezeld door een hulp of bijrijder, op welke grond de tweede stoel in de cabine aan die werkzaamheden zou zijn toe te rekenen. Ook als de bijrijder meerijdt omdat zonder zijn hulp belanghebbende de lading (lantaarnpalen) niet op de plaats van bestemming kan lossen, heeft de bijrijdersstoel niet (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen. De bijrijder verricht volgens belanghebbende namelijk ook andere werkzaamheden voor de werkgever die losstaan van het vervoer van de goederen. Functioneel bezien, dient het meerijden van de bijrijder dan ook niet te worden toegerekend aan het vervoer van goederen.

NTFR 2015/1910 - Forfaitair vastgestelde waarde verhuurde panden box 3 moet wijken voor werkelijke waarde

ECLI:NL:GHDHA:2015:1250, datum uitspraak 12-05-2015, publicatiedatum 28-05-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. J. Nieuwenhuizen
Belanghebbende bezit zes panden, die hij verhuurt. De totale WOZ-waarde van de panden bedraagt voor het jaar 2011 € 453.000. Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 geen box 3-inkomen aangegeven. De inspecteur corrigeert dit en heeft daarbij op forfaitaire wijze overeenkomstig art. 5.20, lid 3, Wet IB 2001 en art. 17a, lid 2, Uitv.besl. IB 2001 de waarde van de panden vastgesteld op € 385.000 (85% van € 453.000). In geschil is onder meer of de inspecteur de waarde van de panden te hoog heeft vastgesteld. Volgens het hof is dat het geval. De inspecteur heeft in een eerdere procedure over 2007 de waarde van de panden voor box 3 op € 252.000 vastgesteld. Het hof acht aannemelijk dat, gelet op de economische omstandigheden en de daarmee verband houdende prijsontwikkeling op de woningmarkt gedurende de periode 2007 en 2010, de werkelijke waarde van de panden voor dit jaar (1 januari 2010) niet meer dan € 252.000 bedraagt. De forfaitair vastgestelde waarde van de panden is dus in betekenende mate hoger dan de werkelijke waarde, zodat gelet op HR 3 april 2015 (nr. 13/04247, NTFR 2015/1298) het forfait buiten toepassing blijft. De waarde van de panden wordt door het hof vastgesteld op € 252.000.

NTFR 2015/1911 - Massaalbezwaarprocedure voor bezwaren tegen de box 3-heffing op spaargeld

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft via een beleidsbesluit de zogeheten massaalbezwaarprocedure (art. 25a AWR) van toepassing verklaard op bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting waarbij sprake is van belastbaar inkomen in box 3. Uit de in het besluit geformuleerde rechtsvraag volgt dat het gaat om de vraag of de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi in strijd is met art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM). Persoonlijke en individuele omstandigheden van de belastingplichtige spelen mogen daarbij geen rol spelen.

NTFR 2015/1913 - Aanpassing beleidsbesluit monumentenaftrek

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft via een wijzigingsbesluit het besluit over aftrek van uitgaven voor monumentenpanden aangepast (7 september 2009, nr. CPP2009/1290M; NTFR 2009/2003). Het besluit is aangepast met een goedkeuring voor op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gelegen monumentenpanden, welke panden verband houden met het Nederlands cultureel erfgoed.

NTFR 2015/1916 - Afstandsverkopen worden pas verricht op plaats van aankomst nadat drempelbedrag is overschreden

ECLI:NL:HR:2015:1726, datum uitspraak 26-06-2015, publicatiedatum 26-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Belanghebbende handelt vanuit Nederland in kleding en accessoires die onder meer via een webwinkel worden verkocht. Zij heeft via haar webwinkel artikelen aan particuliere afnemers in Duitsland verkocht en geleverd. De hierop betrekking hebbende, door haar voldane OB wenst belanghebbende in mindering te brengen op de onderhavige naheffingsaanslag. Hof Amsterdam (23 oktober 2014, nr. 13/00130, NTFR 2015/370) heeft dat niet toegestaan. Ook in cassatie heeft belanghebbende geen succes. De Hoge Raad zet de werking van de regeling van afstandsverkopen uiteen en concludeert dat voor leveringen die in het kader van afstandsverkopen naar een bepaalde andere lidstaat in een kalenderjaar zijn verricht vóór het bereiken van de grens van € 100.000, de plaats van levering wordt bepaald door de hoofdregel van art. 5, lid 1, onder a, Wet OB 1968, te weten de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt. Nu hier vast staat dat het totale bedrag van de afstandsverkopen met bestemming Duitsland in het eerste kwartaal van 2010 niet meer is geweest dan het drempelbedrag van € 100.000, is op die verkopen artikel 5a, lid 1, Wet OB 1968 niet van toepassing.

