Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 51 en 235,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees
Parlement,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal
Comité,
Overwegende dat de voorschriften ter coördinatie van de
nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid behoren tot de regelingen inzake
het vrije verkeer van personen, en dat deze voorschriften derhalve moeten
bijdragen tot de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de
arbeidsomstandigheden;
Overwegende dat het vrije verkeer van personen dat een
van de fundamenten van de Gemeenschap vormt, niet alleen geldt voor werknemers
in het kader van het vrije verkeer van werknemers, maar ook voor zelfstandigen
in het kader van het recht van vestiging en het vrij verrichten van
diensten;
Overwegende dat, gezien de belangrijke verschillen
welke tussen de nationale wetgevingen met betrekking tot hun personele
werkingssfeer bestaan, er de voorkeur moet aan worden gegeven uit te gaan van
het beginsel dat de verordening van toepassing is op alle personen die
verzekerd zijn krachtens de voor loontrekkenden en zelfstandigen getroffen
regelingen inzake sociale zekerheid of uit hoofde van de uitoefening van een
werkzaamheid als loontrekkende of zelfstandige;
Overwegende dat de eigen kenmerken van de nationale
wetgevingen inzake sociale zekerheid moeten worden gerespecteerd en dat er
enkel een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt;
Overwegende dat er in het kader van deze coördinatie
moet worden gegarandeerd dat binnen de Gemeenschap alle werknemers die
onderdaan zijn van de Lid-Staten, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden,
gelijke behandeling genieten ten opzichte van de verschillende nationale
wetgevingen;
Overwegende dat de coördinatievoorschriften aan de
werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede aan hun
rechthebbenden en nabestaanden, de handhaving van de verworven en in wording
zijnde rechten en voordelen moeten waarborgen;
Overwegende dat deze doeleinden met name bereikt moeten
worden door het samentellen van alle tijdvakken welke door de verschillende
nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en
behouden van het recht op prestaties en voor de vaststelling daarvan, alsmede
door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening
vallende categorieën, ongeacht waar zijn binnen de Gemeenschap
wonen;
Overwegende dat de werknemers en zelfstandigen die zich
binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat
onderworpen moeten zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen
en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden;
Overwegende dat het aantal en de draagwijdte van de
gevallen waarin een persoon, als uitzondering op de algemene regel,
tegelijkertijd onderworpen is aan de wetgeving van twee Lid-Staten, zoveel
mogelijk moeten worden beperkt;
Overwegende dat de gelijke behandeling van alle
werknemers die op het grondgebied van een Lid-Staat werken het best
gegarandeerd wordt door, als algemene regel, de wetgeving van de Lid-Staat op
het grondgebied waarvan de persoon zijn beroepswerkzaamheden als loontrekkende
of zelfstandige uitoefent als toepasbare wetgeving aan te
wijzen;
Overwegende dat er in specifieke situaties die een
ander aanknopingscriterium rechtvaardigen, van deze algemene regel kan worden
afgeweken;
Overwegende dat bepaalde prestaties die worden
verstrekt uit hoofde van nationale wetgevingen tegelijk onder de sociale
zekerheid en de bijstand kunnen vallen wegens hun personele werkingssfeer, hun
doelstellingen en hun wijze van toepassing en dat een coördinatiemethode waarin
de bijzondere kenmerken van bedoelde prestaties in aanmerking worden genomen,
in de verordening zou moeten worden opgenomen om de belangen van de migrerende
werknemers overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag te
beschermen;
Overwegende dat deze prestaties met betrekking tot
personen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, uitsluitend
conform de wetgeving van het land van de woonplaats van de betrokkene of van
zijn gezinsleden zouden moeten worden toegekend, waar nodig met
inaanmerkingneming van de tijdvakken van wonen vervuld in een andere Lid-Staat,
en zonder dat er sprake is van enige discriminatie op grond van
nationaliteit;
Overwegende dat er met name inzake ziekte en
werkloosheid specifieke regels nodig zijn voor grensarbeiders en
seizoenarbeiders, teneinde rekening te houden met hun specifieke
situatie;
Overwegende dat het op het gebied van de prestaties
wegens ziekte of moederschap noodzakelijk is de bescherming te garanderen van
personen die in een andere dan de bevoegde Lid-Staat wonen of
verblijven;
Overwegende dat de specifieke situatie van de
aanvragers en de rechthebbenden van pensioenen of renten en hun gezinsleden,
bepalingen inzake de ziekteverzekering noodzaakt die aan deze situatie zijn
aangepast;
Overwegende dat er voor de invaliditeitsuitkeringen een
coördinatiemethode moet worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met
de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen; dat er derhalve een
onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de wettelijke regelingen
waarbij het bedrag van de invaliditeitsuitkering niet afhangt van de duur van
het verzekeringstijdvak en anderzijds de wetgevingen waarbij het bedrag
afhankelijk is van deze duur;
Overwegende dat de verschillen tussen de stelsels van
de Lid-Staten het opstellen van coördinatieregels noodzaakt voor gevallen
waarin de invaliditeit erger wordt;
Overwegende dat er een methode voor de toekenning van
uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden moet worden uitgewerkt voor de
gevallen waarin de werknemer of zelfstandige onderworpen was aan de wetgeving
van een of meer Lid-Staten;
Overwegende dat er een volgens de samentellings- en
proratiseringsmethode berekend en door het communautair recht gegarandeerd
pensioenbedrag moet worden vastgesteld, wanneer de toepassing van de nationale
wetgeving alleen, met inbegrip van de bepalingen inzake vermindering, schorsing
of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van bedoelde
methode;
Overwegende dat het, ter bescherming van de migrerende
werknemers en hun nabestaande tegen een te strikte toepassing van de nationale
clausules inzake vermindering, schorsing of intrekking, noodzakelijk is in de
verordening bepalingen op te nemen op grond waarvan de toepassing van deze
nationale clausules aan strenge voorwaarden wordt onderworpen;
Overwegende dat het op het gebied van de uitkeringen
ingevolge arbeidsongevallen en beroepsziekten noodzakelijk is om met het oog op
het garanderen van een bescherming, de situatie te regelen van personen die
wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde Lid-Staat;
Overwegende dat er specifieke bepalingen noodzakelijk
zijn voor de uitkeringen bij overlijden;
Overwegende dat het, teneinde de arbeidsmobiliteit
onder gunstiger omstandigheden mogelijk te maken, voortaan nodig is tot een
vollediger coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en
bijstand aan werklozen van alle Lid-Staten te komen;
Overwegende dat het vanuit deze opvatting en teneinde
het zoeken naar werk op het grondgebied van de verschillende Lid-Staten te
vergemakkelijken, nodig is de werkloze werknemer gedurende een beperkte periode
recht te geven op de werkloosheidsuitkeringen als voorzien bij de wetgeving van
de Lid-Staat waaraan hij laatstelijk onderworpen was;
Overwegende dat voor het aanwijzen van de voor
gezinsuitkeringen van toepassing zijnde wetgeving, het criterium van de arbeid
een gelijke behandeling garandeert van alle werknemers die onder een zelfde
wettelijke regeling vallen;
Overwegende dat het, teneinde een niet-gerechtvaardigde
samenloop van prestaties te vermijden, nodig is voorrangsregels vast te leggen
voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsuitkeringen uit hoofde van
de wetgeving van de bevoegde Staat en uit hoofde van de wetgeving van het land
van de woonplaats van de gezinsleden;
Overwegende dat het wegens de specifieke en
uiteenlopende aard van de regeling inzake de uitkeringen voor kinderen ten
laste van pensioengerechtigden en voor wezen, in de wetgevingen van de
verschillende Lid-Staten noodzakelijk is om specifieke regels voor de
coördinatie van die nationale stelsels op te stellen;
Overwegende dat het noodzakelijk is een administratieve
commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger
van elk der Lid-Staten, en die tot taak heeft alle vraagstukken van
administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van
deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de Lid-Staten te
bevorderen;
Overwegende dat het wenselijk is in het kader van een
raadgevend comité de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers te
betrekken bij het onderzoek van de problemen die door de Administratieve
Commissie worden behandeld;
Overwegende dat het noodzakelijk is bijzondere
bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de eigen kenmerken
van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatieregels
te vergemakkelijken,