Boekhoudkundige verwerking bij inkoop van eigen aandelen
Boekhoudkundige verwerking bij inkoop van eigen aandelen
Gegevens
- Kenmerk
- KG:024:2025:8
- Publicatiedatum
- 10 oktober 2025
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
X NV heeft aandelen ingekocht. De aandelen zijn niet ter tijdelijke belegging ingekocht. De inkoopsom is in de jaarrekening ten laste van de agioreserve gebracht.
Vraag
Speelt bij de inkoop van eigen aandelen, de boekhoudkundige verwerking zoals toegepast in HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3228, nog een rol bij de beoordeling of sprake is van een belastbare opbrengst voor de dividendbelasting?
Antwoord
Nee. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) behoort tot de opbrengst hetgeen ter gelegenheid van inkoop van aandelen, anders dan ter tijdelijke belegging, wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal.
Sinds 1 januari 2001 speelt daarbij de boekhoudkundige verwerking van de inkoop geen rol meer.
Beschouwing
Wettelijk kader en basisconceptie
Dividendbelasting wordt ingevolge artikel 1 Wet DB 1965 geheven over de opbrengst van aandelen, winstbewijzen kapitaalverstrekkingen en geldleningen. Artikel 3 Wet DB 1965 geeft nadere invulling aan het opbrengstbegrip, maar bevat geen algemene definitie daarvan. Voor de invulling van dit begrip wordt aansluiting gezocht bij de parlementaire behandeling en jurisprudentie.
De zogenoemde basisconceptie vormt daarbij het uitgangspunt. De basisconceptie volgt uit onderstaande passage uit de parlementaire stukken bij de behandeling van de Wet inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Zie Kamerstukken II 1958/59, 5380, nr. 3, p.18:
“Het is de gedachte dat voor de totaliteit van aandeelhouders uiteindelijk als inkomen wordt beschouwd het totaal van de door een naamloze vennootschap vanaf de oprichting tot aan de liquidatie behaalde winst.”
Hoewel de basisconceptie voor de Wet IB 1964 is ontwikkeld, geldt zij ook voor de toepassing van de Wet DB 1965.
Wat vervolgens voor de aandeelhouder(s) als inkomen moet worden beschouwd, komt naar voren in HR 18 februari 1959, ECLI:NL:HR:1959:AY0777:
“(…) kenmerk van een als opbrengst van een aandeel in aanmerking komende uitkering in het algemeen is, dat daaraan ten grondslag ligt een vermogensverschuiving van de vennootschap naar den aandeelhouder als gevolg waarvan aan het vermogen van de vennootschap enig geldbedrag of andere waarde, gedekt door de daarin aanwezige winst, ten gunste van den aandeelhouder wordt onttrokken (…)”
Hieronder wordt bijvoorbeeld de uitkering van winst verstaan.