Besluit rechtsherstel box 3
Besluit rechtsherstel box 3
Besluit 2022-176296
- Versies van huidig besluit
Opschrift
Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, bevat dit besluit de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen in box 3 voor nog niet onherroepelijk vaststaande en nog niet vastgestelde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2022.
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
De bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2020 waarbij sprake is van een voordeel uit sparen en beleggen (box 3) heb ik eerder aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c AWR.1 In de zogenoemde massaalbezwaarprocedure stond de rechtsvraag centraal of de vermogensrendementsheffing in het betreffende belastingjaar, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, op regelniveau in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, zonder dat de schending van de ‘fair balance’ op het niveau van de individuele belastingplichtige wordt beoordeeld, of in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM.
Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op deze rechtsvraag.2 De Hoge Raad is van oordeel dat de met ingang van 1 januari 2017 geldende vermogensrendementsheffing in strijd is met het EVRM in het geval een belastingplichtige door dit forfaitaire stelsel wordt geconfronteerd met een heffing waarbij wordt uitgegaan van een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Onder het werkelijk behaalde rendement versta ik direct genoten inkomsten (zoals rente-, dividend- en huurinkomsten), gerealiseerde vermogensmutaties (zoals het verkoopresultaat op aandelen en onroerende zaken) en ongerealiseerde vermogensmutaties (zoals de waardeontwikkeling van aandelen en onroerende zaken).
Op 4 februari 2022 heb ik door middel van een collectieve uitspraak op bezwaar de als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften gegrond verklaard.3 Dit besluit werkt de reikwijdte en inhoud van het rechtsherstel uit en wordt gecodificeerd in wetgeving.