Home

Toeslagenwet

Geldig van 1 juli 1998 tot 1 augustus 1998
Geldig van 1 juli 1998 tot 1 augustus 1998

Toeslagenwet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-1998 tot 01-08-1998]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen inzake het verlenen van toeslagen tot het relevante sociaal minimum aan uitkeringsgerechtigden op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. a.

    Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  2. b.

    College van toezicht sociale verzekeringen: het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

  3. c.

    Landelijk instituut sociale verzekeringen: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

  4. d.

    uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

  5. e.

    Toeslagenfonds: het fonds, bedoeld in artikel 31;

  6. f.

    loondervingsuitkering: een uitkering krachtens de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, alsmede een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;

  7. g.

    toeslag: een op een loondervingsuitkering te verlenen toeslag ingevolge deze wet;

  8. h.

    minimumloon:

    1. 1°.

      voor de persoon, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657), gedeeld door 21,75, en

    2. 2°.

      voor de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verbinding met artikel 8, derde lid, van die wet, gedeeld door 21,75.

  9. i.

    sector: de sector bedoeld in artikel 51 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

  10. Abusievelijk

    [Red: is door Stb. 1998/203 een tweede onderdeel i toegevoegd.] i. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet.

2.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

  1. echtgenoot: geregistreerde partner;

  2. echtgenoten: geregistreerde partners;

  3. gehuwd: als partner geregistreerd;

  4. gehuwde: als partner geregistreerde.

3.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

  1. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

  2. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4.

Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

5.

Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

  1. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;

  2. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

  3. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

  4. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.

6.

Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.

7.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid.

Artikel 1a

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag ingevolge deze wet dient te worden gegeven. Deze algemene maatregel van bestuur vervalt op 1 januari 2000.

Hoofdstuk II. De toeslag

§ 1. De voorwaarden voor het recht op toeslag

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4 [Vervallen per 01-03-1996]

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

§ 2. De hoogte van de toeslag

Artikel 8

Artikel 9

§ 3. De vakantie-uitkering

Artikel 10

§ 4. Het geldend maken van het recht op toeslag

Artikel 11

Artikel 11a

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14a

Artikel 14b

Artikel 14c

Artikel 14d

Artikel 14e

Artikel 14f

Artikel 14g

§ 5. De betaling van de toeslag

Artikel 15

Artikel 15a

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20a

Artikel 20b

Artikel 21 [Vervallen per 01-08-1996]

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23a

Artikel 24 [Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 25

Hoofdstuk III. Financiering

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28 [Vervallen per 01-01-1995]

Hoofdstuk IV. De uitvoeringsinstanties

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 33 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 34 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 35 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 36 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 37 [Vervallen per 01-01-1995]

Hoofdstuk V. Bezwaar en beroep in cassatie

Artikel 38

Artikel 39

Hoofdstuk VI. Strafbepalingen

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 43a

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Artikel 44 [Vervallen per 01-01-1995]

Artikel 45

Artikel 46