Brutering bij inkoop van eigen aandelen via de beurs
Brutering bij inkoop van eigen aandelen via de beurs
Gegevens
- Kenmerk
- KG:024:2025:9
- Publicatiedatum
- 10 oktober 2025
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
X NV heeft aandelen op de beurs ingekocht van onbekende aandeelhouders. De aandelen zijn niet ter tijdelijke belegging ingekocht. X NV voldoet daarnaast niet aan de voorwaarden van artikel 4c Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965), zodat dividendbelasting verschuldigd is over de opbrengst ter zake van de inkopen.
Vraag
Is brutering van dividendbelasting als bedoeld in artikel 6, eerste lid Wet DB 1965 van toepassing bij de inkoop van aandelen via de beurs van onbekende aandeelhouders?
Antwoord
Ja, bij inkoop van aandelen via de beurs van onbekende aandeelhouders dient brutering van de dividendbelasting als bedoeld in artikel 6, eerste lid Wet DB 1965 te worden toegepast. Het is niet vereist dat de aandeelhouder zich bewust is dat de inhoudingsplichtige hem bevoordeelt door het voor zijn rekening nemen van de dividendbelasting. Het is evenmin relevant dat de inhoudingsplichtige de dividendbelasting niet kan verhalen omdat de aandeelhouder onbekend is.
Beschouwing
Wettekst en uitlatingen Staatssecretaris van Financiën
De inkoop van aandelen is expliciet benoemd als opbrengst in artikel 3, eerste lid, sub a Wet DB 1965:
“Tot de opbrengst behoren onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst, onder welke naam of in welke vorm ook gedaan daaronder begrepen hetgeen ter gelegenheid van inkoop van aandelen, anders dan ter tijdelijke belegging, wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal”.
De inhoudingsplichtige is derhalve verplicht over het verschil tussen de inkoopprijs van de ingekochte aandelen en het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal dividendbelasting in te houden, tenzij de aandelen ter tijdelijke belegging zijn ingekocht dan wel de vrijstelling van artikel 4c Wet DB 1965 van toepassing is. Van beide uitzonderingssituaties is in deze casus geen sprake.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij inkopen via de beurs van onbekende aandeelhouders toegelicht dat brutering van de dividendbelasting dient plaats te vinden, zie de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2023, vergaderjaar 2023–2024, 36 410, nr. 77.
“De verkopende partij verkoopt zijn aandelen op de beurs, niet wetende dat dit aan de beursvennootschap zelf is. De verkopende aandeelhouder weet dus niet dat er ter zake van de transactie dividendbelasting is ingehouden en zal de dividendbelasting dus ook niet kunnen verrekenen dan wel kunnen verzoeken om een teruggave. Daarnaast zal hij de verkoopprijs van € 18.500 niet accepteren, omdat hij zijn aandelen aan een willekeurige derde voor € 20.000 kan verkopen. Met andere woorden, als de prijs niet marktconform is zou de inkoop niet kunnen plaatsvinden. Dit heeft tot gevolg dat de beursvennootschap de (netto)prijs van € 20.000 moet bieden en de dividendbelasting voor zijn eigen rekening moet nemen. De dividendbelasting wordt in dat geval als volgt berekend («brutering»): 10.000 x 100/(100–15) * 15% = € 1.765. Voor toepassing van de dividendbelasting is de veronderstelde («bruto»-)inkoopprijs dan € 21.765, het dividenddeel € 11.765, en de dividendbelasting 15% van het dividenddeel: € 1.765. Deze problematiek is eigen aan de inkoop van aandelen van beursvennootschappen en speelt geen rol bij andere vennootschappen. Bij de inkoop van aandelen door vennootschappen waarvan de aandeelhouder wel bekend is (niet-beursgenoteerde vennootschappen), kan wel dividendbelasting worden ingehouden.
In dat geval komt de dividendbelasting over de inkoop van aandelen ten laste van de aandeelhouder en kan die aandeelhouder, in beginsel die dividendbelasting verrekenen (in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting). De dividendbelasting fungeert in dit geval als voorheffing.”
Ook in onderdeel 7.1. van het Besluit van 29 november 2022, nr. 2022-25322, Stcrt. 2022, 32364 bevestigt de Staatssecretaris van Financiën dat brutering van de dividendbelasting ter zake van de inkoop van aandelen via de beurs dient plaats te vinden.
Kortom, omdat de aandeelhouder onbekend is én de inhoudingsplichtige wil dat er een transactie op de beurs tot stand komt, is de inhoudingsplichtige de facto gedwongen om te zorgen dat de verkopende aandeelhouder een (netto) prijs wordt geboden die overeenkomt met de beurskoers. De inhoudingsplichtige neemt dan ook de beslissing om de dividendbelasting voor eigen rekening te nemen en niet te verhalen op de aandeelhouders. Daarom moet op grond van artikel 6, eerste lid Wet DB 1965 de opbrengst terzake van de inkoop gebruteerd worden.
In de literatuur (Zie o.a. Prof. Mr. O.C.R. Marres- Fed, fiscale studieserie, paragraaf 3.6.2 en paragraaf 15) komen voor de toepassing van de brutering bij inkopen via de beurs de volgende vragen op:
Is het vereist dat de aandeelhouder zich bewust is dat de inhoudingsplichtige hem bevoordeelt omdat laatstgenoemde de dividendbelasting voor zijn rekening neemt? en
Is het daarbij relevant dat de inhoudingsplichtige de dividendbelasting niet kan verhalen omdat de aandeelhouder onbekend is?