Home

Verordening 1408/71/EEG betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen

Geldig vanaf 7 juli 2008
Geldig vanaf 7 juli 2008

Verordening 1408/71/EEG betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 07-07-2008]

Aanhef

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 51 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat de voorschriften ter coördinatie van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid behoren tot de regelingen inzake het vrije verkeer van personen, en dat deze voorschriften derhalve moeten bijdragen tot de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

Overwegende dat het vrije verkeer van personen dat een van de fundamenten van de Gemeenschap vormt, niet alleen geldt voor werknemers in het kader van het vrije verkeer van werknemers, maar ook voor zelfstandigen in het kader van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten;

Overwegende dat, gezien de belangrijke verschillen welke tussen de nationale wetgevingen met betrekking tot hun personele werkingssfeer bestaan, er de voorkeur moet aan worden gegeven uit te gaan van het beginsel dat de verordening van toepassing is op alle personen die verzekerd zijn krachtens de voor loontrekkenden en zelfstandigen getroffen regelingen inzake sociale zekerheid of uit hoofde van de uitoefening van een werkzaamheid als loontrekkende of zelfstandige;

Overwegende dat de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid moeten worden gerespecteerd en dat er enkel een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt;

Overwegende dat er in het kader van deze coördinatie moet worden gegarandeerd dat binnen de Gemeenschap alle werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staten, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden, gelijke behandeling genieten ten opzichte van de verschillende nationale wetgevingen;

Overwegende dat de coördinatievoorschriften aan de werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede aan hun rechthebbenden en nabestaanden, de handhaving van de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen moeten waarborgen;

Overwegende dat deze doeleinden met name bereikt moeten worden door het samentellen van alle tijdvakken welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de vaststelling daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën, ongeacht waar zijn binnen de Gemeenschap wonen;

Overwegende dat de werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat onderworpen moeten zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden;

Overwegende dat het aantal en de draagwijdte van de gevallen waarin een persoon, als uitzondering op de algemene regel, tegelijkertijd onderworpen is aan de wetgeving van twee Lid-Staten, zoveel mogelijk moeten worden beperkt;

Overwegende dat de gelijke behandeling van alle werknemers die op het grondgebied van een Lid-Staat werken het best gegarandeerd wordt door, als algemene regel, de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de persoon zijn beroepswerkzaamheden als loontrekkende of zelfstandige uitoefent als toepasbare wetgeving aan te wijzen;

Overwegende dat er in specifieke situaties die een ander aanknopingscriterium rechtvaardigen, van deze algemene regel kan worden afgeweken;

Overwegende dat bepaalde prestaties die worden verstrekt uit hoofde van nationale wetgevingen tegelijk onder de sociale zekerheid en de bijstand kunnen vallen wegens hun personele werkingssfeer, hun doelstellingen en hun wijze van toepassing en dat een coördinatiemethode waarin de bijzondere kenmerken van bedoelde prestaties in aanmerking worden genomen, in de verordening zou moeten worden opgenomen om de belangen van de migrerende werknemers overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag te beschermen;

Overwegende dat deze prestaties met betrekking tot personen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, uitsluitend conform de wetgeving van het land van de woonplaats van de betrokkene of van zijn gezinsleden zouden moeten worden toegekend, waar nodig met inaanmerkingneming van de tijdvakken van wonen vervuld in een andere Lid-Staat, en zonder dat er sprake is van enige discriminatie op grond van nationaliteit;

Overwegende dat er met name inzake ziekte en werkloosheid specifieke regels nodig zijn voor grensarbeiders en seizoenarbeiders, teneinde rekening te houden met hun specifieke situatie;

Overwegende dat het op het gebied van de prestaties wegens ziekte of moederschap noodzakelijk is de bescherming te garanderen van personen die in een andere dan de bevoegde Lid-Staat wonen of verblijven;

