Home

Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Om rekening te houden met nieuwe initiatieven van de Unie op het gebied van fiscale transparantie is de afgelopen jaren een reeks wijzigingen aangebracht in Richtlijn 2011/16/EU van de Raad(3). Die wijzigingen hadden voornamelijk betrekking op de invoering van rapportageverplichtingen — gevolgd door een mededeling aan andere lidstaten — in verband met financiële rekeningen, voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken, landenrapporten en meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Op die manier hebben die wijzigingen het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen uitgebreid. De belastingautoriteiten van de lidstaten beschikken nu over een breder instrumentarium voor samenwerking om diverse vormen van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te kunnen opsporen en bestrijden.

  2. De afgelopen jaren heeft de Commissie toezicht gehouden op de toepassing van Richtlijn 2011/16/EU en in 2019 heeft zij een evaluatie ervan voltooid. Hoewel er aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het gebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen, is er nog steeds behoefte aan een verbetering van de bepalingen die betrekking hebben op alle vormen van uitwisseling van inlichtingen en administratieve samenwerking.

  3. Op grond van artikel 5 van Richtlijn 2011/16/EU moet de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit alle inlichtingen meedelen die zij in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkrijgt, en die naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten inzake belastingen die binnen het toepassingsgebied van die richtlijn vallen. Om de doeltreffendheid van de uitwisseling van inlichtingen te garanderen en onterechte weigeringen van verzoeken te voorkomen, alsook met het oog op rechtszekerheid voor zowel de belastingdiensten als de belastingplichtigen, moet de internationaal overeengekomen norm “verwacht belang” duidelijk worden afgebakend en gecodificeerd.

  4. Soms moeten verzoeken om inlichtingen worden behandeld met betrekking tot groepen belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, en het verwachte belang van de gevraagde inlichtingen kan dan alleen worden beschreven op basis van een gemeenschappelijke reeks kenmerken. In het licht hiervan moeten de belastingdiensten groepsverzoeken om inlichtingen blijven gebruiken binnen een duidelijk juridisch kader.

  5. Het is van belang dat de lidstaten inlichtingen in verband met inkomsten uit intellectuele eigendom uitwisselen, aangezien dit domein van de economie vatbaar is voor winstverschuivingsconstructies vanwege de zeer mobiele aard van de onderliggende activa. Daarom moeten, met het oog op een betere bestrijding van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking, royalty’s als omschreven in artikel 2, onder b), van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad(4) worden opgenomen in de categorieën van inkomsten waarop de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen van toepassing is. De lidstaten moeten alles wat redelijkerwijze mag worden verwacht in het werk stellen om het door de lidstaat van verblijf afgegeven fiscaal identificatienummer (tax identification number, TIN) van ingezetenen op te nemen in de verstrekking van de categorieën van inkomsten en vermogen waarop de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen van toepassing is.

  6. De digitalisering van de economie is de afgelopen jaren snel toegenomen. Een stijgend aantal complexe situaties in verband met belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking is hiervan het gevolg. De grensoverschrijdende dimensie van diensten die worden aangeboden door platformexploitanten, heeft geleid tot een complexe situatie waarin het moeilijk kan zijn de belastingvoorschriften te handhaven en de naleving van de belastingwetgeving te garanderen. Er is een gebrek aan naleving van de belastingwetgeving en de waarde van niet aangegeven inkomsten is aanzienlijk. De belastingdiensten van de lidstaten beschikken over onvoldoende inlichtingen om een correcte beoordeling en controle uit te voeren van de bruto inkomsten in hun land uit commerciële activiteiten die via digitale platforms worden verricht. Dit is vooral problematisch wanneer de inkomsten of de belastbare bedragen binnenkomen via digitale platforms die in een ander rechtsgebied zijn gevestigd.

  7. De belastingdiensten verzoeken de platformexploitanten regelmatig om inlichtingen. Voor de platformexploitanten ontstaan hierdoor aanzienlijke administratieve en nalevingskosten. Tegelijkertijd hebben sommige lidstaten een eenzijdige rapportageverplichting ingevoerd, die een extra administratieve last voor de platformexploitanten betekent aangezien zij veel nationale rapportagenormen moeten naleven. Het is daarom essentieel dat een uniforme rapportageverplichting wordt ingevoerd die overal in de interne markt zou gelden.

