Home

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde(2) moet op verscheidende punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en de logica is het wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken.

  2. Richtlijn 2006/112/EG behelst voorschriften voor de btw die in bepaalde gevallen ruimte laten voor interpretatie door de lidstaten. De vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG zou moeten leiden tot een toepassing van het btw-stelsel die meer overeenstemt met het doel van de interne markt in de gevallen waarin bij de toepassing verschillen optreden of zouden kunnen optreden die onverenigbaar zijn met de goede werking van die interne markt. Deze uitvoeringsmaatregelen zijn slechts wettelijk bindend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening en doen geen afbreuk aan de geldigheid van de voordien door de lidstaten vastgestelde wetgeving, noch van de interpretatie die door deze lidstaten voor die datum is gehanteerd.

  3. In deze verordening dient rekening te worden gehouden met wijzigingen die voortvloeien uit de vaststelling van Richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst(3).

  4. De doelstelling van deze verordening is te zorgen voor een eenvormige toepassing van het bestaande btw-stelsel door maatregelen vast te stellen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG, met name betreffende de belastingplichtigen, de levering van goederen en diensten, en de plaats van de belastbare handelingen. Overeenkomstig het in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. De eenvormigheid van de toepassing wordt het best gegarandeerd door een verordening, aangezien die bindend en rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten.

  5. De uitvoeringsbepalingen omvatten specifieke voorschriften die een antwoord geven op bepaalde toepassingsvragen, en zij moeten, uitsluitend in die specifieke gevallen, zorgen voor een eenvormige aanpak in de gehele Unie. Zij zijn derhalve niet bindend voor andere gevallen en moeten, gelet op hun formulering, op restrictieve wijze worden toegepast.

  6. Wanneer een niet-belastingplichtige zijn woonplaats wijzigt en een nieuw vervoermiddel overbrengt, of wanneer een nieuw vervoermiddel wordt teruggezonden naar de lidstaat vanwaaruit het oorspronkelijk aan de niet-belastingplichtige die het terugzendt was geleverd met vrijstelling van de btw moet duidelijk zijn dat dit geen intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel betreft.

  7. Voor sommige diensten volstaat het dat de dienstverrichter aantoont dat de al dan niet belastingplichtige afnemer van deze diensten buiten de Gemeenschap is gevestigd om het verstrekken van die diensten buiten het toepassingsgebied van de btw te doen vallen.

  8. Er dient te worden verduidelijkt dat de toekenning van een btw-identificatienummer aan een belastingplichtige die diensten verricht naar of afneemt vanuit een andere lidstaat, en ter zake waarvan de btw alleen door de afnemer verschuldigd is, geen afbreuk doet aan de aanspraak van die belastingplichtige op de niet-belastbaarheid van zijn intracommunautaire verwervingen van goederen. Niettemin wordt een belastingplichtige die in het kader van een intracommunautaire verwerving van goederen zijn btw-identificatienummer aan de leverancier meedeelt, in ieder geval geacht ter zake van die handelingen voor belastingheffing te hebben gekozen.

  9. De verdere integratie van de interne markt heeft geleid tot een grotere behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking tussen marktdeelnemers die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, en tot de ontwikkeling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV’s), opgericht overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV)(4). Daarom moet worden verduidelijkt dat EESV’s belastingplichtigen zijn wanneer zij onder bezwarende titel goederenleveringen of diensten verrichten.

  10. Er dient een duidelijke definitie te worden gegeven van restaurant- en cateringdiensten, het onderscheid tussen beide dient te worden gemaakt en de passende behandeling van deze diensten dient te worden vastgesteld.

  11. Duidelijkheidshalve moeten de de handelingen die als langs elektronische weg verrichte dienst aan te merken zijn in een lijst worden opgenomen zonder dat deze daarom definitief of limitatief is.

  12. Er moet worden bepaald dat een verrichting die uitsluitend bestaat in het assembleren van verschillende door de afnemer geleverde machineonderdelen als een dienst moet worden aangemerkt, en voorts wat de plaats van die dienst is wanneer de dienst voor een niet-belastingplichtige wordt verricht.

