Home

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking zijn de afgelopen jaren een steeds groter probleem geworden, dat inmiddels zowel in de Unie als op mondiaal niveau hoog op de agenda staat. Niet-aangegeven en onbelaste inkomsten leiden tot een aanzienlijke derving van nationale belastingopbrengsten, en daarom moet de belastinginning dringend efficiënter en doelmatiger worden georganiseerd. Het automatisch uitwisselen van inlichtingen kan hierin een belangrijke rol spelen, en de Commissie heeft in haar mededeling van 6 december 2012, die een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking bevat, dan ook beklemtoond dat de automatische uitwisseling van gegevens sterk moet worden bevorderd als de toekomstige Europese en internationale standaard voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken.

  2. Ook op internationaal niveau (G20 en G8) is onlangs erkend dat het automatisch uitwisselen van inlichtingen een belangrijk instrument in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking is. De Verenigde Staten van Amerika hebben met verschillende andere landen, waaronder alle lidstaten, bilaterale overeenkomsten onderhandeld over de bilaterale automatische uitwisseling van inlichtingen, ter uitvoering van de United States' Foreign Account Tax Compliance Act (algemeen bekend als „FATCA”); aansluitend hierop heeft de G20 de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opdracht gegeven om, uitgaande van deze overeenkomsten, één mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen te ontwikkelen.

  3. De Europese Raad heeft op 22 mei 2013 verzocht het toepassingsgebied van de automatische inlichtingenuitwisseling op Unieniveau en op mondiaal niveau te verruimen met het oog op de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning, en tevens zijn waardering uitgesproken voor de inspanningen die in de G20, de G8 en de OESO worden geleverd om een mondiale standaard te ontwikkelen voor automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in fiscale aangelegenheden.

  4. In februari 2014 heeft de OESO de belangrijkste elementen van een mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in fiscale aangelegenheden gepresenteerd, met name een model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en een gezamenlijke rapportagestandaard, die vervolgens door de ministers van Financiën van de G20 en de presidenten van de centrale banken zijn bekrachtigd. In juli 2014 heeft de Raad van de OESO de volledige mondiale standaard gepresenteerd, met inbegrip van de resterende elementen, met name de opmerkingen over het model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard en de informatietechnologische modaliteiten voor de implementatie van de mondiale standaard. Het volledige pakket betreffende de mondiale standaard is in september 2014 door de ministers van Financiën van de G20 en de presidenten van de centrale banken onderschreven.

  5. Richtlijn 2011/16/EU van de Raad(2) voorziet al in de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten voor bepaalde categorieën van inkomsten en vermogen, vooral van niet-financiële aard, die belastingplichtigen hebben in andere lidstaten dan hun staat van verblijf. Zij omvat ook een stapsgewijze aanpak voor de versterking van de automatische uitwisseling van inlichtingen door de geleidelijke uitbreiding tot nieuwe inkomsten- en vermogenscategorieën en het schrappen van de voorwaarde dat de inlichtingen slechts hoeven te worden uitgewisseld als zij beschikbaar zijn. Vandaag de dag boeten de bestaande Unie- en internationale instrumenten voor administratieve samenwerking op het gebied van belastingen, gezien de toegenomen mogelijkheden om in het buitenland te investeren in een breed scala van financiële producten, in aan doeltreffendheid bij het bestrijden van grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking.

  6. Zoals door het verzoek van de Europese Raad wordt benadrukt, behoort sneller werk te worden gemaakt van de uitbreiding van de automatische inlichtingenuitwisseling waarin artikel 8, lid 5, van Richtlijn 2011/16/EU reeds voorziet voor ingezetenen van andere lidstaten. Een initiatief van de Unie garandeert een coherente, consistente en alomvattende Uniebrede aanpak van de automatische inlichtingenuitwisseling op de interne markt, die bij zowel belastingdiensten als marktdeelnemers tot kostenbesparingen zou leiden.

  7. Het feit dat de lidstaten met de Verenigde Staten van Amerika een overeenkomst in verband met Fatca hebben gesloten of weldra zullen sluiten, betekent dat die lidstaten in een verdergaande samenwerking in de zin van artikel 19 van Richtlijn 2011/16/EU voorzien of zullen voorzien, en de verplichting hebben of zullen hebben om die verdergaande samenwerking ook aan andere lidstaten te verlenen.

  8. Het sluiten van parallelle en niet op elkaar afgestemde overeenkomsten door de lidstaten op basis van artikel 19 van Richtlijn 2011/16/EU zou kunnen leiden tot verstoringen die de goede werking van de interne markt zouden schaden. Met een nieuw systeem van uitgebreide automatische inlichtingenuitwisseling op basis van een Uniebreed rechtsinstrument zou het niet meer nodig zijn dat lidstaten op basis van dit artikel bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten die, als er geen Uniewetgeving ter zake is, geschikt kunnen worden geacht.

