Home

Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Geldig vanaf 31 juli 2019
Geldig vanaf 31 juli 2019

Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 31-07-2019]

Aanhef

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van de sociale partners en de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers1 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité2 ,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag3 ,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1)

    De voorschriften ter coördinatie van de nationale socialezekerheidsstelsels behoren tot de regelingen betreffende het vrije verkeer van personen en moeten bijdragen aan de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden.

  • (2)

    In het Verdrag zijn geen andere bevoegdheden opgenomen dan die waarin artikel 308 voorziet om passende maatregelen te nemen op het gebied van de sociale zekerheid voor anders dan in loondienst werkende personen.

  • (3)

    Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen4 is diverse keren gewijzigd en bijgewerkt, om rekening te houden met de ontwikkelingen op communautair niveau, waaronder de uitspraken van het Hof van Justitie, en daarnaast met de wijzigingen in de nationale wetgevingen; mede als gevolg daarvan zijn de coördinatievoorschriften van de Gemeenschap complex en lang geworden; het is derhalve essentieel deze voorschriften te vervangen, en tegelijk te moderniseren en te vereenvoudigen, om de doelstelling van het vrije verkeer van personen te bereiken.

  • (4)

    Het is noodzakelijk dat de eigen kenmerken van de nationale socialezekerheidswetgevingen worden gerespecteerd en er enkel een coördinatiemethode wordt uitgewerkt.

  • (5)

    Het is noodzakelijk, dat in het kader van deze coördinatie wordt gegarandeerd dat alle betrokkenen binnen de Gemeenschap krachtens de verschillende nationale wetgevingen gelijke behandeling genieten.

  • (6)

    De nauwe band tussen de socialezekerheidswetgeving en de contractuele bepalingen die deze wetgeving aanvullen of vervangen, en die door een besluit van de overheid verplicht zijn gemaakt dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, kan ten aanzien van de toepassing van die contractuele bepalingen een soortgelijke bescherming noodzakelijk maken als die welke door de verordening wordt geboden. Als eerste stap in die richting zouden de ervaringen kunnen worden geëvalueerd van de lidstaten die van dergelijke regelingen kennis hebben gegeven.

  • (7)

    Gezien de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen voor wat betreft de personele werkingssfeer verdient het de voorkeur uit te gaan van het beginsel dat deze verordening van toepassing is op personen die onderdaan van een lidstaat zijn, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een lidstaat verblijven, en op wie de socialezekerheidswetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.

  • (8)

    Het algemene beginsel van gelijke behandeling is bijzonder belangrijk voor werknemers die niet in de lidstaat wonen waar zij werken, waaronder grensarbeiders.

  • (9)

    Het Hof van Justitie heeft meermalen advies gegeven over de mogelijkheid van gelijke behandeling van uitkeringen, inkomsten en feiten. Dit beginsel moet uitdrukkelijk worden aangenomen en nader ontwikkeld, waarbij de inhoud en de geest van rechterlijke vonnissen in acht moet worden genomen.

  • (10)

    Het beginsel dat bepaalde feiten of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat voordoen, worden behandeld alsof zij zich hebben voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, mag evenwel geen invloed hebben op het beginsel dat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst, of van wonen die zijn vervuld op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, worden samengeteld met de tijdvakken die zijn vervuld op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat. Op grond van de wetgeving van in een andere lidstaat vervulde tijdvakken mogen derhalve alleen in aanmerking worden genomen door toepassing van het beginsel van samentelling van tijdvakken, enzovoort.

  • (11)

    De gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen die zich in een lidstaat voordoen kan in geen geval tot gevolg hebben dat een andere lidstaat bevoegd is, of dat diens wetgeving van toepassing wordt.

  • (12)

    Ten behoeve van de evenredigheid moet ervoor worden gezorgd dat het beginsel van gelijkstelling van feiten of gebeurtenissen niet tot objectief ongerechtvaardigde resultaten leidt, noch tot samenloop van prestaties van dezelfde aard tijdens hetzelfde tijdvak.

  • (13)

    De coördinatievoorschriften moeten garanderen dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen behouden.

  • (14)

    Deze doeleinden moeten met name bereikt worden door het samentellen van alle tijdvakken die door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de berekening daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën van personen.

  • (15)

    Het is noodzakelijk dat personen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van een enkele lidstaat onderworpen zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden.

  • (16)

    Het is binnen de Gemeenschap in principe niet gerechtvaardigd dat socialezekerheidsrechten afhankelijk gesteld worden van de woonplaats van de betrokkene. In specifieke gevallen, met name voor bijzondere prestaties die verband houden met de economische en sociale omstandigheden van de betrokkene, zou echter diens woonplaats in aanmerking genomen kunnen worden.

  • (17)

    Om gelijke behandeling van alle personen die op het grondgebied van een lidstaat werken zo goed mogelijk te garanderen, dient als algemene regel de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokkene zijn werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht als toepasselijke wetgeving te worden aangewezen.

  • (17 bis)

    Zodra overeenkomstig titel II van deze verordening de wetgeving van een lidstaat op een persoon van toepassing wordt, moeten de voorwaarden inzake de aansluiting en het recht op uitkeringen worden bepaald door de wetgeving van de bevoegde lidstaat, met inachtneming van de communautaire wetgeving.

  • (18)

    In specifieke situaties die een ander toepassingscriterium rechtvaardigen, is het nodig van deze algemene regel af te wijken.

  • (18 bis)

    Het beginsel van eenheid van het toepasselijke recht is zeer belangrijk en dient te worden versterkt. Dat mag echter niet inhouden dat het louter toekennen van een prestatie, in overeenstemming met deze verordening en met inbegrip van de uitbetaling van verzekeringsbijdragen aan of verzekeringsdekking ten voordele van de begunstigde, op zichzelf tot gevolg heeft dat de wetgeving van de lidstaat waar de instelling is gevestigd die deze prestatie heeft toegekend, de toepasselijke wetgeving voor de persoon in kwestie wordt.

  • (18 ter)

    In bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart5, wordt het begrip thuisbasis” voor leden van het cockpit- en het cabinepersoneel gedefinieerd als de locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen en waar het bemanningslid in de regel een dienstperiode of een reeks dienstperioden aanvangt en beëindigt, en waar, onder normale omstandigheden, de exploitant niet verantwoordelijk is voor de accommodatie van het bemanningslid in kwestie. Om de toepassing van titel II van deze verordening op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel te faciliteren, is het gerechtvaardigd het begrip thuisbasis als het criterium te hanteren voor de vaststelling van de op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel toepasselijke wetgeving. De op leden van het cockpit- en het cabinepersoneel toepasselijke wetgeving dient echter stabiel te blijven en het thuisbasis”-beginsel mag er niet toe leiden dat de toepasselijke wetgeving veelvuldig verandert als gevolg van de werkpatronen en de seizoenbehoeften van de sector.

  • (19)

    In sommige gevallen kunnen de moeder of de vader aanspraak maken op moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, en aangezien uitkeringen aan de vader verschillen van ouderschapsuitkeringen en gelijkgesteld kunnen worden met moederschapsuitkeringen stricto sensu - aangezien zij worden uitgekeerd tijdens de eerste levensmaanden van een pasgeborene - is het opportuun voor moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen een gezamenlijke regeling te treffen.

  • (20)

    Wat betreft prestaties bij ziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap, is het noodzakelijk aan verzekerden en hun gezinsleden die in een andere dan de bevoegde lidstaat wonen of verblijven, bescherming te garanderen.

  • (21)

    Bepalingen met betrekking tot prestaties bijziekte en uitkeringen bij moederschap of daarmee gelijkgesteld vaderschap zijn opgesteld in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie; de bepalingen inzake toestemming vooraf zijn verbeterd, rekening houdend met de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie.

  • (22)

    De specifieke situatie van de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen en hun gezinsleden maakt aangepaste ziekteverzekeringsbepalingen noodzakelijk.

  • (23)

    Gezien de verschillen tussen de diverse nationale stelsels, wordt het passend geacht dat de lidstaten er, indien mogelijk, voor zorgen dat gezinsleden van grensarbeiders geneeskundige behandeling kunnen krijgen in de lidstaat waar laatstgenoemden hun werkzaamheden verrichten.

  • (24)

    Het is noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen ter voorkoming van samenloop van verstrekkingen en uitkeringen bij ziekte van dezelfde aard als die welke worden bestreken door de arresten van het Hof van Justitie in de zaken C-215/99, Jauch, en C-160/96, Molenaar, voorzover die verstrekkingen en uitkeringen hetzelfde risico dekken.

  • (25)

    Wat betreft prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten is het belangrijk om de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde lidstaat, teneinde hun een bescherming te garanderen.

  • (26)

    Voor uitkeringen bij invaliditeit moet een coördinatiemethode worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, met name ten aanzien van de vaststelling van de invaliditeit en de toeneming daarvan.

  • (27)

    Het is noodzakelijk, dat voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden een methode wordt uitgewerkt voor de gevallen waarin de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van één of meer lidstaten.

  • (28)

    Er moet een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het Gemeenschapsrecht gegarandeerd pensioenbedrag worden vastgesteld, indien de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van de hiervoor bedoelde methode.

  • (29)

    Ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking, moeten in de verordening bepalingen worden opgenomen op grond waarvan de toepassing van deze nationale voorschriften aan strenge voorwaarden wordt onderworpen.

  • (30)

    Zoals steeds is bevestigd door het Hof van Justitie, wordt de Raad niet bevoegd geacht voorschriften vast te stellen waarbij een beperking wordt opgelegd op de samenloop van twee of meer in verschillende lidstaten opgebouwde pensioenen, door een verlaging van het bedrag van een pensioen dat uitsluitend volgens de nationale wetgeving is opgebouwd.

  • (31)

    Volgens het Hof van Justitie is het aan de nationale wetgever om dergelijke voorschriften vast te stellen, met dien verstande dat het tot de bevoegdheden van de communautaire wetgever behoort de grenzen vast te stellen waarbinnen de nationale voorschriften betreffende verlaging, opschorting of intrekking moeten worden toegepast.

  • (32)

    Teneinde de mobiliteit van werknemers te bevorderen, is het met name aangewezen om het zoeken naar werk in de verschillende lidstaten te vergemakkelijken; het is derhalve nodig tot de een volledigere en effectievere coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en de diensten voor arbeidsvoorziening van alle lidstaten te komen.

  • (33)

    De wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding moeten in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen, zodat de gelijke behandeling en de mogelijkheid tot export van de uitkeringen bij vervroegde uittreding, evenals de toekenning van gezinsbijslagen, en ziektekostenverstrekkingen aan de betrokkenen worden gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; aangezien de wettelijke stelsels voor vervroegde uittreding slechts in een zeer beperkt aantal lidstaten bestaan, is het evenwel raadzaam om de regel van de samentelling van de tijdvakken uit te sluiten voor het verkrijgen van het recht op deze uitkeringen.

  • (34)

    Gelet op het feit dat gezinsbijslagen een zeer ruim bereik hebben, en bescherming bieden bij zowel meer klassieke als specifieke situaties, en dat over die laatste arresten bestaan van het Hof van Justitie (in de gevoegde zaken C-245/94 en C-312/94, Ingrid Hoever, en in zaak C- 275/96, Anne Kuusijärvi), dient voor alle gezinsbijslagen in een regeling te worden voorzien.

  • (35)

    Teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van uitkeringen te vermijden, is het nodig voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsbijslagen op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat en op grond van de wetgeving van de lidstaat waar de gezinsleden wonen.

  • (36)

    Voorschotten op onderhoudsbijdragen zijn voorschotten die uitgekeerd worden als een ouder niet kan voldoen aan de uit het familierecht voortvloeiende verplichting om zijn eigen kind te onderhouden. Derhalve moeten die voorschotten niet beschouwd worden als rechtstreekse bijdragen uit collectieve middelen ten behoeve van gezinnen. Vanwege die kenmerken moeten de coördinatieregels niet op onderhoudsbijdragen worden toegepast.

  • (37)

    Zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft gesteld, dienen voorschriften die afwijken van het beginsel van de exporteerbaarheid van socialezekerheidsprestaties strikt te worden uitgelegd. Dat betekent dat ze alleen van toepassing kunnen zijn op prestaties die aan de gespecificeerde voorwaarden voldoen. Daaruit volgt dat hoofdstuk 9 van titel III van deze verordening alleen van toepassing kan zijn op prestaties van bijzondere aard die niet op premie- of bijdragebetaling berusten en zijn vermeld in bijlage X bij deze verordening.

  • (38)

    Het is noodzakelijk een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk van de lidstaten, en die met name tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.

  • (39)

    In verband met ontwikkeling en het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor gegevensuitwisseling is het nodig gebleken om een technische commissie op te richten die onder de bevoegdheid van de administratieve commissie valt en die specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van de gegevensverwerking.

  • (40)

    Het gebruik van gegevensverwerkingsdiensten voor de gegevensuitwisseling tussen de organen vereist bepalingen die waarborgen dat de op elektronische wijze uitgewisselde of afgegeven documenten op dezelfde wijze worden geaccepteerd als papieren documenten. Deze uitwisseling vindt plaats met inachtneming van de communautaire voorschriften op het gebied van de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens.

  • (41)

    Het is noodzakelijk dat bijzondere bepalingen worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken.

  • (42)

    Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, uitgaande van de veronderstelling dat de verordening tot alle Europese onderdanen wordt uitgebreid en met het oog op het vinden van een oplossing waarbij rekening wordt gehouden met eventuele beperkingen in verband met de bijzondere kenmerken van op de woonplaats gebaseerde stelsels, werd een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - DENEMARKEN” beperkt tot recht op een socialezekerheidspensioen, uitsluitend voor de nieuwe categorie niet-actieve personen waartoe deze verordening is uitgebreid, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van het Deense stelsel en gezien het feit dat die pensioenen volgens de vigerende Deense wetgeving (Pensioenwet) exporteerbaar zijn na een verblijf van tien jaar.

  • (43)

    Overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling wordt een bijzondere afwijking middels de toevoeging van een bijlage XI - FINLAND” beperkt tot op de woonplaats gebaseerde nationale pensioenen, passend geacht vanwege de bijzondere kenmerken van de Finse wetgeving inzake sociale zekerheid, die ertoe strekt te waarborgen dat het bedrag van het nationale pensioen niet lager is dan het bedrag van het nationale pensioen waarvan de berekening stoelt op de hypothese dat alle, in enige lidstaat vervulde, tijdvakken van verzekering in Finland zouden zijn vervuld.

  • (44)

    Hoewel bij de invoering van een nieuwe verordening, Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden ingetrokken, is het ter wille van de rechtszekerheid noodzakelijk dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van kracht blijft en dat de rechtsgevolgen ervan gehandhaafd blijven voor bepaalde communautaire besluiten en overeenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap partij is.

  • (45)

    Aangezien de doelstelling van het voorgenomen optreden, namelijk coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van dit optreden, beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel van dat artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor het bereiken van deze doelstelling,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

  1. a)

    worden onder “werkzaamheden in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;

  2. b)

    worden onder werkzaamheden anders dan in loondienst” verstaan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;

  3. c)

    wordt onder verzekerde”, ten aanzien van de onder titel III, hoofdstukken 1 en 3, vallende takken van sociale zekerheid, verstaan iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden die voor het recht op prestaties worden gesteld door de wetgeving van de uit hoofde van titel II bevoegde lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening;

  4. d)

    wordt onder ambtenaar” verstaan de persoon die door de lidstaat waaronder de dienst waarbij hij werkzaam is, ressorteert, wordt beschouwd als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon;

  5. e)

    wordt onder bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaat en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren rechtstreeks onderworpen zijn;

  6. f)

    wordt onder grensarbeider” verstaan eenieder die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert;

  7. g)

    heeft de term vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

  8. h)

    heeft de term staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

  9. i)

    wordt onder gezinslid” verstaan:

      1. i)

        eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend of als huisgenoot wordt aangeduid door de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend;

      2. ii)

        wat betreft verstrekkingen overeenkomstig titel III, hoofdstuk 1 inzake prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend dan wel als huisgenoot wordt aangemerkt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont.