  13. De verkoop van een optie als een financieel instrument dient te worden behandeld als een dienst los van de onderliggende transacties waarop de optie betrekking heeft.

  14. Ter wille van een uniforme toepassing van de regels voor de plaats van belastbare handelingen dienen begrippen zoals zetel van de bedrijfsuitoefening, vaste inrichting, woonplaats en gebruikelijke verblijfplaats, te worden verduidelijkt. Onverminderd de toepassing van de rechtspraak van het Hof van Justitie, moeten ten behoeve van de praktische toepassing van die begrippen criteria ter beschikking staan die zo helder en objectief mogelijk zijn.

  15. Er dienen regels te worden vastgesteld die waarborgen dat leveringen van goederen op eenvormige wijze worden behandeld wanneer een leverancier de ter zake van afstandverkopen geldende maximumwaarde voor leveringen naar een andere lidstaat heeft overschreden.

  16. Er dient te worden verduidelijkt dat het traject van het vervoermiddel, en niet het traject van de daarmee vervoerde passagiers, bepalend is voor het in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer.

  17. Wat de intracommunautaire verwerving van goederen betreft, behoudt de lidstaat van verwerving het recht om de verwerving te belasten, ongeacht de btw-behandeling die in de lidstaat van vertrek op de handeling van toepassing is.

  18. De juiste toepassing van de regels inzake de plaats van een dienst steunt hoofdzakelijk op de al dan niet belastingplichtige status van de afnemer, alsook op de hoedanigheid waarin de afnemer handelt. Er moet worden vastgesteld welk bewijs de dienstverrichter van zijn afnemer dient te verkrijgen om diens belastingplichtige status te kunnen bepalen.

  19. Er dient te worden verduidelijkt dat, indien diensten aan een belastingplichtige voor zijn privédoeleinden, met inbegrip van gebruik door het personeel van de afnemer, worden verstrekt, deze belastingplichtige niet geacht worden als belastingplichtige te handelen. Het feit dat een afnemer zijn btw-identificatienummer aan de dienstverrichter heeft meegedeeld, volstaat om vast te stellen dat de afnemer als belastingplichtige handelt, tenzij de dienstverrichter over tegengestelde informatie beschikt. Er moet tevens worden gegarandeerd dat een dienst die tegelijk voor bedrijfsdoeleinden en voor privédoeleinden wordt verworven, slechts op één plaats wordt belast.

  20. Om nauwkeurig te kunnen bepalen waar de afnemer gevestigd is, dient de dienstverrichter de door de afnemer meegedeelde gegevens te verifiëren.

  21. Onverminderd de algemene regel betreffende de plaats van een dienst aan een belastingplichtige, moeten er, wanneer er diensten worden verstrekt aan een afnemer die op meer dan één plaats gevestigd is, regels zijn aan de hand waarvan de dienstverrichter, rekening houdend met de omstandigheden, kan vaststellen voor welke vaste inrichting van de afnemer de dienst wordt verricht. Indien de dienstverrichter niet in staat is die plaats te bepalen, moeten er regels zijn om diens verplichtingen te verduidelijken. Die regels mogen geen invloed hebben op de verplichtingen van de afnemer, noch deze wijzigen.

  22. Ook moet worden gepreciseerd van welk tijdstip de dienstverrichter moet uitgaan om de status, de hoedanigheid en de plaats van vestiging van de al dan niet belastingplichtige afnemer te bepalen.

  23. Het antimisbruikbeginsel geldt in zijn algemeenheid voor de bepalingen van deze verordening, maar de toepassing ervan moet meer in het bijzonder in herinnering worden gebracht met betrekking tot sommige van die bepalingen.

  24. Bepaalde specifieke diensten, zoals de toewijzing van televisie-uitzendrechten van voetbalwedstrijden, de vertaling van teksten, diensten in verband met de indiening van verzoeken om btw-teruggave, en voor een niet-belastingplichtige verrichte diensten van tussenpersonen, behelzen grensoverschrijdende verrichtingen of zelfs de deelneming van buiten de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemers. Ter vergroting van de rechtszekerheid moet de plaats van deze diensten duidelijk worden vastgesteld.