  9. Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers te beperken, is het dan ook van cruciaal belang de uitbreiding van het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen binnen de Unie af te stemmen op internationale ontwikkelingen. Met het oog daarop moeten de lidstaten hun financiële instellingen regels inzake rapportage en due diligence opleggen die geheel consistent zijn met de regels van de door de OESO ontwikkelde gezamenlijke rapportagestandaard. Voorts moet het toepassingsgebied van artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU zo worden uitgebreid dat het dezelfde inlichtingencategorieën omvat als het model voor de overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO. Verwacht wordt dat elke lidstaat slechts één lijst van op nationaal niveau gedefinieerde niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen zal hebben, en deze zowel bij de uitvoering van deze richtlijn als bij de toepassing van andere overeenkomsten ter uitvoering van de mondiale standaard zal gebruiken.

  10. De categorieën rapporterende financiële instellingen en te rapporteren rekeningen die door deze richtlijn worden bestreken, zijn bedoeld om de belastingplichtigen minder gelegenheid te geven om rapportage te vermijden door hun activa te verplaatsen naar financiële instellingen, of te investeren in financiële producten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Bepaalde financiële instellingen en rekeningen met een laag risico om voor belastingontduiking te worden gebruikt, zijn evenwel van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Over het algemeen dienen er geen drempels te worden opgenomen in deze richtlijn, aangezien deze gemakkelijk kunnen worden omzeild door rekeningen over verschillende financiële instellingen te splitsen. De financiële inlichtingen die moeten worden gerapporteerd en uitgewisseld dienen niet alleen betrekking te hebben op alle relevante inkomsten (interesten, dividenden en vergelijkbare soorten inkomsten), maar ook op het saldo van de rekeningen en de opbrengsten van de verkoop van financiële activa, zodat situaties kunnen worden aangepakt waarin een belastingplichtige tracht vermogen te verbergen dat inkomsten of activa vertegenwoordigt waarover belasting is ontdoken. Daarom is de verwerking van inlichtingen uit hoofde van deze richtlijn noodzakelijk en toereikend om de belastingdiensten van de lidstaten in staat te stellen correct en ondubbelzinnig te bepalen om welke belastingplichtigen het gaat, hun belastingwetgeving in grensoverschrijdende situaties toe te passen en te handhaven, te beoordelen hoe waarschijnlijk belastingontduiking is en onnodig verder onderzoek te vermijden.

  11. Rapporterende financiële instellingen kunnen hun verplichtingen inzake het verstrekken van inlichtingen aan individuele te rapporteren personen nakomen door de nadere regelingen inzake verstrekking, met inbegrip van de frequentie daarvan, te volgen waarin op grond van hun interne procedures overeenkomstig hun nationale recht is voorzien.

  12. Rapporterende financiële instellingen, verzendende lidstaten en ontvangende lidstaten mogen, in hun hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking, de overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen niet langer bewaren dan nodig is voor de toepassing van deze richtlijn. Gezien de verschillen in de wetgevingen van de lidstaten moet de maximale bewaartermijn worden vastgesteld op basis van de voorschriften inzake verjaring waarin is voorzien in de nationale belastingwetgeving van elke verantwoordelijke voor de verwerking.

  13. Teneinde te garanderen dat deze richtlijn in heel de Unie consequent wordt toegepast moeten de lidstaten bij het implementeren uitgaan van het door de OESO ontwikkelde commentaar over het model voor de overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard, die zij ter illustratie of interpretatie kunnen gebruiken. De Unie dient in haar optreden in dit verband met name rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op OESO-niveau.

  14. De in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU vastgestelde voorwaarde dat de automatische uitwisseling afhankelijk kan zijn van de beschikbaarheid van de gevraagde inlichtingen dient niet te gelden voor de nieuwe bestanddelen die door deze richtlijn in Richtlijn 2011/16/EU zijn ingevoerd.

  15. De verwijzing naar een minimumbedrag in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2011/16/EU dient te worden geschrapt, aangezien een dergelijk minimumbedrag in de praktijk niet werkbaar lijkt.

  16. De evaluatie van de beschikbaarheidsvoorwaarde die in 2017 moet worden uitgevoerd, dient te worden uitgebreid tot alle vijf in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU vermelde categorieën, zodat kan worden onderzocht of uitwisseling van inlichtingen door alle lidstaten voor al deze categorieën zinvol is.

  17. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens.

  18. Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

  19. Gezien de bestaande structurele verschillen moet het aan Oostenrijk worden toegestaan om voor het eerst op 30 september 2018 in plaats van op 30 september 2017 automatisch krachtens deze richtlijn inlichtingen uit te wisselen.

