Wet hersteloperatie toeslagen
Wet hersteloperatie toeslagen
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe maatregelen te treffen in het kader van de hersteloperatie toeslagen en deze samen met de bestaande maatregelen onder te brengen in één wet en enige andere wetten in verband daarmee te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
berekeningsjaar: kalenderjaar waarop de toeslag betrekking heeft;
huurtoeslag: huurtoeslag als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet op de huurtoeslag;
inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
kind: eigen kind als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;
kinderopvangtoeslag: kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang;
kindgebonden budget: kindgebonden budget als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het kindgebonden budget;
ontvanger: de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990;
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
overleden aanvrager: aanvrager van een kinderopvangtoeslag die is overleden en ten aanzien van wie een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 is toegepast of ten aanzien van wie aannemelijk is dat deze zou zijn toegepast, indien diegene:
nog in leven zou zijn geweest op het moment van toepassing van de herstelmaatregel naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of
daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en is overleden voor 1 januari 2024;
overleden kind: een kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat is overleden voordat aan hem een tegemoetkoming als bedoeld in afdeling 2.2 is toegekend en van wie aannemelijk is dat aan hem die tegemoetkoming zou zijn toegekend indien:
hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming ambtshalve zou zijn toegekend;
hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming zou zijn toegekend naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of
hij daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en hij is overleden voordat de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, is verlopen;
partner: partner als bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 5 van die wet;
pleegkind: pleegkind als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet of een kind dat met een pleegkind wordt gelijkgesteld krachtens artikel 4, vierde lid, van die wet;
toeslag: kinderopvangtoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag of kindgebonden budget;
zorgtoeslag: zorgtoeslag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de zorgtoeslag.