  25. Er dient te worden verduidelijkt dat diensten verricht door tussenpersonen die, handelend in naam en voor rekening van een ander, bemiddelen bij het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf niet onder de specifieke regel betreffende diensten met betrekking tot onroerende goederen vallen.

  26. Wanneer diensten die in het kader van uitvaartverzorging worden verricht, deel uitmaken van één enkele dienst, moeten er ook regels worden vastgesteld om de plaats van de dienst te bepalen.

  27. Om te garanderen dat diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- en soortgelijke evenementen op eenvormige wijze worden behandeld, moet worden omschreven wat onder het verlenen van toegang tot dergelijke evenementen wordt verstaan, en wat moet worden verstaan onder met het verlenen van toegang tot dergelijke evenementen samenhangende diensten.

  28. De behandeling van restaurantdiensten en cateringdiensten die aan boord van een vervoermiddel worden verricht, voor zover het passagiersvervoer op het grondgebied van verscheidene landen plaatsvindt, moet worden verduidelijkt.

  29. Aangezien bepaalde regels inzake de verhuur van vervoermiddelen afhangen van de duur van het bezit of het gebruik van het vervoermiddel, moet niet alleen worden vastgesteld welke voertuigen als vervoermiddel worden beschouwd, maar ook verduidelijkt hoe een dergelijke dienst moet worden behandeld in het geval van opeenvolgende contracten. Ook de plaats waar een vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking wordt gesteld van de afnemer, moet worden bepaald.

  30. In bepaalde bijzondere gevallen mag de vergoeding die in rekening wordt gebracht voor de betaling van een transactie met een krediet- of debetkaart, de maatstaf van heffing van die transactie niet verminderen.

  31. Er moet worden verduidelijkt dat het verlaagd tarief van toepassing kan zijn op de verhuur van op kampeerterreinen geïnstalleerde en als accommodatie gebruikte tenten, caravans en kampeerauto’s.

  32. Beroepsopleiding of -herscholing dient zowel onderwijs te omvatten dat rechtstreeks verband houdt met een vak of een beroep, als onderwijs om voor beroepsdoeleinden kennis te verwerven of op peil te houden, ongeacht de duur van de opleiding.

  33. Platinum nobles moeten van de vrijstelling voor deviezen, bankbiljetten en munten worden uitgesloten.

  34. Er moet worden verduidelijkt dat de vrijstelling voor diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde in de maatstaf van heffing van die goederen is opgenomen, ook geldt voor vervoerdiensten die worden verricht in het kader van een woonplaatsverandering.

  35. Goederen die door de afnemer buiten de Gemeenschap worden gebracht en bestemd zijn voor de uitrusting of bevoorrading van vervoermiddelen die voor niet-zakelijke doeleinden door andere dan natuurlijke personen zoals publiekrechtelijke lichamen en verenigingen worden gebruikt, moeten van de vrijstelling bij uitvoer worden uitgesloten.

  36. Ter waarborging van eenvormige nationale administratieve praktijken voor de berekening van de minimumwaarde voor de vrijstelling bij uitvoer van goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, moeten de bepalingen inzake die berekening worden geharmoniseerd.

  37. Er moet worden verduidelijkt dat de vrijstelling voor bepaalde met uitvoer gelijkgestelde handelingen ook geldt voor diensten die onder de bijzondere regeling voor langs elektronische weg verrichte diensten vallen.

  38. Een lichaam dat wordt opgericht krachtens het rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), mag met het oog op btw-vrijstelling slechts als een internationale instelling worden aangemerkt wanneer het aan bepaalde voorwaarden voldoet. De kenmerken waarover het moet beschikken om voor vrijstelling in aanmerking te komen, moeten derhalve worden vastgesteld.

  39. Goederenleveringen en diensten verricht in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen, voor erkende internationale instellingen of voor bepaalde strijdkrachten zijn binnen bepaalde beperkingen en onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de btw. Opdat een belastingplichtige die vanuit een andere lidstaat dergelijke goederenleveringen of diensten verricht, zich ervan kan vergewissen dat aan de voorwaarden en beperkingen voor deze vrijstelling is voldaan, dient een certificaat van vrijstelling te worden vastgesteld.

