Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 5.14, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de verklaringen als genoemd in artikel 5.14, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor projecten welke gelegen zijn in ontwikkelingslanden en daarmee gelijk te stellen gebieden.
Regeling groenprojecten buitenland 2002
Regeling groenprojecten buitenland 2002
Opschrift
Aanhef
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
project:
een niet binnen het Koninkrijk der Nederlanden gelegen technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van activa;
bestaand project:
een project dat een jaar voor de dag waarop de aanvraag tot afgifte van een verklaring wordt ingediend reeds bestaat, dan wel een project waarvoor een jaar voor die dag reeds een begin met de uitvoering der fysieke werkzaamheden is gemaakt;
projectbeheerder:
degene voor wiens rekening en risico het project wordt ontwikkeld en in stand wordt gehouden;
projectvermogen:
het vermogen dat nodig is voor de financiering van vaste activa en de landgebruiksrechten die noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan de uitvoering van een project. Het projectvermogen wordt voor een project van een projecttype dat is opgenomen in de publicatie: Normgetallen Groen Beleggen Buitenland (Publicatiereeks Groen Beleggen Buitenland 1), gelijk gesteld aan het in die publicatie genoemde bedrag;
verklaring:
schriftelijk besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat als bedoeld in artikel 5.14, derde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarin wordt verklaard dat een project in het belang is van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos;
accountantsverklaring:
verklaring afgegeven door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent;
Joint-implementationproject:
een project als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de United Nations Framework Convention on Climate Change, als bevestigd in het Kyoto protocol van de United Nations Framework Convention on Climate Change;
de ministers:
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Financiën en na overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Artikel 2
Een verklaring kan, met uitzondering van verklaringen ten behoeve van Joint-implementationprojecten, slechts worden afgegeven ten behoeve van projecten die gelegen zijn in een land dat geen lid is van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en waarvan de welvaart en ontwikkeling een zodanig niveau heeft dat naar het oordeel van de ministers het land niet in staat wordt geacht het project, in relatie tot het projectrendement, en de projectkosten, met eigen middelen te realiseren.
Artikel 3
Een verklaring kan slechts worden afgegeven voor projecten die naar het oordeel van de ministers:
in hoge mate in het belang zijn van het milieu, waaronder begrepen natuur en bos;
nog niet gangbaar zijn in het desbetreffende land of in de desbetreffende regio van het land;
geen zwaarwegende negatieve effecten hebben op het milieu, waaronder begrepen grondstofgebruik en natuur, in de desbetreffende regio of elders;
redelijkerwijs uit de beste technische mogelijkheden bestaan of de optimale deugdelijkheid en duurzaamheid bezitten;
in overeenstemming zijn met het Nederlandse internationale milieubeleid.