NTFR 2015/1917 - Door faillissementscurator in rekening gebrachte OB niet aftrekbaar voor failliete tandarts

ECLI:NL:HR:2015:1672, datum uitspraak 19-06-2015, publicatiedatum 19-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van drs. C. Verweij
Belanghebbende, tandarts, verrichtte vrijgestelde diensten. Zij is in staat van faillissement verklaard. In het kader van de vereffening van de boedel heeft de curator aan belanghebbende kosten vermeerderd met OB in rekening gebracht. De claim van belanghebbende op aftrek van deze OB is door Hof Amsterdam (28 augustus, nr. 13/00564, NTFR 2014/2522) geweigerd. De Hoge Raad onderschrijft deze beslissing van het hof. De door een curator verrichte vereffeningswerkzaamheden zijn niet aan te merken als handelingen die aan de in staat van faillissement verkerende ondernemer zijn toe te rekenen. Het blijven handelingen van de curator zelf, die hij verricht in zijn hoedanigheid van ondernemer jegens de in staat van faillissement verkerende ondernemer. De curator is daarover OB verschuldigd, die alleen dan door de in staat van faillissement verkerende ondernemer in aftrek kan worden gebracht indien en voor zover de kosten van de vereffening verband houden met door die failliete ondernemer voorafgaande aan het faillissement verrichte belaste handelingen dan wel belaste handelingen die deze ondernemer (althans de curator namens hem) nadien jegens derden heeft verricht. Daarvan is hier echter geen sprake.

NTFR 2015/1918 - Levering van kweekvloeistof voor paddo's is onderworpen aan het verlaagde tarief

ECLI:NL:HR:2015:1671, datum uitspraak 19-06-2015, publicatiedatum 19-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Belanghebbende produceert en levert kweekvloeistof ten behoeve van het kweken van paddo’s. De kweekvloeistof wordt verpakt in een injectiespuit. De afnemer moet de kweekvloeistof uit de injectiespuit in een voedingsbodem injecteren en verzorgen, waarna een schimmelachtige substantie ontstaat, waaruit paddo’s groeien. Hof Amsterdam (26 maart 2014, nr. 13/00488) oordeelde dat het algemene tarief van toepassing is op de levering van de kweekvloeistof. De Hoge Raad is het daarmee echter niet eens. Volgens de cassatierechter is het verlaagde tarief van toepassing. De Hoge Raad zet uiteen dat het hier gaat om eetbare paddo’s die als voedingsmiddelen zijn aan te merken als bedoeld in post a.1 van Tabel I. Sporen van paddenstoelen zijn volgens de Hoge Raad gelijk te stellen aan plantenzaden en voor de kweek van eetbare paddenstoelen bestemde sporen moeten worden aangemerkt als in post a.41 van Tabel I bedoelde land- en tuinbouwzaden. Dit is niet anders voor sporen van paddo’s. Daarom is de levering van de kweekvloeistof onderworpen aan het verlaagde tarief.

NTFR 2015/1919 - Ingrijpende verbouwing van woning van dga van bv vormt een investeringsgoed

ECLI:NL:GHARL:2015:2926, datum uitspraak 21-04-2015, publicatiedatum 01-05-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. J.P.W.H.T. Becks en drs. J. van der Laan
Belanghebbende is een bv. Haar dga is A. De woning van A en diens partner is van eind 2005 tot eind 2007 in opdracht van A ingrijpend verbouwd. De kosten ervan bedroegen € 826.687. De aan A in 2006 in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van de verbouwing is door belanghebbende in aftrek gebracht. De inspecteur heeft die aftrek geweigerd. Volgens het hof is dat ten dele ten onrechte. Het hof zet uiteen dat:

NTFR 2015/1923 - Wijziging Kaderbesluit BPM

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
Middels dit wijzigingsbesluit wordt een nieuw onderdeel aan het Kaderbesluit BPM toegevoegd (onderdeel 6.2). Hierin is beleid opgenomen voor het op een praktische wijze vaststellen van de waardevermindering van een voertuig tussen het tijdstip van de aangifte en het belastbare feit. Dit praktische beleid, ook wel bekend als de extra leeftijdskorting, werd al toegepast voor vergunninghouders in de zin van art. 8 Wet BPM. Met ingang van 10 november 2014 kan het nu ook worden toegepast door niet-vergunninghouders.

NTFR 2015/1924 - Infuuszak is belaste verpakking voor de Wbm

ECLI:NL:RBGEL:2015:3581, datum uitspraak 04-06-2015, publicatiedatum 04-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende houdt zich bezig met de ontwikkeling, verkoop en distributie van hoogwaardige medische en farmaceutische producten en diensten in Nederland. Omdat belanghebbende ten aanzien van de infuuszakken geen verpakkingenbelasting op aangifte heeft voldaan zijn naheffingsaanslagen opgelegd. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2015/1925 - Heffingsmaatstaf leges gevormd door aannemingsom die pas na aanvraag bekend is geworden

ECLI:NL:HR:2015:1669, datum uitspraak 19-06-2015, publicatiedatum 19-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft op 29 mei 2007 een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ingediend voor de bouw van een haventerminal. De door belanghebbende geraamde bouwkosten bedragen € 1.000.000. De heffingsambtenaar heeft leges geheven van € 16.000. In 2009 blijken de geraamde bouwkosten € 39.000.000 te bedragen. De heffingsambtenaar legt een navorderingsaanslag leges op van € 172.800. Het daartegen gerichte bezwaar wordt gegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar is opgemerkt dat de navorderingsaanslag wordt ‘herroepen’ en dat leges van € 161.736 worden geheven. In cassatie betoogt belanghebbende dat ‘herroepen’ een vernietiging inhoudt, zodat sprake was van een nieuwe navorderingsaanslag, waarvoor een nieuw feit ontbreekt. Dit betoog faalt, aldus de Hoge Raad. Uit de bewoording van de uitspraak op bezwaar blijkt voldoende dat de navorderingsaanslag is verminderd. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de heffingsambtenaar de leges terecht heeft vastgesteld aan de hand van de aannemingssom, ook al was deze pas na de aanvraag, maar voor de uitspraak op bezwaar bekend. Ten overvloede merkt de Hoge Raad nog op dat als in een verordening wordt verwezen naar NEN-normen, deze normen voldoende kenbaar moeten zijn. Daaraan is voldaan door terinzagelegging en het desgevraagd verstrekken van papieren afschriften van die normen.

NTFR 2015/1926 - Voortvarende behandeling vereist niet de meest efficiënte aanpak

ECLI:NL:HR:2015:1517, datum uitspraak 12-06-2015, publicatiedatum 12-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
In het kader van het project Bank Zonder Naam is aan belanghebbende met toepassing van de verlengde navorderingstermijn een navorderingsaanslag IB 2001 opgelegd. Hof Amsterdam 3 juli 2014, nr. 12/00859, heeft de navorderingsaanslag vernietigd omdat de vereiste voortvarendheid niet is betracht. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak onder verwijzing naar zijn arrest HR 1 mei 2015, nr. 14/02874 (NTFR 2015/1751). Daarin is beslist dat een voortvarende behandeling niet de meest efficiënte aanpak vereist. Verwijzing volgt voor een beoordeling van de andere geschilpunten. Daarbij merkt de Hoge Raad op dat het hof de mondelinge behandeling had beperkt tot het geschil over de vereiste voortvarendheid. Na verwijzing staat het belanghebbende daarom vrij om de hoogte van de navorderingsaanslag te betwisten. Daartoe mogen ook gegevens van de verzwegen bankrekeningen worden overgelegd.

NTFR 2015/1927 - Navorderingsaanslagen Bank Zonder Naam voldoende voortvarend opgelegd

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. R.H.J. Aelen
In het kader van het project Bank Zonder Naam (BZN) zijn aan belanghebbende een navorderingaanslag IB/PVV 1995 en VB 1996 opgelegd voor verzwegen inkomen en tegoeden inzake een buitenlandse bank. Deze belastingaanslagen zijn niet opgelegd binnen vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Belanghebbende stelt dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden en verwijst naar Hof Amsterdam 3 juli 2014, nrs. 12/00799 t/m 12/00804, NTFR 2014/2158, waarin is beslist dat de Belastingdienst niet de vereiste voortvarendheid in acht heeft genomen doordat hij al eerder in redelijkheid tot het oordeel had moeten komen dat een landelijke coördinatie en een projectmatige aanpak geboden waren. Hof Arnhem-Leeuwarden wijst dit beroep van belanghebbende af. Met hetgeen de inspecteur heeft aangedragen, waaronder dat het niet onredelijk was om de identificatiewerkzaamheden onder te brengen bij een persoon en dat er niet eerder een projectleider hoefde te worden aangesteld dan wanneer vaststond dat het project doorging, heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat de Belastingdienst zijn werkzaamheden op een zodanige wijze heeft georganiseerd en ingericht dat een voortvarende behandeling voldoende gewaarborgd was. Van een onverklaarbare vertraging van meer dan zes maanden is volgens het hof niet gebleken.

NTFR 2015/1928 - Schending verdedigingsbeginsel leidt niet tot vernietiging besluit

ECLI:NL:HR:2015:1666, datum uitspraak 26-06-2015, publicatiedatum 26-06-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Aan belanghebbende is voor de invoer van tuinpaviljoens een uitnodiging tot betaling (utb) van douanerechten uitgereikt. Voorafgaand aan de uitreiking van de utb is belanghebbende niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over deze navordering van douanerechten. Hof Amsterdam (20 mei 2010, nr. 08/00209, NTFR 2010/1417) heeft geoordeeld dat gelet op het arrest Sopropé het verdedigingsbeginsel is geschonden. Het hof heeft de utb echter niet vernietigd nu belanghebbende door deze schending niet is benadeeld. De Hoge Raad had Europeesrechtelijke twijfel en heeft prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ (NTFR 2013/537). Na beantwoording van deze vragen door het HvJ (3 juli 2014, Kamino en Datema) wijst de Hoge Raad nu het eindarrest. Daarin oordeelt de Hoge Raad dat de schending van het verdedigingsbeginsel niet leidt tot een vernietiging van de utb, nu de inspecteur niet tot een ander besluit zou zijn gekomen als belanghebbende wel vooraf was gehoord. In dit geval bestond immers over de feiten geen verschil van mening en kwam aan de inspecteur geen beleidsvrijheid toe. Verder mocht het hof met toepassing van art. 6:22 Awb voorbijgaan aan de uiterst summiere motivering van de utb op het aanslagbiljet. Belanghebbende beschikte namelijk voorafgaand aan de verzending van haar bezwaarschrift al over het concept-controlerapport, zodat zij op de hoogte was van de achtergronden van de utb. Belanghebbende is dus niet benadeeld door het motiveringsgebrek.

NTFR 2015/1929 - Schending Europeesrechtelijk evenredigheidsbeginsel leidt tot vernietiging van navorderingsaanslagen KB-Lux

ECLI:NL:GHARL:2015:3293, datum uitspraak 07-05-2015, publicatiedatum 22-05-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. J. Berns
Aan erflaatster zijn ter zake van een verzwegen KB-Luxrekening in het kader van het Rekeningenproject over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV en VB opgelegd. Die aanslagen zijn door de rechtbank gehandhaafd. In hoger beroep hebben de erven meer succes. Het hof zet uiteen dat:

NTFR 2015/1931 - Strafrechter: vervolging voor onjuist doen van aangifte in strijd met ne-bis-in-idembeginsel vanwege eerdere vergrijpboetes

ECLI:NL:GHSHE:2015:481, datum uitspraak 17-02-2015, publicatiedatum 17-02-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De verdachte drijft een eenmanszaak die zich bezighoudt met de exploitatie van een binnenvaartschip. Hij heeft over de jaren 2009 en 2010, onjuiste nihil aangiften gedaan voor de omzetbelasting. Voordat de strafzaak op zitting komt worden aan belanghebbende naheffingsaanslagen OB opgelegd inclusief boeten voor het niet (tijdig) betalen van omzetbelasting (art. 67f AWR). De aanslagen en de boeten worden over 2009 en 2010 echter vernietigd. Voorts geldt dat de aanslag over 2010 abusievelijk dat jaar vermeldt, maar betrekking heeft op het jaar 2011.

NTFR 2015/1932 - Vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig tot stand gekomen I

ECLI:NL:RBGEL:2015:3158, datum uitspraak 19-05-2015, publicatiedatum 19-05-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. R. Marchal
Belanghebbende heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst. In geschil is of de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen. Belanghebbende heeft gesteld dat sprake is van ongeoorloofde druk of dwaling, zodat hij niet aan de overeenkomst gebonden is. Voorts beroept hij zich op een latere overeenkomst met gunstiger voorwaarden tussen de Belastingdienst en hun toenmalig adviseur.

NTFR 2015/1933 - Inspecteur maakt het bestaan van een stash bij coffeeshop niet aannemelijk; informatiebeschikking ten onrechte genomen

ECLI:NL:RBNNE:2015:1498, datum uitspraak 26-03-2015, publicatiedatum 30-04-2015
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende exploiteerde een coffeeshop. De inspecteur verwerpt bij informatiebeschikking de administratie omdat hij van mening is dat niet is voldaan aan de administratieplicht. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende hieraan wel heeft voldaan. De rechtbank acht door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van negatieve kassen. De rechtbank overweegt verder dat de met Tipp-Ex weggelakte bedragen niet een gebrek zijn in de administratie, maar dat aannemelijk is dat sprake is geweest van het herstellen van een vergissing. De door de inspecteur gestelde aanwezigheid van een stash, waarin de softdrugs zelf worden versneden en verpakt, om reden dat veel coffeeshops hierover beschikken, en dit ook blijkt uit informatie op internet en algemene ervaringsregels, acht de rechtbank, tegenover de gemotiveerde weerspreking van belanghebbende, en omdat aanvullend specifiek bewijs betreffende de coffeeshop van belanghebbende ontbreekt, evenmin aannemelijk gemaakt. Uit de geconstateerde – afwijkende – brutowinstpercentages volgt, niet (zonder meer), dat de administratieplicht is geschonden en dit geldt ook voor de vermogensvergelijkingen, nu belanghebbende gemotiveerd heeft gesteld dat de vergelijkingen niet volledig waren.

NTFR 2015/1934 - Wijziging Leidraad invordering 2008

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. De Leidraad invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met een nadere uitleg van het saneringsbeleid voor ondernemers, in verband met gewezen jurisprudentie en vanwege een aantal benodigde technische aanpassingen.

NTFR 2015/1936 - Brief Nederlandse inzet belastingen en ontwikkelingslanden

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Financiën informeren gezamenlijk de Tweede Kamer over hun inzet op belastingen met betrekking tot ontwikkelingslanden. Aan de orde komen onderwerpen als de technische assistentie aan verschillende ontwikkelingslanden ter versterking van de capaciteit van hun belastingdienst, de herziening van belastingverdragen met ontwikkelingslanden, de voortgang bij (publieke) country by country-rapportage en de documentatieverplichtingen bij verrekenprijzen, de rol van de Nederlandse belastingdienst bij het helpen van andere landen om verdragsmisbruik te constateren en de belastingvrijstelling voor overheid-naar-overheidhulp. De brief is vooral beschrijvend van aard. Wel streeft Nederland naar het geleidelijk opgeven van de belastingvrijstellingen op overheid-naar-overheidhulp.

NTFR 2015/1937 - Actieplan Europese Commissie voor betere vennootschapsbelasting in EU

Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2015
De Europese Commissie heeft een actieprogramma bekendgemaakt voor een grondige hervorming van de vennootschapsbelasting in de EU. Het actieplan bestaat uit een aantal initiatieven die een einde moeten maken aan belastingontwijking, de duurzaamheid van de inkomsten moeten garanderen en de interne markt moeten versterken voor het bedrijfsleven. De kern van het plan wordt gevormd door een strategie om de onderhandelingen over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) weer vlot te trekken en een kader dat waarborgt dat belasting daadwerkelijk daar wordt geheven waar de winsten worden gemaakt. De EC is begonnen aan de voorbereiding van een nieuw voorstel voor de stapsgewijze invoering van een (verplichte) CCCTB. Dit zal lidstaten in staat stellen veel sneller vooruitgang te boeken bij het invoeren van een gemeenschappelijke heffingsgrondslag. In dit kader worden ook maatregelen voorgesteld om mazen in de wetgeving te dichten, het prijsverrekeningssysteem te verbeteren en preferentiële fiscale regelingen aan striktere regels te onderwerpen. Consolidering komt dan pas in tweede instantie aan de orde. De Europese Commissie zal het nieuwe voorstel zo vroeg mogelijk in 2016 presenteren.