Home

Wet bankenbelasting

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Wet bankenbelasting

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in aanvulling op andere maatregelen ter versterking van de financiële stabiliteit in Nederland te voorzien in een bankenbelasting;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Onder de naam bankenbelasting wordt een belasting geheven van de in paragraaf 2 vermelde belastingplichtigen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de enkelvoudige jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of van een naar aard en strekking vergelijkbare enkelvoudige jaarrekening volgens het recht van een andere staat;

  2. bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  3. bijkantoor: bijkantoor als bedoeld in onderdeel a van de definitie van bijkantoor in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  4. deposito: deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een naar aard en strekking vergelijkbaar deposito volgens het recht van een andere staat;

  5. depositogarantiestelsel: stelsel als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  6. geconsolideerde balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of in artikel 4 van de IAS-verordening, dan wel van een naar aard en strekking vergelijkbare geconsolideerde jaarrekening volgens het recht van een andere staat;

  7. IAS-verordening: Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG 2002, L 243);

  8. lidstaat: lidstaat als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  9. Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

  10. toetsingsvermogen: vermogen dat wordt berekend overeenkomstig de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, bedoeld in artikel 3:57, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, of naar aard en strekking vergelijkbare regels volgens het recht van een andere staat;

  11. variabele beloning: beloningsbestanddeel waarvan de toekenning afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden;

  12. vaste beloning: beloningsbestanddeel dat niet kan worden aangemerkt als variabele beloning;

  13. verzekeraar: verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  14. zetel: zetel als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

§ 2. Belastingplicht

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

§ 3. Belastbare grondslag

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

§ 4. Tarief

Artikel 10

§ 5. Wijze van heffing

Artikel 11

§ 6. Indexatie

Artikel 12

§ 7. Overige bepalingen

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14bis

Artikel 14a

Artikel 15

Artikel 16