Vennootschapsbelasting, dividendbelasting; fiscale beleggingsinstelling; toepassing artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Vennootschapsbelasting, dividendbelasting; fiscale beleggingsinstelling; toepassing artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Besluit 2024-11642
- Voorafgaande besluiten
- 2022-219522, BLKB2014/15M
- Versies van huidig besluit
Opschrift
Dit besluit bevat mijn beleid voor de beleggingsinstelling bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Gewijzigd ten opzichte van het ingetrokken besluit van 14 oktober 2022, nr. 2022-219522 (Stcrt. 2022, 28063), is het volgende.
Er is een goedkeuring opgenomen met betrekking tot de financieringslimiet en tijdelijke overschrijding door vergissing (onderdeel 2.3.).
Verduidelijkt is dat het voor de aandeelhoudersvereisten buiten aanmerking laten van de juridische eigenaar zonder enig economisch belang ook geldt voor de bestuurdersvereisten (onderdeel 3.6.2.).
Verduidelijkt is ook dat voor de goedkeuring voor door een dochtermaatschappij behaalde vervreemdingswinst op onroerend goed, het in een bepaalde situatie aanvaardbaar is om aan te sluiten bij de vervreemdingswinst volgens haar commerciële jaarrekening (onderdeel 5.1.2., laatste alinea).
Vervallen is onderdeel 6.3. over de spoedreparatie fiscale eenheid en de berekening voor uitdeling beschikbare winst. De daarin gegeven goedkeuring is intussen opgenomen in artikel 2 van het Besluit beleggingsinstellingen.
Vervallen is ook onderdeel 7.1. over de keuze om per 1 januari 2001 geen herbeleggingsreserve te vormen. Gezien het tijdsverloop en het beschrijvende karakter van dit onderdeel heeft het niet langer voldoende belang.
Tenslotte zijn ook enkele beperkte redactionele wijzigingen toegepast.
1. Inleiding
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat twee bijzondere regelingen voor beleggingsinstellingen. Deze zijn opgenomen in respectievelijk artikel 6a en artikel 28. Beide regelingen kennen verschillende vereisten en gevolgen. Artikel 6a geeft een volledige (subjectieve) vrijstelling en stelt vooral eisen op het gebied van de beleggingen. Artikel 28 biedt de mogelijkheid van een tarief van nul percent en stelt vooral eisen op het gebied van aandeelhouders en dividendpolitiek. Dit besluit bevat het beleid ten aanzien van de beleggingsinstelling die gebruik maakt van artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Wat in het besluit wordt vermeld met betrekking tot naamloze en besloten vennootschapen en de aandelen in deze vennootschappen geldt op gelijke wijze voor fondsen voor gemene rekening en bewijzen van deelgerechtigdheid in deze fondsen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Alle in dit besluit opgenomen goedkeuringen zijn gebaseerd op de ministeriële afwijkingsbevoegdheid van artikel 28, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
Wet Vpb 1969: Wet op de vennootschapsbelasting 1969
artikel 28: artikel 28 Wet Vpb 1969
Wet DB: Wet op de dividendbelasting 1965
beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28, tweede lid, Wet Vpb 1969
fbi: beleggingsinstelling
beleggingsinstelling met beursnotering of Wft-vergunning (dan wel vrijstelling daarvan): beleggingsinstelling waarvan de uitstaande aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid zijn toegelaten tot de handel op een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft, of het lichaam dan wel zijn beheerder beschikt over een vergunning op grond van de artikelen 2:65 of 2:69b van die wet of daarvan is vrijgesteld op grond van de artikelen 2:66, derde lid, of 2:69c1, derde lid, van die wet