Regeling mandaat, volmacht en machtiging internationale taken Sociale verzekeringsbank
Regeling mandaat, volmacht en machtiging internationale taken Sociale verzekeringsbank
Opschrift
Aanhef
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 34a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
internationale regeling: een tussen Nederland en een of meer andere Staten tot stand gekomen coördinatieverdrag dan wel een verdrag als bedoeld in de artikelen 8a, vijfde lid, en 9a, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet en 32a, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet of een verordening van de Europese Economische Gemeenschap, de Europese Gemeenschap dan wel de Europese Unie inzake sociale zekerheid;
machtiging: de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
mandaat: bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen;
minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen;
volmacht: de bevoegdheid om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Artikel 2. Mandaat, volmacht en machtiging
Indien en voor zover een internationale regeling daartoe de bevoegdheid toewijst aan de minister als bevoegde autoriteit, wordt daarvan aan de SVB:
machtiging en volmacht verleend om in overleg met de bevoegde buitenlandse autoriteiten, instanties of organen overeenkomsten af te sluiten betreffende de toepasselijke wetgeving in bijzondere gevallen;
machtiging en volmacht verleend om de overige uitvoeringstaken op individueel dossierniveau te verrichten voor zover de bevoegdheid daartoe op grond van een internationale regeling uitsluitend aan de minister toekomt;
mandaat verleend om op grond van de desbetreffende internationale regeling op het gebied van de toepasselijke wetgeving al dan niet in de vorm van een voorgeschreven modelverklaring besluiten te nemen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht;
mandaat verleend om te beschikken over bezwaarschriften die zijn gericht tegen de onder b bedoelde besluiten;
machtiging en volmacht verleend om de onder c bedoelde beschikkingen op bezwaar in naam van de minister in rechte te verdedigen en daarbij alle handelingen te verrichten die zij noodzakelijk of nuttig acht inclusief het instellen van hoger beroep en cassatie;
de bevoegdheid doorverleend om onverminderd artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen op het gebied van de toepassing van de bepalingen inzake de toepasselijke wetgeving in de internationale regelingen;
machtiging en volmacht verleend voor alle andere rechtshandelingen en andere handelingen die noodzakelijk en nuttig worden geacht voor een goede vervulling van de in dit artikel genoemde taken alsmede van de daarmee samenhangende taken op het terrein van voorlichting over en handhaving van de regels inzake de toepasselijke wetgeving.