  20. Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2011/16/EU wordt als volgt gewijzigd:

  1. In artikel 3 wordt punt 9 vervangen door:

    „automatische uitwisseling”, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen over ingezetenen van andere lidstaten aan de betrokken lidstaat van verblijf, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. In de context van artikel 8 betekent „beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat. In de context van artikel 8, lid 3 bis, artikel 8, lid 7 bis, artikel 21, lid 2, en artikel 25, leden 2 en 3, hebben termen met een hoofdletter de betekenis die ze hebben in het kader van de overeenkomstige definities in bijlage I.”

    .

  2. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 3 wordt vervangen door:

      „3.

      De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat meedelen dat zij geen inlichtingen inzake een of meer van de in lid 1 vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën wenst te ontvangen. Zij stelt ook de Commissie hiervan in kennis.

      Een lidstaat die de Commissie niet in kennis stelt van enige categorie ten aanzien waarvan hij over inlichtingen beschikt, kan worden geacht geen inlichtingen overeenkomstig lid 1 te willen ontvangen.”

      ;

    2. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „3 bis.

      Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rapporterende financiële instellingen ertoe te verplichten de in de bijlagen I en II vervatte regels inzake rapportage en due diligence toe te passen en deze, overeenkomstig deel IX van bijlage I, effectief te implementeren en na te leven.

      Overeenkomstig de in de bijlagen I en II vervatte toepasselijke regels inzake rapportage en due diligence verstrekt de bevoegde autoriteit van elke lidstaat binnen de in lid 6, onder b), vastgestelde termijn aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat automatisch de volgende inlichtingen met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2016 betreffende een te rapporteren rekening:

      1. de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en, in het geval van een natuurlijke persoon, de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon die een rekeninghouder van de rekening is en, in het geval van een entiteit die een rekeninghouder is en waarvan met behulp van de regels inzake due diligence welke met de bijlagen sporen, wordt vastgesteld dat zij één of meer uiteindelijk belanghebbenden heeft die een te rapporteren persoon is, de naam, het adres en het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers van de entiteit en de naam, het adres, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum en geboorteplaats van elke te rapporteren persoon;

      2. het rekeningnummer (of het functionele equivalent daarvan bij het ontbreken van een rekeningnummer);

      3. de naam en (eventueel) het identificatienummer van de rapporterende financiële instelling;

      4. het saldo van de rekening of de waarde (in het geval van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering met inbegrip van de geldswaarde of waarde bij afkoop) aan het eind van het desbetreffende kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, of indien de rekening tijdens dat jaar of die periode werd opgeheven, de opheffing;

      5. ter zake van een bewaarrekening:

        1. het op de rekening (of ter zake van de rekening) gestorte of bijgeschreven totale brutobedrag aan rente, totale brutobedrag aan dividenden en totale brutobedrag aan overige inkomsten gegenereerd met betrekking tot de activa op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

        2. de totale bruto-opbrengsten van de verkoop, terugbetaling of afkoop van financiële activa gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling voor de rekeninghouder optrad als bewaarder, makelaar, vertegenwoordiger of anderszins als gevolmachtigde;

      6. ter zake van een depositorekening, het totale brutobedrag aan rente gestort of bijgeschreven op de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden, en

      7. ter zake van een niet in lid 2, onder e) of onder f) omschreven rekening, het totale brutobedrag betaald of bijgeschreven op de rekening van de rekeninghouder met betrekking tot de rekening gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden ter zake waarvan de rapporterende financiële instelling een betalingsverplichting heeft of debiteur is, met inbegrip van het totaalbedrag aan afbetalingen aan de rekeninghouder gedurende het kalenderjaar of een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden.

      Ten behoeve van de uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van dit lid worden, het bedrag en de aard van betalingen verricht ter zake van een te rapporteren rekening vastgesteld in overeenstemming met de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, tenzij in dit lid of in de bijlagen anderszins is bepaald.

      De eerste en de tweede alinea van dit lid hebben voorrang op lid 1, onder c), en andere rechtsinstrumenten van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2003/48/EG(*) van de Raad, voor zover de betreffende uitwisseling van inlichtingen onder het toepassingsgebied van lid 1, onder c), of van enig ander rechtsinstrument van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2003/48/EG, zou vallen.

      ;

    3. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      Vóór 1 juli 2017 presenteert de Commissie een verslag met een overzicht en een beoordeling van de ontvangen statistieken en gegevens betreffende, onder meer, de administratieve en andere relevante kosten en de baten van automatische uitwisseling van inlichtingen, alsook de daarmee samenhangende praktische aspecten. Indien passend, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in betreffende de categorieën van lid 1 en de in dat lid gestelde voorwaarden, met inbegrip van de voorwaarde dat inlichtingen betreffende ingezetenen van andere lidstaten beschikbaar moeten zijn, of de in lid 3 bis vermelde bestanddelen, of beide.