  8. Aangezien een groot deel van de inkomsten of belastbare bedragen van de verkopers op digitale platforms grensoverschrijdend is, zou de rapportage van inlichtingen betreffende relevante activiteiten aanvullende positieve resultaten opleveren, mits ook de lidstaten die in aanmerking komen om de inkomsten te belasten, van die informatie in kennis worden gesteld. Met name de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen belastingautoriteiten is van wezenlijk belang om die belastingautoriteiten de inlichtingen te bezorgen die zij nodig hebben om de verschuldigde inkomstenbelasting en belasting over de toegevoegde waarde (btw) correct vast te stellen.

  9. Om de goede werking van de interne markt te garanderen, moeten de rapportagevoorschriften doeltreffend en eenvoudig zijn. Gezien de moeilijkheden om belastbare feiten te detecteren in verband met commerciële activiteiten die door digitale platforms worden gefaciliteerd, en tevens rekening houdend met de extra administratieve last voor de belastingdiensten in dergelijke gevallen, is het noodzakelijk een rapportageverplichting in te stellen voor platformexploitanten. De platformexploitanten zijn beter in staat om de noodzakelijke inlichtingen te verzamelen en te verifiëren met betrekking tot alle verkopers die werkzaam zijn op en gebruikmaken van een specifiek digitaal platform.

  10. De rapportageverplichting moet zowel op grensoverschrijdende als op niet-grensoverschrijdende activiteiten betrekking hebben, teneinde de doeltreffendheid van de rapportagevoorschriften, de goede werking van de interne markt, een gelijk speelveld en het non-discriminatiebeginsel te waarborgen. Voorts zou een dergelijke toepassing van de rapportagevoorschriften de administratieve lasten voor de digitale platforms verminderen.

  11. Gezien het wijdverspreide gebruik van digitale platforms bij commerciële activiteiten, zowel door natuurlijke personen als door entiteiten, is het cruciaal ervoor te zorgen dat de rapportageverplichting ongeacht de juridische aard van de verkoper van toepassing is. Er dient echter wel een uitzondering te worden gemaakt voor overheidsinstanties, die niet onder de rapportageverplichting mogen vallen.

  12. De rapportage van inkomsten uit dergelijke activiteiten moet de belastingdiensten uitvoerige inlichtingen verschaffen die nodig zijn om de verschuldigde inkomstenbelasting correct vast te stellen.

  13. Ter vereenvoudiging en vermindering van de nalevingskosten zou het redelijk zijn de platformexploitanten ertoe te verplichten inkomsten die verkopers door het gebruik van het digitale platform verkrijgen, in één enkele lidstaat te rapporteren.

  14. Gezien de aard en de flexibiliteit van digitale platforms zou de rapportageverplichting ook moeten worden uitgebreid tot platformexploitanten die een commerciële activiteit in de Unie uitoefenen maar die geen fiscaal ingezetenen van een lidstaat zijn, noch zijn opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat, noch hun plaats van leiding of een vaste inrichting in een lidstaat hebben (buitenlandse platformexploitanten). Hierdoor zou een gelijk speelveld tussen alle digitale platforms worden gegarandeerd en oneerlijke concurrentie worden voorkomen. Om dit doel gemakkelijker te kunnen verwezenlijken, zouden buitenlandse platformexploitanten zich voor hun activiteiten in de interne markt in één enkele lidstaat moeten registreren en daar ook rapporteren. Na het intrekken van een registratie van een buitenlandse platformexploitant moeten de lidstaten ervoor zorgen dat dergelijke buitenlandse platformexploitanten die zich opnieuw in de Unie registreren, ertoe verplicht worden de betrokken lidstaat passende garanties te bieden, zoals onder ede afgelegde schriftelijke verklaringen of zekerheidsstellingen.

