Home

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het overnemen van strafvervolgingen

Geldig vanaf 11 mei 1974
Geldig vanaf 11 mei 1974

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het overnemen van strafvervolgingen

Opschrift

[Regeling treedt in werking op nader te bepalen tijdstip]

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het overnemen van strafvervolgingen

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake het overnemen van strafvervolgingen

Preambule

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

Bezield door de wens de samenwerking tussen de drie Staten op strafrechtelijk gebied uit te breiden;

Overwegende dat op het gebied van deze samenwerking reeds voortgang is geboekt door het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Brussel op 27 juni 1962, en door het Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in strafzaken, ondertekend te Brussel op 26 september 1968;

Overwegende dat het van belang is deze samenwerking hechter te maken door tussen de drie Staten te voorzien in een procedure inzake de overname van strafvervolgingen, die het mogelijk maakt in een Staat strafrechtelijk op te treden tegen de in een andere Staat gemaakte inbreuken op normen die daar door de strafwet worden beschermd;

Gelet op de adviezen van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad van 2 juni 1972 en 30 november 1973,

Hebben besloten tot dat doel een Verdrag te sluiten en hebben tot hun Gevolmachtigden benoemd:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen:

  • Zijne Excellentie de Heer H. VANDERPOORTEN,

  • Minister van Justitie;

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg:

  • Zijne Excellentie de Heer Eug. SCHAUS,

  • Vice-Minister-President, Minister van Justitie;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

  • Zijne Excellentie de Heer A. A. M. van AGT,

  • Vice-Minister-President, Minister van Justitie;

Die, na elkander hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben overgelegd, zijn overeengekomen als volgt:

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

Artikel 1 [Nog niet in werking]

Artikel 2 [Nog niet in werking]

Artikel 3 [Nog niet in werking]

Artikel 4 [Nog niet in werking]

Artikel 5 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK II. Verzoek tot strafvervolging

Artikel 6 [Nog niet in werking]

Artikel 7 [Nog niet in werking]

Artikel 8 [Nog niet in werking]

Artikel 9 [Nog niet in werking]

Artikel 10 [Nog niet in werking]

Artikel 11 [Nog niet in werking]

Artikel 12 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK III. Voorlopige maatregelen

Artikel 13 [Nog niet in werking]

Artikel 14 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK IV. Gevolgen van het verzoek tot strafvervolging en van de inwilliging daarvan, in de verzoekende Staat

Artikel 15 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK V. Verjaring van het recht tot strafvordering

Artikel 16 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK VI. Strafvervolging in de aangezochte Staat

Artikel 17 [Nog niet in werking]

Artikel 18 [Nog niet in werking]

Artikel 19 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK VII. Territoriale bevoegdheid

Artikel 20 [Nog niet in werking]

HOOFDSTUK VIII. Slotbepalingen

Artikel 21 [Nog niet in werking]

Artikel 22 [Nog niet in werking]

Artikel 23 [Nog niet in werking]

Artikel 24 [Nog niet in werking]

Artikel 25 [Nog niet in werking]

Artikel 26 [Nog niet in werking]

Artikel 27 [Nog niet in werking]

BIJLAGE