      Bij de behandeling van een door de Commissie ingediend voorstel beoordeelt de Raad of de doeltreffendheid en de werking van de automatische uitwisseling van inlichtingen verder moeten worden verbeterd en of deze aan een strengere standaard moeten gaan beantwoorden, teneinde erin te voorzien dat:

      1. de bevoegde autoriteit van elke lidstaat de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2017 automatisch inlichtingen verstrekt ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat, inzake alle in lid 1 vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, en

      2. de lijsten van de in de leden 1 en 3 bis vermelde categorieën en bestanddelen worden uitgebreid met andere categorieën en bestanddelen, waaronder royalty's.”

      ;

    4. lid 6 wordt vervangen door:

      „6.

      De inlichtingen worden als volgt verstrekt:

      1. voor de in lid 1 vermelde categorieën ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na het verstrijken van het belastingjaar van de lidstaat in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden;

      2. voor de in lid 3 bis vermelde informatie jaarlijks, binnen negen maanden na het einde van het kalenderjaar of een andere geschikte periode waarover gerapporteerd dient te worden, waarop de inlichtingen betrekking hebben.”

      ;

    5. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „7 bis.

      Voor de toepassing van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), stelt iedere lidstaat de Commissie uiterlijk 31 juli 2015 de lijst van entiteiten en rekeningen ter beschikking die moeten worden behandeld als, respectievelijk, niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen. Elke lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van eventuele wijzigingen dienaangaande. De Commissie publiceert de ontvangen informatie in lijstvorm in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt de lijst zo nodig bij.

      De lidstaten zorgen ervoor dat deze categorieën van niet-rapporterende financiële instellingen en van uitgezonderde rekeningen aan alle voorschriften van bijlage I, deel VIII, onderdeel B, punt 1, onder c), en deel VIII, onderdeel C, punt 17, onder g), voldoen en in het bijzonder dat het toekennen van de status van niet-rapporterende financiële instelling aan een financiële instelling en van de status van uitgezonderde rekening aan een rekening het verwezenlijken van de doelstellingen van deze richtlijn niet in de weg staat.”

      .

  3. In artikel 20, wordt lid 4 vervangen door:

    „4.

    Bij de automatische inlichtingenuitwisseling in de zin van artikel 8 wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken, en gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt.”

    .

  4. Artikel 21, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    De Commissie heeft tot taak het CCN-netwerk in die zin aan te passen dat die inlichtingen tussen de lidstaten kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van het CCN-netwerk te zorgen.

    De lidstaten hebben tot taak hun systemen zodanig aan te passen dat die inlichtingen met behulp van het CCN-netwerk kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van hun systemen te zorgen.

    De lidstaten zorgen ervoor dat elke individuele te rapporteren persoon in kennis wordt gesteld van een schending van de beveiliging van zijn gegevens wanneer die schending afbreuk kan doen aan de bescherming van zijn persoonsgegevens of persoonlijke levenssfeer.

    De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, de kosten van aan deskundigen betaalde vergoedingen.”

    .

  5. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de bestaande tekst van artikel 25 wordt lid 1;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „2.

      Rapporterende financiële instellingen en de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat worden voor de toepassing van Richtlijn 95/46/EG als verantwoordelijke voor de verwerking beschouwd.

      3.

      Niettegenstaande lid 1 ziet elke lidstaat erop toe dat elke onder zijn jurisdictie vallende rapporterende financiële instelling elke betrokken individuele te rapporteren persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende inlichtingen als bedoeld in artikel 8, lid 3 bis, overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verzameld en doorgegeven, en dat de rapporterende financiële instelling die persoon tijdig alle inlichtingen verstrekt waarop hij krachtens zijn nationale wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG recht heeft, zodat de persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen en, in elk geval, voordat de betrokken rapporterende financiële instelling de in artikel 8, lid 3 bis, bedoelde inlichtingen rapporteert aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van verblijf.

      4.

      Overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen worden niet langer bewaard dan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn noodzakelijk is, en in elk geval overeenkomstig de nationale voorschriften inzake verjaring van iedere verantwoordelijke voor de verwerking.”

      .

  6. De bijlagen I en II, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn, worden ingevoegd.

Artikel 2

1.

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2015 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die maatregelen toe vanaf 1 januari 2016.

Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.

Niettegenstaande lid 1, punt 2, onder b), van artikel 1 en lid 1 van dit artikel, past Oostenrijk de bepalingen van deze richtlijn toe vanaf 1 januari 2017, met betrekking tot de belastingtijdvakken vanaf die datum.

3.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

BIJLAGE

BIJLAGE IRAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INLICHTINGEN OVER FINANCIËLE REKENINGEN

BIJLAGE IIAANVULLENDE RAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INFORMATIE OVER FINANCIËLE REKENINGEN