Als bij een rechterlijke instantie in een categorie van zaken een verplichting tot elektronisch procederen geldt, wordt daartoe in een voor die rechterlijke instantie vastgesteld procesreglement een digitaal systeem voor gegevensverwerking aangewezen.
Besluit elektronisch procederen
Besluit elektronisch procederen
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 10 juli 2020, nr. 2968352; directie Wetgeving en Juridische Zaken,
Gelet op:
- a.
de artikelen 33, tweede lid, en 125, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- b.
de artikelen 30c, derde lid, 30f en 30n, achtste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat luidt voor de procedures en vorderingen voor de Hoge Raad waarvoor de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 2016, 288) in werking is getreden;
- c.
de artikelen 8:36b, tweede lid, 8:36d, eerste lid, 8:36f, eerste lid, en 8:40a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht; en
- d.
artikel 46, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 september 2020, nr. W16.20.0245/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 15 oktober 2020; nr. 3051637, directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op het langs elektronische weg procederen in het civiele recht of in het bestuursrecht bij:
de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad;
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
de Centrale Raad van Beroep;
het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 2
Artikel 3
Een op grond van artikel 2, eerste of tweede lid, aangewezen digitaal systeem voor gegevensverwerking voldoet aan de volgende eisen:
de gebruiker van het systeem wordt geïdentificeerd;
een procespartij, procesvertegenwoordiger of een bij de procedure betrokken derde die toegang verkrijgt tot het systeem anders dan via een koppeling met een ander digitaal systeem voor gegevensverwerking, wordt geauthenticeerd;
na te gaan is wie wordt beschouwd als de indiener van een bericht;
na te gaan is of een bericht is gewijzigd na het moment van verzending;
na te gaan is op welk tijdstip een bericht door een rechterlijke instantie elektronisch is ontvangen, respectievelijk door de griffie elektronisch is verzonden;
de berichten in het systeem, alsmede, indien van toepassing, het digitale dossier, zijn uitsluitend toegankelijk voor personen die daarvoor zijn geautoriseerd; en
na te gaan is wanneer zich een verstoring in het digitale systeem voordoet of heeft voorgedaan.
Toegang tot een aangewezen digitaal systeem voor gegevensverwerking via een koppeling met een ander digitaal systeem voor gegevensverwerking wordt slechts verleend als het betrouwbaarheidsniveau van dat systeem ten minste gelijkwaardig is aan het betrouwbaarheidsniveau van het aangewezen digitale systeem.