Overwegende dat de specifieke situatie van de aanvragers en de rechthebbenden van pensioenen of renten en hun gezinsleden, bepalingen inzake de ziekteverzekering noodzaakt die aan deze situatie zijn aangepast;

Overwegende dat er voor de invaliditeitsuitkeringen een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen; dat er derhalve een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de wettelijke regelingen waarbij het bedrag van de invaliditeitsuitkering niet afhangt van de duur van het verzekeringstijdvak en anderzijds de wetgevingen waarbij het bedrag afhankelijk is van deze duur;

Overwegende dat de verschillen tussen de stelsels van de Lid-Staten het opstellen van coördinatieregels noodzaakt voor gevallen waarin de invaliditeit erger wordt;

Overwegende dat er een methode voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden moet worden uitgewerkt voor de gevallen waarin de werknemer of zelfstandige onderworpen was aan de wetgeving van een of meer Lid-Staten;

Overwegende dat er een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het communautair recht gegarandeerd pensioenbedrag moet worden vastgesteld, wanneer de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van bedoelde methode;

Overwegende dat het, ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaande tegen een te strikte toepassing van de nationale clausules inzake vermindering, schorsing of intrekking, noodzakelijk is in de verordening bepalingen op te nemen op grond waarvan de toepassing van deze nationale clausules aan strenge voorwaarden wordt onderworpen;

Overwegende dat het op het gebied van de uitkeringen ingevolge arbeidsongevallen en beroepsziekten noodzakelijk is om met het oog op het garanderen van een bescherming, de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde Lid-Staat;

Overwegende dat er specifieke bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitkeringen bij overlijden;

Overwegende dat het, teneinde de arbeidsmobiliteit onder gunstiger omstandigheden mogelijk te maken, voortaan nodig is tot een vollediger coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en bijstand aan werklozen van alle Lid-Staten te komen;

Overwegende dat het vanuit deze opvatting en teneinde het zoeken naar werk op het grondgebied van de verschillende Lid-Staten te vergemakkelijken, nodig is de werkloze werknemer gedurende een beperkte periode recht te geven op de werkloosheidsuitkeringen als voorzien bij de wetgeving van de Lid-Staat waaraan hij laatstelijk onderworpen was;

Overwegende dat voor het aanwijzen van de voor gezinsuitkeringen van toepassing zijnde wetgeving, het criterium van de arbeid een gelijke behandeling garandeert van alle werknemers die onder een zelfde wettelijke regeling vallen;

Overwegende dat het, teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van prestaties te vermijden, nodig is voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsuitkeringen uit hoofde van de wetgeving van de bevoegde Staat en uit hoofde van de wetgeving van het land van de woonplaats van de gezinsleden;

Overwegende dat het wegens de specifieke en uiteenlopende aard van de regeling inzake de uitkeringen voor kinderen ten laste van pensioengerechtigden en voor wezen, in de wetgevingen van de verschillende Lid-Staten noodzakelijk is om specifieke regels voor de coördinatie van die nationale stelsels op te stellen;

Overwegende dat het noodzakelijk is een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk der Lid-Staten, en die tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de Lid-Staten te bevorderen;

Overwegende dat het wenselijk is in het kader van een raadgevend comité de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers te betrekken bij het onderzoek van de problemen die door de Administratieve Commissie worden behandeld;

Overwegende dat het noodzakelijk is bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatieregels te vergemakkelijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

  1. a)

    wordt onder "werknemer" en onder "zelfstandige" respectievelijk verstaan ieder:

    1. i)

      die verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen, behorende tot de takken van een stelsel van sociale zekerheid voor werknemers of zelfstandigen of tot een bijzonder stelsel voor ambtenaren;

    2. ii)

      die in het kader van een stelsel van sociale zekerheid dat voor alle ingezetenen of voor de gehele beroepsbevolking geldt, verplicht verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is:

      • wanneer hij door de wijze van beheer of van financiering van dit stelsel als werknemer of zelfstandige kan worden onderkend, dan wel

      • indien dergelijke criteria niet aanwezig zijn, wanneer hij verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een andere in bijlage I omschreven gebeurtenis, in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel of onder iii) bedoeld stelsel, dan wel, bij gebreke van zulk een stelsel in de betrokken Lid-Staat, wanneer hij beantwoordt aan de in bijlage I gegeven definitie;

    3. iii)

      die in het kader van een stelsel voor sociale zekerheid dat volgens de in bijlage I vastgestelde criteria op uniforme wijze is georganiseerd ten behoeve van de gehele plattelandsbevolking, verplicht verzekerd is tegen meerdere gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is;

    4. iv)

      die, in het kader van een stelsel van sociale zekerheid van een Lid-Staat, ingesteld voor werknemers of voor zelfstandigen of voor alle ingezetenen of voor bepaalde categorieën ingezetenen, vrijwillig verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is:

      • indien hij al dan niet in loondienst werkzaam is, of

      • indien hij tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde Lid-Staat verplicht verzekerd is geweest tegen dezelfde gebeurtenis;

  2. b)

    wordt onder "grensarbeider" verstaan iedere werknemer of zelfstandige die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent op het grondgebied van een Lid-Staat en woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waarheen hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert; de grensarbeider die door de onderneming waaraan hij normaliter verbonden is, wordt gedetacheerd of die een dienstverrichting uitvoert op het grondgebied van dezelfde of een andere Lid-Staat, behoudt echter gedurende een tijdvak van ten hoogste vier maanden de hoedanigheid van grensarbeider, ook al kan hij tijdens deze periode niet dagelijks of niet ten minste eenmaal per week terugkeren naar zijn woonplaats;

  3. c)

    wordt onder "seizoenarbeider" verstaan iedere werknemer die zich begeeft naar het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die, op het grondgebied waarvan hij woont, teneinde aldaar voor rekening van een onderneming of een werkgever uit deze Staat seizoenarbeid te verrichten voor een tijdvak dat in geen geval langer dan acht maanden mag duren, en die gedurende zijn werkzaamheden op het grondgebied van bedoelde Staat verblijft; onder seizoenarbeid wordt verstaan arbeid die van het seizoen afhankelijk is en elk jaar automatisch terugkeert;

  4. c bis)

    wordt onder "student" verstaan iedere andere persoon dan een werknemer of een zelfstandige of een lid van diens gezin of een nagelaten betrekking in de zin van deze verordening, die een studie of een beroepsopleiding volgt welke leidt tot een door de instanties van een lidstaat officieel erkende kwalificatie, en die verzekerd is in een algemeen stelsel van sociale zekerheid of in een bijzonder stelsel van sociale zekerheid dat op studenten van toepassing is;

  5. d)

    heeft de term "vluchteling" de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

  6. e)

    heeft de term "staatloze" de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

  7. f)
    1. i)

      wordt onder "gezinslid" verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend of, in de gevallen bedoeld in artikel 22, lid 1, onder a), en artikel 31, in de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid; indien deze wetgevingen echter uitsluitend als gezinslid of huisgenoot beschouwen degene die bij de werknemer, zelfstandige of student inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak opkosten van deze werknemer, zelfstandige of student wordt onderhouden. Wanneer de wetgeving van een lidstaat het niet mogelijk maakt de gezinsleden te onderscheiden van de andere personen op wie zij van toepassing is, heeft de term "gezinslid" de betekenis die daaraan is gegeven in bijlage I.

    2. ii)

      wanneer het echter om prestaties voor gehandicapten gaat die op grond van de wetgeving van een Lid-Staat worden toegekend aan alle onderdanen van die Staat die aan de vereiste voorwaarden voldoen, wordt onder "gezinslid" ten minste verstaan de echtgenoot of echtgenote, de minderjarige kinderen, alsmede de te zijnen of haren laste komende meerderjarige kinderen van een werknemer, zelfstandige of student;

  8. g)

    wordt onder "nagelaten betrekking" verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend, als nagelaten betrekking wordt aangemerkt of erkend; indien deze wetgeving echter uitsluitend als nagelaten betrekking beschouwt degene die bij de overledene inwoonde, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de overledene werd onderhouden;

  9. h)

    wordt onder "woonplaats" verstaan de normale verblijfplaats;

  10. i)

    wordt onder "verblijfplaats" verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

  11. j)

    worden ten aanzien van elke Lid-Staat onder "wetgeving" of "wettelijke regeling" verstaan de bestaande of toekomstige wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen, welke betrekking hebben op de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels van sociale zekerheid, of de bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 4, lid 2 bis.

    Onder deze term vallen niet de bestaande of toekomstige contractuele bepalingen, ongeacht of deze al dan niet bij een besluit van de overheid algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben verkregen. Ten aanzien van contractuele bepalingen:

    1. i)

      welke de verplichte deelneming aan een verzekering voortvloeiende uit de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen, beogen, of

    2. ii)

      waarbij een stelsel wordt ingevoerd dat wordt beheerd door hetzelfde orgaan als het orgaan dat het beheer voert over de stelsels die zijn ingevoerd door de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen,

    kan deze beperking te allen tijde worden opgeheven door een verklaring van de betrokken Lid-Staat waarin dergelijke regelingen waarop deze verordening wel van toepassing is, worden vermeld. Van deze verklaring vindt overeenkomstig artikel 97 kennisgeving en bekendmaking plaats.

    De bepalingen van de vorige alinea mogen niet tot gevolg hebben dat de regelingen waarop Verordening nr. 3 van toepassing was, aan de werkingssfeer van deze verordening worden onttrokken.

    Onder "wetgeving" of "wettelijke regeling" vallen ook niet de bepalingen die ten grondslag liggen aan de bijzondere stelsels voor zelfstandigen waarvan de invoering aan het initiatief van de betrokkenen wordt overgelaten of waarvan de toepassing tot een deel van het grondgebied van de betrokken Lid-Staat is beperkt, ongeacht of de overheid een besluit heeft genomen waarbij deze stelsels verplicht worden gesteld of de werkingssfeer ervan wordt uitgebreid. De betreffende bijzondere stelsels staan vermeld in bijlage II;

  12. j bis)

    wordt onder "bijzonder stelsel voor ambtenaren" verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaten en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren of met hen gelijkgestelden rechtstreeks onderworpen zijn;

  13. k)

    wordt onder "verdrag inzake sociale zekerheid" verstaan elke bilaterale of multilaterale overeenkomst welke op het gebied van de sociale zekerheid, voor alle in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels, of een deel daarvan, uitsluitend voor twee of meer Lid-Staten verbindend is of zal zijn, alsmede elke zodanige multilaterale overeenkomst welke voor ten minste twee Lid-Staten en één of meer andere Staten verbindend is of zal zijn, alsmede akkoorden van elke aard, welke in het kader van bovenbedoelde overeenkomsten zijn of worden gesloten;

  14. l)

    wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder "bevoegde autoriteit" verstaan de minister of ministers, dan wel een andere daarmede vergelijkbare autoriteit, onder wie op het gehele grondgebied van de betrokken Staat of op een deel daarvan, de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

  15. m)

    wordt onder "Administratieve Commissie" verstaan de Commissie bedoeld in artikel 80;

  16. n)

    wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder "orgaan" verstaan het lichaam of de autoriteit, welke belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

  17. o)

    wordt onder "bevoegd orgaan" verstaan:

    1. i)

      het orgaan waarbij de betrokkene is aangesloten op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt, of

    2. ii)

      het orgaan dat aan de betrokkene prestaties verschuldigd is of zou zijn indien hij of een of meer van zijn gezinsleden woonden op het grondgebied van de Lid-Staat, waarop zich dit orgaan bevindt, of

    3. iii)

      het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan, of

    4. iv)

      indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 4, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de in zijn rechten gesubrogeerde verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam of de autoriteit welke door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat is aangewezen;

  18. p)

    worden onder "orgaan van de woonplaats" en "orgaan van de verblijfplaats" verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving welke door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan;

  19. q)

    wordt onder "bevoegde Staat" verstaan de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan zich bevindt;

  20. r)

    worden onder "tijdvakken van verzekering" verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij als zodanig door deze wetgeving zijn erkend; de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van verzekering beschouwd;

  21. s)

    worden onder "tijdvakken van arbeid" en "tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden" verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend; de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van arbeid beschouwd;

  22. s bis)

    worden onder "tijdvakken van wonen" verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

  23. t)

    worden onder "prestaties", "uitkeringen", "verstrekkingen", "pensioenen" en "renten" verstaan alle prestaties, uitkeringen, verstrekkingen, pensioenen en renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen, zulks behoudens het bepaalde in titel III, alsmede de als afkoopsom uitgekeerde bedragen welke in de plaats kunnen treden van de pensioenen of renten, en de terugstortingen van premies of bijdragen;

  24. u)
    1. i)

      worden onder "gezinsbijslagen" verstaan alle verstrekkingen of uitkeringen ter bestrijding van de gezinslasten in het kader van een in artikel 4, lid 1, letter h), bedoelde wettelijke regeling, met uitzondering van de in bijlage II vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie;

    2. ii)

      word onder "kinderbijslag" verstaan de periodieke uitkeringen welke uitsluitend op grond van het aantal gezinsleden en eventueel van hun leeftijd worden toegekend;

  25. v)

    wordt onder "uitkering bij overlijden" verstaan elk bedrag ineens dat in geval van overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder t) bedoelde bedragen welke als afkoopsom worden uitgekeerd.

Artikel 2. Personele werkingssfeer

1.

Deze verordening is van toepassing op werknemers of zelfstandigen en op studenten op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, en die onderdanen van een der lidstaten, dan wel op het grondgebied van een der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen zijn, alsmede op hun gezinsleden en op hun nagelaten betrekkingen.

2.

Deze verordening is van toepassing op de nagelaten betrekkingen van werknemers of zelfstandigen en van studenten, op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van deze personen, wanneer hun nagelaten betrekkingen onderdanen van een der lidstaten, dan wel op het grondgebied van een der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen zijn.

Artikel 3. Gelijkheid van behandeling

Artikel 4. Materiële werkingssfeer

Artikel 5. Verklaringen van de Lid-Staten betreffende de werkingssfeer van deze verordening

Artikel 6. Verdragen inzake sociale zekerheid waarvoor deze verordening in de plaats treedt

Artikel 7. Internationale bepalingen welke deze verordening onverlet laat

Artikel 8. Het sluiten van overeenkomsten tussen Lid-Staten

Artikel 9. Toelating tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

Artikel 9bis. Verlenging van de referentieperiode

Artikel 10. Opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats — Invloed van de verplichte verzekering op de terugbetaling van bijdragen of premies

Artikel 10bis. Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties

Artikel 11. Aanpassing van de uitkeringen aan het loon- of prijsniveau

Artikel 12. Non-cumulatie van uitkeringen

TITEL II. VASTSTELLING VAN DE TOE TE PASSEN WETGEVING

Artikel 13. Algemene regels

Artikel 14. Bijzondere regels voor personen in loondienst, met uitzondering van zeelieden

Artikel 14bis. Bijzondere regels voor personen die anders dan in loondienst werkzaam zijn, met uitzondering van zeelieden

Artikel 14ter. Bijzondere regels voor zeelieden

Artikel 14quater. Bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van verschillende Lid-Staten uitoefenen

Artikel 14quinquies. Diverse bepalingen

Artikel 14sexies. Bijzondere regels voor personen die in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn en gelijktijdig werknemer en/of zelfstandige zijn op het grondgebied van een of meer andere lidstaten

Artikel 14septies. Bijzondere regels voor ambtenaren die gelijktijdig in meer dan een lidstaat werken en in een van deze lidstaten verzekerd zijn in een bijzonder stelsel

Artikel 15. Regels betreffende de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

Artikel 16. Bijzondere regels inzake het bediende personeel van diplomatieke zendingen en consulaire posten alsmede de hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen

Artikel 17. Uitzonderingen op de artikelen 13 tot en met 16

Artikel 17bis. Bijzondere regels inzake personen die recht hebben op pensioen(en) of rente(n) krachtens de wetgeving van een of meer Lid-Staten

TITEL III. BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VERSCHILLENDE SOORTEN PRESTATIES

HOOFDSTUK I. ZIEKTE EN MOEDERSCHAP

Afdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 18. Samentellen van tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen

Afdeling 2. Werknemers of zelfstandigen en hun gezinsleden

Artikel 19. Woonplaats op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat — Algemene regels
Artikel 20. Grensarbeiders en hun gezinsleden — Bijzondere regels
Artikel 21. Verblijf in of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de bevoegde Staat
Artikel 22. Verblijf buiten het grondgebied van de bevoegde Staat — Terugkeer of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat tijdens ziekte of moederschap — Noodzaak om zich voor behandeling naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven
Artikel 22 bis. Bepaalde categorie personen — Bijzondere regels
Artikel 22 ter
Artikel 22 quater
Artikel 23. Berekening van de uitkeringen
Artikel 24. Belangrijke verstrekkingen

Afdeling 3. Werklozen en hun gezinsleden

Artikel 25
Artikel 25 bis. Bijdragen of premies ten laste van volledig werkloze werknemers

Afdeling 4. Aanvragers van een pensioen of rente, en hun gezinsleden

Artikel 26. Recht op verstrekkingen in geval van beëindiging van het recht op verstrekkingen van het laatstelijk bevoegde orgaan

Afdeling 5. Pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden

Artikel 27. Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regelingen van verscheidende Lid-Staten, terwijl in het land van de woonplaats recht op prestaties bestaat
Artikel 28. Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regelingen van een of meer Lid-Staten, terwijl in het land van de woonplaats geen recht op prestaties bestaat
Artikel 28bis. Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regeling van een of meer andere Lid-Staten dan het land van de woonplaats, terwijl in het laatstbedoelde land recht op verstrekkingen bestaat
Artikel 29. Woonplaats van de gezinsleden op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de rechthebbende — Overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de Lid-Staat, waarop de rechthebbende woont
Artikel 30. Belangrijke verstrekkingen
Artikel 31. Verblijf van de rechthebbende en/of van zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waarin zij hun woonplaats hebben
Artikel 32
Artikel 33. Bijdragen of premies voor rekening van pensioen- of rentetrekkers
Artikel 34. Algemene bepalingen

Afdeling 5 bis. Personen die een studie of een beroepsopleiding volgen en hun gezinsleden

Artikel 34 bis. Bijzondere bepalingen voor studenten en hun gezinsleden
Artikel 34 ter

Afdeling 6. Diverse bepalingen

Artikel 35. Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat — Vroeger bestaande aandoening — Maximale duur voor het verlenen van prestaties

Afdeling 7. Vergoedingen tussen organen onderling

Artikel 36.

HOOFDSTUK 2. INVALIDITEIT

Afdeling 1. Werknemers of zelfstandigen die uitsluitend onderworpen zijn aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering

Artikel 37.
Artikel 38. Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen
Artikel 39. Vaststelling van uitkeringen

Afdeling 2. Werknemers of zelfstandigen die onderworpen zijn hetzij uitsluitend aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering of van wonen, hetzij aan wetgevingen van dit type en van het in afdeling 1 bedoelde type

Artikel 40. Algemene bepalingen

Afdeling 3. Toeneming van de invaliditeit

Artikel 41

Afdeling 4. Hervatting van uitkeringen na schorsing of intrekking — Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen — Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

Artikel 42. Vaststelling van het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is bij het hervatten van de betaling van invaliditeitsuitkeringen
Artikel 43. Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen — Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

Afdeling 5. Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

Artikel 43 bis

HOOFDSTUK 3. OUDERDOM EN OVERLIJDEN (PENSIOENEN)

Artikel 44. Algemene bepalingen inzake de vaststelling van uitkeringen wanneer de werknemer of zelfstandige aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten onderworpen is geweest

Artikel 45. Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens de wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

Artikel 46. Vaststelling van uitkeringen

Artikel 46 bis. Algemene bepalingen betreffende de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking geldende voor invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen op grond van de wetgevingen der Lid-Staten

Artikel 46 ter. Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Lid-Staten

Artikel 46 quater. Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van één of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46 bis, lid 1, met één of meer uitkeringen van verschillende aard of met andere inkomsten wanneer er twee of meer betrokken Lid-Staten zijn

Artikel 47. Aanvullende bepalingen ter berekening van de uitkeringen

Artikel 48. Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar

Artikel 49. Berekening van de uitkeringen indien de betrokkene niet gelijktijdig voldoet aan alle voorwaarden, gesteld bij alle wetgevingen krachtens welke tijdvakken van verzekering of van wonen zijn vervuld of indien hij uitdrukkelijk om uitstel van de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen heeft verzocht

Artikel 50. Toekenning van een aanvulling wanneer het bedrag van de uitkeringen, verschuldigd krachtens de wetgevingen van de verschillende Lid-Staten, minder is dan het minimum dat is vastgesteld in de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de rechthebbende woont

Artikel 51. Aanpassing en herberekening van de uitkeringen

Artikel 51 bis. Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

HOOFDSTUK 4. ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Afdeling 1. Recht op prestaties

Artikel 52. Woonplaats op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat — Algemene regels
Artikel 53. Grensarbeiders — Bijzondere regel
Artikel 54. Verblijf op of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de bevoegde Staat
Artikel 55. Verblijf buiten het grondgebied van de bevoegde Lid-Staat — Terugkeer of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat na arbeidsongeval of beroepsziekte — Noodzaak om zich voor behandeling naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven
Artikel 56. Ongevallen op weg van of naar het werk
Artikel 57. Prestaties wegens beroepsziekte als betrokkene op het grondgebied van verschillende Lid-Staten aan hetzelfde gevaar was blootgesteld
Artikel 58. Berekening van de uitkeringen
Artikel 59. Kosten voor het vervoer van de getroffene

Afdeling 2. Verergering van een beroepsziekte waarvoor schadeloosstelling plaatsvindt

Artikel 60

Afdeling 3. Diverse bepalingen

Artikel 61. Regels welke dienen om met bijzonderheden van bepaalde wettelijke regelingen rekening te houden
Artikel 62. Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat — Maximale duur voor het verlenen van prestaties

Afdeling 4. Vergoedingen tussen organen onderling

Artikel 63

Afdeling 5. Studenten

Artikel 63 bis

HOOFDSTUK 5. UITKERINGEN BIJ OVERLIJDEN

Artikel 64. Samentellen van tijdvakken van verzekering of van wonen

Artikel 65. Recht op uitkeringen ingeval het overlijden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woont

Artikel 66. Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioen- of rentetrekker die op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde dan die op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt voor rekening waarvan de verstrekkingen kwamen

Artikel 66 bis. Studenten

HOOFDSTUK 6. WERKLOOSHEID

Afdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 67. Samenstellen van tijdvakken van verzekering of van arbeid
Artikel 68. Berekening van de uitkering

Afdeling 2. Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat begeven

Artikel 69. Voorwaarden en beperkingen voor de handhaving van het recht op uitkering
Artikel 70. Verlening van uitkering en vergoedingen

Afdeling 3. Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woonden

Artikel 71

Afdeling 4. Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

Artikel 71 bis

HOOFDSTUK 7. GEZINSBIJSLAGEN

Artikel 72. Samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van arbeid

Artikel 72 bis. Volledig werkloze werknemers

Artikel 73. Werknemers in loondienst of zelfstandigen wier gezinsleden in een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat wonen

Artikel 74. Werklozen wier gezinsleden wonen in een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat

Artikel 75. Verlenen van bijslagen

Artikel 76. Prioriteitsregels hij cumulatie van rechten op gezinsbijslagen krachtens de wetgeving van de bevoegde Staat en krachtens de wetgeving van de Lid-Staat waar de gezinsleden wonen

Artikel 76 bis. Studenten

HOOFDSTUK 8. BIJSLAGEN VOOR KINDEREN DIE TEN LASTE KOMEN VAN PENSIOEN- OF RENTETREKKERS EN VOOR WEZEN

Artikel 77. Kinderen ten laste van pensioen- of rentetrekkers

Artikel 78. Wezen

Artikel 78 bis

Artikel 79. Gemeenschappelijke bepalingen inzake bijslagen voor kinderen ten laste van pensioen- of rentetrekkers en voor wezen

Artikel 79 bis. Bepalingen betreffende bijslagen die aan wezen worden toegekend in een bijzonder stelsel voor ambtenaren

TITEL IV. ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS

Artikel 80. Samenstelling en werkwijze

Artikel 81. Taken van de Administratieve Commissie

TITEL V. RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS

Artikel 82. Instelling, samenstelling en werkwijze

Artikel 83. Taken van het Raadgevend Comité

TITEL VI. DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 84. Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten

Artikel 84 bis. Betrekkingen tussen de organen en de onder deze verordening vallende personen

Artikel 85. Vrijstelling of verlaging van rechten — Vrijstelling van legalisatie

Artikel 86. Aanvragen, verklaringen of beroepschriften, ingediend bij een autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere dan de bevoegde Lid-Staat

Artikel 87. Geneeskundig onderzoek

Artikel 88. Overmaken van op grond van deze verordening verschuldigde bedragen van de ene Lid-Staat naar de andere

Artikel 89. Bijzonderheden inzake toepassing van bepaalde wetgevingen

Artikel 90

Artikel 91. Premies of bijdragen voor rekening van niet op het grondgebied van de bevoegde Staat gevestigde werkgevers of ondernemingen

Artikel 92. Inning van premies of bijdragen

Artikel 93. Rechten van de organen welke prestaties verschuldigd zijn ten opzichte van aansprakelijke derden

TITEL VII. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 94. Overgangsbepalingen voor werknemers

Artikel 95. Overgangsbepalingen voor zelfstandigen

Artikel 95 bis. Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1248/ 92 1

Artikel 95 ter. Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1247/ 92 2

Artikel 95 quater. Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1606/98

Artikel 95 quinquies. Overgangsbepalingen voor studenten

Artikel 95 sexies. Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1399/ 1999 4

Artikel 95 septies. Overgangsbepalingen met betrekking tot bijlage II, sectie I, rubrieken „D. DUITSLAND” en „R. OOSTENRIJK”

Artikel 95 octies. Overgangsbepalingen betreffende de schrapping van de vermelding in bijlage II bis van de Oostenrijkse bijstand (Pflegegeld)

Artikel 96. Overeenkomsten betreffende de vergoeding tussen organen

Artikel 97. Kennisgevingen betreffende sommige bepalingen

Artikel 98. Toepassingsverordening

BIJLAGE VI. BIJZONDERHEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVINGEN VAN BEPAALDE LID-STATEN