  40. Elektronische invoerdocumenten die aan dezelfde vereisten voldoen als papieren documenten, moeten voor de uitoefening van het recht op aftrek kunnen worden gebruikt.

  41. Wanneer een leverancier of dienstverrichter op het grondgebied van de lidstaat waar de btw verschuldigd is, over een vaste inrichting beschikt, moet worden verduidelijkt in welke omstandigheden die vaste inrichting tot voldoening van de belasting gehouden is.

  42. Er dient te worden verduidelijkt dat een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd op het grondgebied van de lidstaat waar de btw verschuldigd is, voor de verschuldigdheid van de belasting als een in die lidstaat gevestigde belastingplichtige moet worden aangemerkt, zelfs indien die zetel van de bedrijfsuitoefening niet bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst betrokken is.

  43. Er dient te worden verduidelijkt dat, ter bevordering van een juistere belastinginning, elke belastingplichtige, zodra hij in het bezit is van zijn btw-identificatienummer, dit nummer bij bepaalde belastbare handelingen mee dient te delen.

  44. De gewichten voor beleggingsgoud die door de goudmarkten algemeen worden aanvaard, moeten worden vermeld en er moet een gemeenschappelijke datum worden vastgesteld waarop de waarde van gouden munten wordt bepaald, teneinde de marktdeelnemers op gelijke voet te behandelen.

  45. Om in aanmerking te komen voor de bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die langs elektronische weg diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen die in de Gemeenschap gevestigd of woonachtig zijn, gelden bepaalde voorwaarden. Wanneer niet meer aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet met name duidelijk worden aangegeven wat de gevolgen daarvan zijn.

  46. Een aantal wijzigingen vloeit voort uit Richtlijn 2008/8/EG. Aangezien deze wijzigingen betrekking hebben op de belastingheffing ter zake van de langdurende verhuur van vervoermiddelen vanaf 1 januari 2013 enerzijds, en op de belastingheffing op langs elektronische weg verrichte diensten vanaf 1 januari 2015 anderzijds, moet worden verduidelijkt dat de overeenkomstige artikelen van deze verordening pas op dezelfde datums van toepassing worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP

Deze verordening behelst maatregelen ter uitvoering van sommige bepalingen van de titels I tot en met V en VII tot en met XII van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 1

Deze verordening behelst maatregelen ter uitvoering van sommige bepalingen van de titels I tot en met V en VII tot en met XII van Richtlijn 2006/112/EG.

HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED(TITEL I VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

De volgende handelingen geven geen aanleiding tot intracommunautaire verwervingen in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG:

  1. het overbrengen van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige in het kader van een woonplaatsverandering, op voorwaarde dat de vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG op het tijdstip van levering geen toepassing kon vinden;

  2. het terugzenden van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige naar de lidstaat vanwaaruit het oorspronkelijk aan hem was geleverd met de vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG.

Onverminderd artikel 59 bis, eerste alinea, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG zijn de onderstaande diensten niet aan de btw onderworpen indien de dienstverrichter aantoont dat de overeenkomstig hoofdstuk V, afdeling 4, onderafdelingen 3 en 4, van deze verordening bepaalde plaats van de dienst buiten de Gemeenschap gelegen is:

  1. vanaf 1 januari 2013, de in artikel 56, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde dienst;

  2. vanaf 1 januari 2015, de in artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG vermelde diensten;

  3. de in artikel 59 van Richtlijn 2006/112/EG vermelde diensten.

Een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2006/112/EG ter zake van zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aanspraak op niet-belastbaarheid heeft, behoudt die aanspraak wanneer hem, overeenkomstig artikel 214, lid 1, onder d) of e), van die richtlijn, een btw-identificatienummer is toegekend voor de door hem afgenomen diensten waarvoor hij tot voldoening van de btw is gehouden, of voor de door hem op het grondgebied van een andere lidstaat verrichte diensten waarvoor uitsluitend de afnemer de btw moet voldoen.

Indien evenwel deze belastingplichtige dit btw-identificatienummer met betrekking tot een intracommunautaire verwerving van goederen meedeelt aan een leverancier, wordt hij geacht het in artikel 3, lid 3, van die Richtlijn bedoelde keuzerecht te hebben uitgeoefend.

