Voor zover toegestaan door hun onderscheiden nationale wetgeving, verlenen de Partijen elkaar op verzoek rechtshulp bij de identificatie en opsporing van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven en van andere voorwerpen ten aanzien van welke een beslissing tot confiscatie ten uitvoer kan worden gelegd. Deze rechtshulp omvat iedere maatregel waarmee bewijs wordt geleverd en zekergesteld betreffende het bestaan, de vindplaats, de verplaatsing, de aard, de juridische status of de waarde van bovenbedoelde voorwerpen.
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven en de verdeling van geconfisqueerde voorwerpen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven en de verdeling van geconfisqueerde voorwerpen
Opschrift
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven en de verdeling van geconfisqueerde voorwerpen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven en de verdeling van geconfisqueerde voorwerpen
Preambule
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, hierna te noemen „de Partijen",
Overwegende het feit dat de Partijen zich hebben verbonden tot samenwerking op basis van het Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 12 juni 1981, het Uitleveringsverdrag van 24 juni 1980 en het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van de Verenigde Naties van 20 december 1988;
De inspanningen van elke Partij erkennende om een doeltreffende bijdrage te leveren aan de bestrijding van de internationale criminaliteit, in het bijzonder de sluikhandel in verdovende middelen, het witwassen van de opbrengsten van de sluikhandel in verdovende middelen en de met verdovende middelen samenhangende corruptie;
Geleid door de wens de doeltreffendheid van de rechtshandhaving in beide landen te vergroten wat betreft het onderzoeken, vervolgen en bestrijden van misdaad en wat betreft het opsporen, in beslag nemen en confisqueren van opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven;
Tevens geleid door de wens een kader te scheppen voor het verdelen van voorwerpen die ten gevolge van onderlinge samenwerking tussen de Partijen zijn geconfisqueerd als opbrengsten van of hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven;
Overwegende dat voorwerpen die krachtens deze Overeenkomst worden verdeeld, hetzij rechtstreeks hetzij door middel van een fonds zouden moeten worden bestemd voor de rechtshandhaving;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Identificatie en opsporing
Een Partij kan, zonder voorafgaand verzoek, aan de andere Partij informatie verstrekken omtrent opbrengsten van en hulpmiddelen bij het plegen van misdrijven wanneer zij van oordeel is dat het verstrekken van die informatie de andere Partij van nut kan zijn voor het instellen of afronden van onderzoeken of procedures.