NTFR 2017/314 - Laat de EU zich overtroeven?

NTFR 2017/314 - Laat de EU zich overtroeven?

pdRC
prof. dr. R.P.C. CornelisseProf.dr. R.P.C. Cornelisse is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (ACTL), alsmede aan Loyens & Loeff N.V.
Bijgewerkt tot 7 februari 2017

Handelsoorlogen zijn van alle tijden. Zo beschrijft Lisa Jardine in haar boek ‘Going Dutch’ de invoering in augustus 1687 door de toenmalige Lodewijk de Veertiende (de Zonnekoning) van een maatregel waarbij de import van Nederlandse haring in Frankrijk weliswaar werd toegestaan maar dan wel onder de voorwaarde dat werd aangetoond dat de haring was gepekeld met Frans zout.1 Inmiddels smeult al enige tijd onder de oppervlakte een handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en de EU die af en toe zichtbaar oplaait, in de vorm van de door de Europese Commissie genomen (inleidende) beschikkingen betreffende vermeende staatssteun verleend door Nederland (Starbucks), Luxemburg (McDonald’s) en Ierland (Apple). Naar verwachting breekt, ondiplomatiek gezegd, pas echt de pleuris uit zodra HvJ met betrekking tot een of meer van deze multinationals het oordeel uitspreekt dat daadwerkelijk sprake is (geweest) van verboden staatssteun. Naar mijn stellige overtuiging is met betrekking tot de hiervoor genoemde situaties inderdaad sprake van staatssteun maar niet van verboden staatssteun vanuit EU-perspectief maar van staatssteun verleend door de Verenigde Staten. Het is dan ook mijns inziens niet zo dat de hiervoor genoemde landen steun hebben verleend ten koste van andere lidstaten van de EU maar de Verenigde Staten hebben steun verleend, ten laste van haar eigen schatkist, ten koste van de EU. Deze door de Verenigde Staten verleende steun heeft mede ertoe kunnen bijdragen dat Starbucks, McDonald’s en Apple makkelijker konden en kunnen concurreren op de Europese markt met concerns die in Europa hun wortels hebben.2 Met deze constatering is de handelspolitieke dimensie van de door de Europese Commissie ingestelde onderzoeken en de naar aanleiding van deze onderzoeken genomen beschikkingen ten aanzien van Starbucks, McDonald’s en Apple een gegeven.

Gelet op de achtergrond van de zojuist aangetreden president van de Verenigde Staten, zijnde een multinationaal opererende ondernemer, zijn afkeer van een al te bemoeizuchtige overheid, het warme hart dat hij het Amerikaanse bedrijfsleven toedraagt en zijn credo ‘America First’ ligt het niet voor de hand dat hij lijdzaam toekijkt terwijl een aantal Amerikaanse multinationals ter zake van een periode van tien jaar forse belastingbedragen in Europese schatkisten laat verdwijnen terwijl deze bedragen – als gevolg van het door de Verenigde Staten toegepaste verrekeningsstelsel – de latente Amerikaanse belastingclaim op het stuwmeer aan winsten ter grootte van tientallen zo niet honderden miljarden in rook doet opgaan. Het ligt niet voor de hand dat hij zo ver zal gaan dat hij de US Marines opdracht geeft Brussel in te nemen maar het is onwaarschijnlijk dat hij het zover laat komen dat deze multinationals daadwerkelijk gaan betalen. Hij zal op zoek gaan naar zogenoemde ‘pressure points’. Anders gezegd: het toepassen van druk op zaken of aangelegenheden die bij de Europese Unie pijn veroorzaken. Hoe comfortabel gaan wij ons in Europa voelen indien hij een zodanige innige relatie met Poetin krijgt dat de Oost-Europese lidstaten van de EU het Spaans benauwd krijgen? En hoe gaat Duitsland zich opstellen indien hij in het bijzonder het Duitse bedrijfsleven op de korrel neemt? Naar mijn mening ontstaat er door het aantreden van Trump een wezenlijke andere dynamiek in de relatie van de EU met de Verenigde Staten waarin, gelet op de hiervoor geschetste achtergrond en denkbeelden van Trump, handel een zeer wezenlijk onderdeel uitmaakt van die relatie zoals hij die percipieert.

Maar wellicht is de geest al te zeer uit de fles en is een evenwichtige discours tussen de EU en de Verenigde Staten die kan voorkomen dat de smeulende veenbrand overgaat in een heuse handelsoorlog (voorlopig) uit beeld geraakt. Echter, vanuit EU-perspectief is er niet alleen onzekerheid over de toekomstige (handels)relatie met de Verenigde Staten maar ook over de toekomstige (handels)relatie met het Verenigd Koninkrijk. Het doet de EU natuurlijk geen goed indien een belangrijke handelsnatie als het Verenigd Koninkrijk meent er goed aan te doen de EU te verlaten en zijn relatie met de EU anders in te willen richten. De vrees is uiteraard – eendachtig het spreekwoord indien een schaap over de dam is, volgen er meer – of dit de opmaat zal zijn voor een verdere verschrompeling van de EU als gevolg van het uittreden van nog meer lidstaten. Gevreesd moet worden dat Europa zich dan onvoldoende goed kan meten met de twee bestaande, zich assertief gedragende, grote wereldeconomieën (Verenigde Staten en China), een opkomende economie als India, en een outsider als Rusland, zodat de rol van Europa in de wereld in toenemende mate, en dan niet alleen in economisch opzicht, marginaliseert.

Laten wij ons in Europa overtroeven of staan er voldoende politici op die in staat zijn een zodanig verhaal te verkondigen dat de gemiddelde burger weer bereid is te aanvaarden dat een verdere eenwording van Europa misschien niet altijd leuk is maar wel bittere noodzaak vormt? En dan zulks onder het motto; eendracht maakt sterk.