Omzetbelasting, vrijstelling; verstrekken van onderwijs en de nauw daarmee samenhangende leveringen en diensten
Omzetbelasting, vrijstelling; verstrekken van onderwijs en de nauw daarmee samenhangende leveringen en diensten
Besluit CPP2006/2506M
Opschrift
1. Inleiding
De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de wet) geldt voor het verstrekken van bepaalde vormen van onderwijs. De nauw met het vrijgestelde onderwijs samenhangende leveringen en diensten zijn ook vrijgesteld. In dit besluit komen de reikwijdte van de onderwijsvrijstelling en de op dit terrein ingenomen beleidsmatige standpunten aan de orde.
2. Juridisch kader
De vrijstelling geldt in de eerste plaats voor het wettelijk geregelde onderwijs (zie artikel 11, eerste lid, onderdeel o, 1°, van de wet).
Verder zijn bij algemene maatregel van bestuur de volgende categorieën onderwijs en nauw daarmee samenhangende diensten als vrijgesteld onderwijs aangewezen (zie artikel 11, eerste lid, onderdeel o, 2°, van de wet en artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968):
beroepsopleidingen;
algemeen vormend onderwijs dat is ontleend aan het uit de openbare kassen bekostigde onderwijs dat is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, 1°, van wet;
onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming, aan personen jonger dan 21 jaar;
bijlessen en tentamen- of examentrainingen die worden verstrekt in het kader van het in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet bedoelde onderwijs;
het afnemen van examens ter afsluiting van het in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet bedoelde onderwijs, ook als dat geschiedt door een ander dan de ondernemer die voor het betrokken examen heeft opgeleid.
De bepalingen in de wet en het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (het uitvoeringsbesluit) zijn gebaseerd op artikel 13A, eerste lid, onder i en j, en tweede lid, van de Zesde BTW-richtlijn (de richtlijn).