Artikel 2

De volgende handelingen geven geen aanleiding tot intracommunautaire verwervingen in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG:

  1. het overbrengen van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige in het kader van een woonplaatsverandering, op voorwaarde dat de vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG op het tijdstip van levering geen toepassing kon vinden;

  2. het terugzenden van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige naar de lidstaat vanwaaruit het oorspronkelijk aan hem was geleverd met de vrijstelling van artikel 138, lid 2, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 3

Artikel 4

HOOFDSTUK III BELASTINGPLICHTIGEN(TITEL III VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Artikel 5

HOOFDSTUK IV BELASTBARE HANDELINGEN(ARTIKELEN 24 TOT EN MET 29 VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

HOOFDSTUK V PLAATS VAN BELASTBARE HANDELINGEN

AFDELING 1 Begrippen

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

AFDELING 2 Plaats van levering van goederen (Artikelen 31 tot en met 39 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 14

Artikel 15

AFDELING 3 Plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen (Artikelen 40, 41 en 42 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 16

AFDELING 4 Plaats van een dienst (Artikelen 43 tot en met 59 van richtlijn 2006/112/EG)

Onderafdeling 1 Status van de afnemer

Artikel 17
Artikel 18

Onderafdeling 2 Hoedanigheid van de afnemer

Artikel 19

Onderafdeling 3 Plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 20
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24

Onderafdeling 4 Gemeenschappelijke bepaling betreffende de bepaling van de status, de hoedanigheid en de plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 25

Onderafdeling 5 Plaats van een dienst krachtens de hoofdregels

Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 29

Onderafdeling 6 Diensten van tussenpersonen

Artikel 30
Artikel 31

Onderafdeling 7 Culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke diensten

Artikel 32
Artikel 33

Onderafdeling 8 Met vervoer samenhangende diensten, expertises of werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken

Artikel 34

Onderafdeling 9 Het verstrekken van restaurant- en cateringdiensten, aan boord van een vervoermiddel

Artikel 35
Artikel 36
Artikel 37

Onderafdeling 10 Verhuur van vervoermiddelen

Artikel 38
Artikel 39
Artikel 40

Onderafdeling 11 Diensten voor niet-belastingplichtigen buiten de gemeenschap

Artikel 41

HOOFDSTUK VI MAATSTAF VAN HEFFING(TITEL VII VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Artikel 42

HOOFDSTUK VII TARIEVEN

Artikel 43

HOOFDSTUK VIII VRIJSTELLINGEN

AFDELING 1 Vrijstellingen voor bepaalde activtiteiten van algemeen belang (Artikelen 132, 133 en 134 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 44

AFDELING 2 Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten (Artikelen 135, 136 en 137 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 45

AFDELING 3 Vrijstellingen bij invoer (Artikelen 143, 144 en 145 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 46

AFDELING 4 Vrijstellingen bij uitvoer (Artikelen 146 en 147 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 47

Artikel 48

AFDELING 5 Vrijstellingen voor bepaalde met uitvoer gelijkgestelde handelingen (Artikelen 151 en 152 van richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

HOOFDSTUK IX AFTREK(TITEL X VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Artikel 52

HOOFDSTUK X VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGEN EN VAN BEPAALDE NIET-BELASTINGPLICHTIGE PERSONEN(TITEL XI VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

AFDELING 1 Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen Artikelen 192 bis tot en met 205 van Richtlijn 2006/112/EG

Artikel 53

Artikel 54

AFDELING 2 Diverse bepalingen (Artikelen 272 en 273 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 55

HOOFDSTUK XI BIJZONDERE REGELINGEN

AFDELING 1 Bijzondere regeling voor beleggingsgoud (Artikelen 344 tot en met 356 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 56

Artikel 57

AFDELING 2 Bijzondere regeling voor niet in de gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die langs elektronische weg diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen (Artikelen 357 tot en met 369 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 60

Artikel 61

Artikel 62

Artikel 63

HOOFDSTUK XII SLOTBEPALINGEN

Artikel 64

Artikel 65

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV