Home

Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad

Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

Deze richtlijn heeft tot doel bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten te harmoniseren.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten.

2.

Deze richtlijn is niet van toepassing op het volgende:

  1. kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op een onroerend goed, of gewaarborgd worden door een recht op een onroerend goed;

  2. kredietovereenkomsten voor het verkrijgen of het behouden van eigendomsrechten betreffende grond of een bestaand of gepland gebouw;

  3. kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van minder dan 200 EUR of meer dan 75 000 EUR;

  4. huur- of leasingovereenkomsten die geen verplichting tot aankoop van het huur- of leasingobject noch in de overeenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst inhouden; een dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien daartoe eenzijdig door de kredietgever wordt besloten;

  5. kredietovereenkomsten die in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening worden verleend en die binnen een maand moeten worden afgelost;

  6. kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten, en kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald en slechts onbetekenende kosten worden aangerekend;

  7. kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij of tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemers wordt toegekend, en die niet aan het publiek in het algemeen worden aangeboden;

  8. kredietovereenkomsten die worden gesloten met beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(1) of met kredietinstellingen in de zin van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG om een belegger de mogelijkheid te bieden transacties te verrichten met betrekking tot één of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG vermelde instrumenten en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is;

  9. kredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;

  10. kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van betaling van een bestaande schuld;

  11. kredietovereenkomsten bij het sluiten waarvan van de consument wordt verlangd dat hij bij de kredietgever een goed als zekerheid in bewaring geeft, en waarbij de aansprakelijkheid van de consument zich strikt beperkt tot dit in pand gegeven goed;

  12. kredietovereenkomsten betreffende leningen die krachtens een wettelijke bepaling met een doelstelling van algemeen belang aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de markt gebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke.

2 bis.

Niettegenstaande lid 2, onder c), is deze richtlijn van toepassing op overeenkomsten betreffende niet-gewaarborgde kredieten voor de renovatie van voor bewoning bestemde onroerende goederen waarvan het totaal kredietbedrag hoger is dan 75 000 EUR.

3.

Op de kredietovereenkomst waarbij het krediet in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening wordt verleend en op verzoek of binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald, zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 3, artikel 4, lid 1, lid 2, punten a) tot en met c), en lid 4, de artikelen 6 tot en met 9, artikel 10, leden 1, 4 en 5, artikel 12, artikel 15, artikel 17 en de artikelen 19 tot en met 32 van toepassing.

4.

Op kredietovereenkomsten in de vorm van overschrijding zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 3, artikel 18, artikel 20 en de artikelen 22 tot en met 32 van toepassing.

5.

De lidstaten mogen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, de artikelen 6, 7 en 9, artikel 10, lid 1, lid 2, punten a) tot en met h) en punt l), en lid 4, en de artikelen 11, 13 en 16 tot en met 32 van toepassing zijn op kredietovereenkomsten, gesloten door een organisatie die:

  1. opgericht is tot wederzijds nut van de leden;

  2. geen winst maakt voor anderen dan haar leden;

  3. een sociale rol vervult zoals door de nationale wetgeving wordt opgelegd;

  4. uitsluitend de spaargelden van zijn leden aanneemt en beheert en uitsluitend aan hen financieringsmogelijkheden biedt, en

  5. de kredieten verstrekt op basis van een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan het op de markt gebruikelijke of waarvan het maximum is vastgesteld in de nationale wetgeving,

en waarvan het lidmaatschap alleen openstaat voor personen die woonachtig zijn of werken in een bepaalde locatie of regio, of voor de werknemers en gepensioneerde werknemers van een bepaalde werkgever, dan wel voor personen die voldoen aan andere kwalificaties die in de nationale wetgeving als basis voor het bestaan van een band tussen de leden zijn vastgelegd.

De lidstaten mogen de door zulk een organisatie gesloten kredietovereenkomsten uitzonderen van de toepassing van deze richtlijn indien de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die de organisatie is aangegaan onbeduidend is in verhouding tot de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd en de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die al door zulke organisaties in de lidstaat zijn aangegaan, minder bedraagt dan 1 % van de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die in die lidstaat zijn aangegaan.

De lidstaten bekijken jaarlijks of de voorwaarden voor de toepassing van deze uitzondering nog gelden en ondernemen stappen om de uitzondering in te trekken indien zij vinden dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

6.

De lidstaten mogen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, de artikelen 6, 7 en 9, artikel 10, lid 1, lid 2, punten a) tot en met i), l) en r), en lid 4, de artikelen 11, 13 en 16 en de artikelen 18 tot en met 32 van toepassing zijn op kredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, en:

  1. met deze regelingen een rechtsvordering tot ingebrekestelling zou kunnen worden vermeden, en

  2. de voorwaarden voor de consument daardoor niet ongunstiger worden dan voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst.

Valt de kredietovereenkomst echter onder lid 3, dan is uitsluitend dat lid van toepassing.

Artikel 3 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „consument”: een natuurlijk persoon die bij transacties in de zin van deze richtlijn handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen;

  2. „kredietgever”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt;

  3. „kredietovereenkomst”: een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit, met uitzondering van overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt;

  4. „geoorloofde debetstand op een rekening”: een uitdrukkelijke kredietovereenkomst waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de rekening van de consument te boven gaan;

  5. „overschrijding”: stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening-courant of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan;

  6. „kredietbemiddelaar”: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een andere overeengekomen financiële beloning:

    1. aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt;

    2. consumenten anderszins dan onder i) bedoeld, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van andere dan de onder i) bedoelde kredietovereenkomsten, of

    3. namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit;

  7. „totale kosten van het krediet voor de consument”: alle kosten, met inbegrip van rente, commissielonen, belastingen en vergoedingen van welke aard ook, die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van notariskosten; dit omvat ook de kosten in verband met nevendiensten met betrekking tot de kredietovereenkomst, met name verzekeringspremies, indien, daarenboven, het sluiten van een dienstencontract verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen;

  8. „het totale door de consument te betalen bedrag”: de som van het totale kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument;

  9. „jaarlijks kostenpercentage”: de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag, indien toepasselijk te vermeerderen met de kosten bedoeld in artikel 19, lid 2;

  10. „debetrentevoet”: de rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of variabel percentage;

  11. „vaste debetrentevoet”: wanneer in de kredietovereenkomst de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt. Indien niet alle debetrentevoeten in de kredietovereenkomst worden gespecificeerd, wordt de debetrentevoet alleen geacht vast te zijn voor die deeltermijnen waarvoor de debetrentevoeten, bij de sluiting van de kredietovereenkomst overeengekomen, uitsluitend aan de hand van een vast specifiek percentage zijn vastgesteld;

  12. „totaal kredietbedrag”: het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld;

  13. „duurzame drager”: ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

  14. „gelieerde kredietovereenkomst”: een kredietovereenkomst waarbij geldt dat:

    1. het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, en

    2. die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen; een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert of, in het geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruikmaakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien de bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst.

HOOFDSTUK II INFORMATIEVERSTREKKING EN HANDELINGEN VOORAFGAAND AAN HET SLUITEN VAN DE KREDIETOVEREENKOMST

Artikel 4 In reclame op te nemen standaardinformatie

Artikel 5 Precontractuele informatie

Artikel 6 Voorschriften inzake precontractuele informatie voor bepaalde kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening en voor bepaalde kredietovereenkomsten

Artikel 7 Vrijstellingen van de plicht tot het verstrekken van precontractuele informatie

Artikel 8 Verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen

HOOFDSTUK III TOEGANG TOT GEGEVENSBANKEN

Artikel 9 Toegang tot gegevensbanken

HOOFDSTUK IV INFORMATIE EN RECHTEN BETREFFENDE KREDIETOVEREENKOMSTEN

Artikel 10 In de kredietovereenkomst te vermelden informatie

Artikel 11 Informatie over de debetrentevoet

Artikel 11 bis Informatie met betrekking tot de wijziging van de voorwaarden van een kredietovereenkomst

Artikel 12 Verplichtingen bij kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening

Artikel 13 Kredietovereenkomsten met onbepaalde looptijd

Artikel 14 Herroepingsrecht

Artikel 15 Gelieerde kredietovereenkomsten

Artikel 16 Vervroegde aflossing

Artikel 16 bis Achterstallen en handhaving

Artikel 17 Overdracht van rechten

Artikel 18 Overschrijding

HOOFDSTUK V JAARLIJKS KOSTENPERCENTAGE

Artikel 19 Berekening van het jaarlijkse kostenpercentage

HOOFDSTUK VI KREDIETGEVERS EN KREDIETBEMIDDELAARS

Artikel 20 Toezicht op kredietgevers

Artikel 21 Bepaalde verplichtingen van kredietbemiddelaars tegenover consumenten

HOOFDSTUK VII UITVOERINGSMAATREGELEN

Artikel 22 Harmonisatie en dwingend karakter van de richtlijn

Artikel 23 Sancties

Artikel 24 Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

Artikel 24 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 26 Aan de Commissie te verstrekken informatie

Artikel 27 Omzetting

Artikel 28 Omrekening van in euro luidende bedragen in nationale valuta

HOOFDSTUK VIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Intrekking

Artikel 30 Overgangsmaatregelen

Artikel 31 Inwerkingtreding

Artikel 32 Adressaten

BIJLAGE I

BIJLAGE IIEUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET

BIJLAGE IIIEUROPESE CONSUMENTENKREDIETINFORMATIE VOOR1) geoorloofde debetstand op een rekening2) consumentenkredieten aangeboden door bepaalde kredietorganisaties (artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2008/48/EG)3) schuldherschikking