Vennootschapsbelasting, functionele valuta
Vennootschapsbelasting, functionele valuta
Besluit 2025-8496
- Voorafgaande besluiten
- 2020-69898, 2017-1187
- Versies van huidig besluit
Opschrift
Dit besluit bevat mijn beleid voor de toepassing van de Regeling functionele valuta (RFV). Het besluit is een herziene versie van het besluit van 30 juli 2020, nr. 2020-69898 (Stcrt. 2020, 41992). Gewijzigd is het volgende. Verduidelijkt wordt dat de RFV alleen valuta toelaat die voldoen aan (kort gezegd) het door de RFV gestelde publicatievereiste (onderdeel 4.1.). Ook wordt ingegaan op samenloop met juridische fusie (onderdeel 7.1). De overige wijzigingen betreffen actualisering van verouderde verwijzingen en beogen geen inhoudelijke verandering.
1. Inleiding
De inspecteur kan op verzoek van belastingplichtige toestaan het belastbare bedrag te berekenen in een andere geldeenheid dan de euro, de zogenoemde functionele valuta (artikel 7, vijfde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, hierna: Wet Vpb 1969). De voorwaarden waaronder aan het verzoek wordt tegemoetgekomen zijn gepubliceerd in de Regeling functionele valuta (regeling van 21 augustus 1997, nr. WDB97/348M, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 16 juni 2022, nr. 2022-161075 (Stcrt. 2022, 16489), hierna: RFV). In dit besluit vermeld ik de door mij gestelde beleidskaders voor toepassing van de RFV.
2. De voorwaarde dat de werkzaamheid of internationale vertakking een functionele valuta rechtvaardigt
De RFV eist onder andere dat in het eerste jaar waarin de RFV wordt toegepast de belastingplichtige ook de commerciële jaarrekening opstelt in de betreffende andere geldeenheid en dit wordt gerechtvaardigd door de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakking van zijn groep. De inspecteur zal deze rechtvaardiging slechts marginaal toetsen. Alleen als de rechtvaardiging evident afwezig is, zal hij het standpunt innemen dat niet wordt voldaan aan de eisen die de RFV stelt op het punt van de commerciële jaarrekening.