    1. Indien in de krachtens onderdeel 1 toepasselijke wetgeving van een lidstaat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gezinsleden en de overige personen op wie deze wetgeving van toepassing is, worden de echtgeno(o)t(e), de minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen die recht op onderhoud hebben, als gezinsleden beschouwd.

    2. Indien een persoon volgens de onderdelen 1 en 2 toepasselijke wetgeving slechts als gezinslid of huisgenoot wordt beschouwd wanneer hij bij de verzekerde of de gepensioneerde inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de verzekerde of de gepensioneerde wordt onderhouden;

  10. j)

    wordt onder woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen;

  11. k)

    wordt onder verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

  12. l)

    wordt ten aanzien van elke lidstaat onder wetgeving” verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid.

    Contractuele bepalingen vallen niet onder deze term. Wel blijft de term gelden voor contractuele bepalingen die een verzekeringsplicht instellen die is afgeleid van de in de eerste zin bedoelde wetten of regelingen die bij een besluit van het bevoegde overheidsorgaan algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, mits de betrokken lidstaat een verklaring in die zin opstelt waarvan hij de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt. Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;

  13. m)

    wordt ten aanzien van elke lidstaat onder bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere, vergelijkbare autoriteit, onder wie in de gehele betrokken staat of in een deel daarvan de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

  14. n)

    wordt onder Administratieve Commissie” verstaan de commissie bedoeld in artikel 71;

  15. n bis)

    wordt onder „Europese Arbeidsautoriteit” het orgaan verstaan dat bij Verordening (EU) 2019/1149 van het Europees Parlement en de Raad 6 is opgericht en wordt bedoeld in artikel 74 bis;

  16. o)

    wordt onder toepassingsverordening” verstaan de verordening bedoeld in artikel 89;

  17. p)

    wordt ten aanzien van elke lidstaat onder orgaan” verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

  18. q)

    wordt onder bevoegd orgaan” verstaan:

    1. i)

      het orgaan waarbij de betrokkene is verzekerd op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt,

      of

    2. ii)

      het orgaan ten opzichte waarvan de betrokkene aanspraak op prestaties heeft of zou hebben, indien hij of een of meer van zijn gezinsleden zouden wonen in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt,

      of

    3. iii)

      het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan,

      of

    4. iv)

      indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 3, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de betrokken verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam dat of de autoriteit die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangewezen;

  19. r)

    worden onder orgaan van de woonplaats” en orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan;

  20. s)

    wordt onder bevoegde lidstaat” verstaan de lidstaat waar het bevoegde orgaan zich bevindt;

  21. t)

    worden onder tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van werkzaamheden in loondienst of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering zijn erkend;

  22. u)

    worden onder tijdvakken van werkzaamheden in loondienst” en tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;

  23. v)

    worden onder tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

  24. v bis)

    onder verstrekkingen” wordt verstaan:

    1. i)

      in de zin van titel III, hoofdstuk 1 (prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen): verstrekkingen waarin voorzien wordt door de wetgeving van een lidstaat en welke bedoeld zijn om de kosten van medische verzorging en de met deze verzorging verbonden producten en diensten te verstrekken, beschikbaar te stellen, rechtstreeks te betalen of terug te betalen. Daartoe behoren verstrekkingen bij langdurige zorg.

    2. ii)

      in de zin van titel III, hoofdstuk 2 (arbeidsongevallen en beroepsziekten): alle verstrekkingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten zoals die worden omschreven onder punt i) hierboven en waarin wordt voorzien uit hoofde van de regelingen van de lidstaten voor arbeidsongevallen en beroepsziekten.

  25. w)

    omvat de term pensioen” tevens renten, als afkoopsom uitgekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, behoudens het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen;

  26. x)

    worden onder uitkeringen bij vervroegde uittreding” verstaan: alle uitkeringen, met uitzondering van een werkloosheidsuitkering en een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of opgeschort, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat; onder een vervroegde ouderdomsprestatie” wordt verstaan een prestatie die wordt verstrekt voordat de leeftijd is bereikt die normaliter geldt voor het recht op pensioen en die bij het bereiken van die leeftijd wordt doorbetaald of door een andere ouderdomsprestatie wordt vervangen;

  27. y)

    wordt onder overlijdensuitkering” verstaan een bedrag ineens dat bij overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder w) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uitgekeerd;

  28. z)

    worden onder gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzondering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de in bijlage I vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie.

Artikel 2. Personele werkingssfeer

1.

Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lidstaat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.

2.

Tevens is deze verordening van toepassing op de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen.

Artikel 3. Materiële werkingssfeer

Artikel 4. Gelijke behandeling

Artikel 5. Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen

Artikel 6. Samentelling van tijdvakken

Artikel 7. Opheffing van de regels inzake de woonplaats

Artikel 8. Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie-instrumenten

Artikel 9. Verklaringen van de lidstaten over de werkingssfeer van deze verordening

Artikel 10. Voorkoming van samenloop van prestaties

TITEL II. VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 11. Algemene regels

Artikel 12. Bijzondere regels

Artikel 13. Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten

Artikel 14. Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

Artikel 15. Bijzondere regels inzake de arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen

Artikel 16. Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15

TITEL III. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN UITKERINGEN

HOOFDSTUK 1. Prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen

Afdeling 1. Verzekerden en hun gezinsleden , met uitzondering van gerechtigden en hun gezinsleden

Artikel 17. Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat
Artikel 18. Verblijf in de bevoegde lidstaat terwijl de woonplaats in een andere lidstaat ligt — Bijzondere regels voor gezinsleden van grensarbeiders
Artikel 19. Verblijf buiten de bevoegde staat
Artikel 20. Reizen met het oogmerk verstrekkingen te ontvangen buiten de woonstaat (of lidstaat van de woonplaats)
Artikel 21. Uitkeringen
Artikel 22. Aanvragers van pensioenen

Afdeling 2. Pensioengerechtigden en hun gezinsleden

Artikel 23. Recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
Artikel 24. Geen recht op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de lidstaat van de woonplaats
Artikel 25. Pensioenen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten dan de lidstaat van de woonplaats in gevallen waarin er een recht op verstrekkingen bestaat in een andere lidstaat dan de lidstaat van de woonplaats
Artikel 26. Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen dan die waar de pensioengerechtigde woont
Artikel 27. Verblijf van de pensioengerechtigde en zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waar zij wonen — Verblijf in de bevoegde lidstaat — Toestemming voor een passende behandeling buiten de lidstaat van woonplaats
Artikel 28. Bijzondere voorschriften voor gepensioneerde grensarbeiders
Artikel 29. Uitkeringen voor pensioengerechtigden
Artikel 30. Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden

Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 31. Algemene bepaling
Artikel 32. Het recht op verstrekkingen: Prioriteitsbepaling — Bijzondere voorschriften voor recht van gezinsleden op prestaties in de lidstaat van de woonplaats
Artikel 33. Belangrijke verstrekkingen
Artikel 34. Samenloop van prestaties bij langdurige zorg
Artikel 35. Vergoedingen tussen organen onderling

HOOFDSTUK 2. Prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten

Artikel 36. Recht op verstrekkingen en uitkeringen

Artikel 37. Kosten voor het vervoer

Artikel 38. Prestaties wegens een beroepsziekte ontstaan door werkzaamheden in verschillende lidstaten

Artikel 39. Verergering van een beroepsziekte

Artikel 40. Regels in verband met bijzonderheden van bepaalde wetgevingen

Artikel 41. Vergoedingen tussen organen onderling

HOOFDSTUK 3. Uitkeringen bij overlijden

Artikel 42. Recht op uitkeringen ingeval het overlijden in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont

Artikel 43. Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioengerechtigde

HOOFDSTUK 4. Uitkeringen bij invaliditeit

Artikel 44. Personen die uitsluitend onderworpen zijn aan A-wetgevingen

Artikel 45. Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken

Artikel 46. Personen die onderworpen zijn aan hetzij uitsluitend B-wetgevingen, hetzij A- en B-wetgevingen

Artikel 47. Verergering van invaliditeit

Artikel 48. Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen

Artikel 49. Bijzondere bepalingen betreffende ambtenaren

HOOFDSTUK 5. Ouderdoms- en nabestaandenpensioenen

Artikel 50. Algemene bepalingen

Artikel 51. Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering

Artikel 52. Toekenning van uitkeringen

Artikel 53. Anticumulatiebepalingen

Artikel 54. Bijzondere bepalingen inzake samenloop van prestaties van dezelfde aard

Artikel 55. Samenloopvan een of meer uitkeringen van verschillende aard

Artikel 56. Aanvullende bepalingen voor de berekening van de uitkeringen

Artikel 57. Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar

Artikel 58. Toekenning van een aanvulling

Artikel 59. Herberekening en aanpassing van de uitkeringen

Artikel 60. Bijzondere bepalingen voor ambtenaren

HOOFDSTUK 6. Werkloosheidsuitkeringen

Artikel 61. Specifieke regels voor de samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst of van werkzaamheden anders dan in loondienst

Artikel 62. Berekening van de uitkering

Artikel 63. Bijzondere bepalingen voor de opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats

Artikel 64. Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere lidstaat begeven

Artikel 65. Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden

Artikel 65 bis. Bijzondere bepalingen voor volledig werkloze grensarbeiders anders dan in loondienst indien personen anders dan in loondienst werkzaam in de lidstaat waar zij wonen niet onder een werkloosheidsverzekeringsstelsel vallen

HOOFDSTUK 7. Uitkeringen bij vervroegde uittreding

Artikel 66. Uitkeringen

HOOFDSTUK 8. Gezinsuitkeringen

Artikel 67. Gezinsleden die in een andere lidstaat wonen

Artikel 68. Prioriteitsregels bij samenloop

Artikel 68 bis. Betaling van de uitkeringen

Artikel 69. Aanvullende bepalingen

HOOFDSTUK 9. Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties

Artikel 70. Algemene bepaling

TITEL IV. ADMINISTRATIEVE COMMISSIE EN RAADGEVEND COMITÉ

Artikel 71. Samenstelling en werkwijze van de Administratieve Commissie

Artikel 72. Taken van de Administratieve Commissie

Artikel 73. Technische Commissie voor de gegevensverwerking

Artikel 74. Rekencommissie

Artikel 74 bis. De Europese Arbeidsautoriteit

Artikel 75. Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

TITEL V. DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 76. Samenwerking

Artikel 77. Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 78. Elektronische gegevensverwerking

Artikel 79. Financiering van activiteiten op het gebied van de sociale zekerheid

Artikel 80. Vrijstelling

Artikel 81. Aanvragen, verklaringen of beroepschriften

Artikel 82. Geneeskundige onderzoeken

Artikel 83. Toepassing van wetgevingen

Artikel 84. Inning van premies of bijdragen en terugvordering van prestaties

Artikel 85. Rechten van de organen

Artikel 86. Bilaterale overeenkomsten

TITEL VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 87. Overgangsbepalingen

Artikel 87 bis. Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 465/2012

Artikel 88. Bijwerking van de bijlagen

Artikel 89. Toepassingsverordening

Artikel 90. Intrekkingen

Artikel 91. Inwerkingtreding

BIJLAGE II. BEPALINGEN VAN VERDRAGEN DIE VAN TOEPASSING BLIJVEN EN DIE, NAARGELANG HET GEVAL,BEPERKT ZIJN TOT DE PERSONEN DIE ONDER DEZE BEPALINGEN VALLEN (artikel 8, lid 1)

BIJLAGE III. BEPERKING VAN HET RECHT OP VERSTREKKINGEN VAN GEZINSLEDEN VAN EEN GRENSARBEIDER (artikel 18, lid 2)

BIJLAGE VIII. GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DEZE NIET VANTOEPASSING IS (artikel 52, lid 4, en artikel 52, lid 5)

BIJLAGE IX. PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL 49 KAN WORDEN TOEGEPAST

BIJLAGE X. BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES (artikel 70, lid 2,onder c))

BIJLAGE XI. BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN (Artikel 51, lid 3, artikel 56, lid 1, en artikel 83)