Home

30%-regeling, overgangsregelingen, vergoeding genoten

30%-regeling, overgangsregelingen, vergoeding genoten

Gegevens

Kenmerk
KG:041:2024:11
Publicatiedatum
17 april 2024
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Met ingang van 1 januari 2024 en 1 januari 2025 gelden er wijzigingen ten aanzien van de 30%-regeling. Het betreft per 1 januari 2024: de aftopping en de versobering (artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964)) en per 1 januari 2025: de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht (artikel 2.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna Wet IB 2001)).

Bij de genoemde wijzigingen behoren overgangsregelingen. Deze zijn opgenomen in artikel XIII van het Belastingplan 2023 (aftopping), artikel XXXVIIA (versobering) en artikel XIIA (afschaffing partiële buitenlandse belastingplicht) van het Belastingplan 2024.

Om in aanmerking te komen voor de verschillende overgangsregelingen is relevant dat in een bepaalde periode een vergoeding is genoten waarop artikel 31a Wet LB 1964 van toepassing was.

De teksten van de verschillende regelingen zijn niet volledig gelijkluidend.

Vragen

  1. Wat wordt verstaan onder het ‘genieten van een vergoeding waarop artikel 31a, achtste lid, Wet LB 1964 van toepassing was’?

  2. In welke periode dient de betreffende vergoeding te zijn genoten om in aanmerking te komen voor de overgangsregeling ten aanzien van:

    1. De aftopping van de 30%-regeling.

    2. De versobering van de 30%-regeling.

    3. De afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht.

Antwoord

  1. Onder het ‘genieten van een vergoeding waarop artikel 31a, achtste lid, Wet LB 1964 van toepassing was’ wordt in het kader van de overgangsregelingen verstaan: het toepassen van de 30%-regeling.

  2. Om in aanmerking te komen voor de overgangsregelingen dient de 30% regeling te zijn toegepast:

    1. bij de aftopping: in het loontijdvak dat eindigde op 31 december 2022.

    2. bij de versobering: uiterlijk in het loontijdvak dat eindigde op 31 december 2023.

    3. bij de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht: in het loontijdvak dat eindigde op 31 december 2023.

Beschouwing vraag 1

Het genieten van de vergoeding

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2022/23, 36202, nr. 3 ) bij de aftopping is het volgende opgenomen:

"Er wordt een overgangsregeling voorgesteld op basis waarvan voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt dat de aftopping van de 30%- regeling pas toepassing vindt vanaf 1 januari 2026. Voor deze groep ingekomen werknemers geldt dat bij aanvang van toepassing van de 30%-regeling nog niet definitief vaststond dat het binnen de regeling maximaal in aanmerking te nemen bedrag vanaf 1 januari 2024 zou worden afgetopt."

En:

"Op basis van deze overgangsbepaling geldt voor een ingekomen werknemer met een 30%-beschikking waarbij de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, dat artikel 31a, achtste lid, tweede, derde en vierde zin, Wet LB 1964 buiten toepassing blijft tot en met uiterlijk 31 december 2025."

Hieruit kan volgens de kennisgroep worden afgeleid dat onder het ‘genieten van een vergoeding waarop artikel 31a, achtste lid, Wet LB 1964 van toepassing was’ moet worden verstaan: in het relevante tijdvak dient de 30%-regeling te zijn toegepast. Indien in het betreffende tijdvak de werkelijke extraterritoriale kosten vergoed zijn (artikel 31a, eerste lid, onderdeel e, Wet LB 1964), is niet aan de voorwaarden voor de overgangsregeling voldaan.

Omdat de overgangsregelingen behorende bij de versobering en de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht op dit punt (genieten van de vergoeding) woordelijk gelijk zijn, is de kennisgroep van mening dat deze uitleg ook geldt voor deze overgangsregelingen.

Beschouwing vraag 2

De aftopping

De versobering

De afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht