In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- b.
College van toezicht sociale verzekeringen: het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
- c.
Landelijk instituut sociale verzekeringen: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
- d.
uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
- e.
Toeslagenfonds: het fonds, bedoeld in artikel 31;
- f.
loondervingsuitkering: een uitkering krachtens de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, alsmede een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
- g.
toeslag: een op een loondervingsuitkering te verlenen toeslag ingevolge deze wet;
- h.
minimumloon:
- 1°.
voor de persoon, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657), gedeeld door 21,75, en
- 2°.
voor de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verbinding met artikel 8, derde lid, van die wet, gedeeld door 21,75.
- 1°.
- i.
sector: de sector bedoeld in artikel 51 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
- Abusievelijk
[Red: is door Stb. 1998/203 een tweede onderdeel i toegevoegd.] i. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet.