Inhoudingsvrijstelling van toepassing wanneer geen recht op verdragsvoordelen voor het dividend?
Inhoudingsvrijstelling van toepassing wanneer geen recht op verdragsvoordelen voor het dividend?
Gegevens
- Kenmerk
- KG:024:2025:4
- Publicatiedatum
- 13 mei 2025
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
Een in Nederland gevestigde besloten vennootschap (hierna: BV) keert een dividend uit aan X Ltd. X Ltd. is gevestigd in een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten. BV maakt het dividend over naar een bankrekening die X Ltd. aanhoudt bij een bank buiten de staat waar X Ltd. gevestigd is. Het dividend wordt dus niet daadwerkelijk naar het territoir van de vestigingsstaat van X Ltd. overgemaakt en als gevolg daarvan niet in de vestigingsstaat van X Ltd. aan de belastingheffing onderworpen.
Het toepasselijke verdrag ter voorkoming van dubbele belasting bevat een regeling voor dividenden als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965). Uit de zogenoemde remittance base bepaling in het toepasselijke verdrag volgt echter dat voor de toepassing van het verdrag voor de dividenduitkering geen recht bestaat op een vermindering van belasting (hierna: verdragsvoordelen). Aan alle overige eisen voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 is voldaan.
Vraag
Is de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 van toepassing indien de opbrengstgerechtigde is gevestigd in een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden, maar voor het betreffende dividend geen recht bestaat op verdragsvoordelen?
Antwoord
Ja, de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 is van toepassing indien de opbrengstgerechtigde is gevestigd in een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor dividenden. Het maakt hierbij niet uit of ten aanzien van het dividend recht bestaat op verdragsvoordelen.
Beschouwing
Wettekst
In artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 is de inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting in grensoverschrijdende situaties opgenomen. Voor de toepassing van deze vrijstelling geldt (voor zover relevant) de voorwaarde dat:
"a.de opbrengstgerechtigde een lichaam is dat volgens de fiscale wetgeving van:
(…)
2°.een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten (…) dat (…) voorziet in een regeling voor dividenden, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, aldaar is gevestigd"
De wettekst vereist niet dat op basis van het verdrag voor het betreffende dividend recht bestaat op verdragsvoordelen. Een verdragsvoordeel kan in deze situaties niet altijd geldend worden gemaakt omdat bijvoorbeeld niet wordt voldaan aan het bezitspercentage voor deelnemingsdividenden, de vereisten in een ‘limitation on benefits’ bepaling of een remittance base bepaling.