  15. Het is niettemin passend maatregelen vast te stellen die de administratieve lasten voor buitenlandse platformexploitanten en belastingautoriteiten van de lidstaten zouden verminderen, mits er adequate regelingen bestaan die ervoor zorgen dat gelijkwaardige inlichtingen worden uitgewisseld tussen een niet-Unierechtsgebied en een lidstaat. In die gevallen zou het passend zijn platformexploitanten die in een niet-Unierechtsgebied hebben gerapporteerd, te ontheffen van de verplichting in een lidstaat te rapporteren, voor zover de door de lidstaat ontvangen inlichtingen betrekking hebben op activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en de inlichtingen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens de rapportagevoorschriften van deze richtlijn worden vereist. Om de administratieve samenwerking op dit gebied met niet-Unierechtsgebieden te bevorderen en te voorzien in de nodige flexibiliteit tijdens onderhandelingen over overeenkomsten tussen lidstaten en niet-Unierechtsgebieden, moet deze richtlijn het voor een gekwalificeerde platformexploitant van een niet-Unierechtsgebied mogelijk maken om gelijkwaardige inlichtingen over te rapporteren verkopers uitsluitend te rapporteren aan de belastingautoriteiten van een niet-Unierechtsgebied, die op hun beurt dergelijke inlichtingen zouden doen toekomen aan de belastingdiensten van de lidstaten. Waar passend moet dit mechanisme kunnen worden gebruikt om te voorkomen dat gelijkwaardige inlichtingen meer dan eens worden gerapporteerd en doorgegeven.

  16. Aangezien belastingautoriteiten wereldwijd worden geconfronteerd met uitdagingen in verband met de almaar groeiende digitaalplatformeconomie, heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) modelregels voor rapportage door platformexploitanten met betrekking tot verkopers in de deeleconomie en de kluseconomie (Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy, modelregels) opgesteld. Gezien het grote aantal grensoverschrijdende activiteiten die worden verricht door digitale platforms en de verkopers die erop actief zijn, kan redelijkerwijs worden verwacht dat niet-Unierechtsgebieden voldoende zullen worden gestimuleerd om het voorbeeld van de Unie te volgen en de verzameling en wederzijdse automatische uitwisseling van inlichtingen over te rapporteren verkopers toe te passen volgens de modelregels. Hoewel de modelregels niet volledig samenvallen met het toepassingsgebied van deze richtlijn wat betreft de verkopers waarover inlichtingen moeten worden verstrekt en de digitale platforms via welke inlichtingen moeten worden gerapporteerd, wordt verwacht dat zij zullen voorzien in de rapportage van gelijkwaardige inlichtingen met betrekking tot relevante activiteiten die zowel onder deze richtlijn als onder de modelregels vallen, die eventueel nog verder kunnen worden uitgebreid met aanvullende relevante activiteiten.

  17. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(5). Meer in het bijzonder moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen bepalen of inlichtingen die moeten worden uitgewisseld op grond van een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat en een niet-Unierechtsgebied, gelijkwaardig zijn aan de in deze richtlijn gespecificeerde inlichtingen. Aangezien het sluiten van overeenkomsten met niet-Unierechtsgebieden inzake administratieve samenwerking op belastinggebied onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, kan de Commissie ook optreden naar aanleiding van een verzoek van een lidstaat. Die administratieve procedure moet, zonder het toepassingsgebied en de voorwaarden van deze richtlijn te wijzigen, rechtszekerheid bieden met betrekking tot de correlatie tussen de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen en eventuele overeenkomsten tussen lidstaten en niet-Unierechtsgebieden inzake de uitwisseling van inlichtingen. Daartoe is het noodzakelijk dat de gelijkwaardigheid op verzoek van een lidstaat ook kan worden bepaald voorafgaand aan de voorgenomen sluiting van een dergelijke overeenkomst. Indien de uitwisseling van inlichtingen gebaseerd is op een multilateraal instrument, moet het besluit of er sprake is van gelijkwaardigheid worden genomen ten aanzien van het gehele relevante kader waarop dit instrument betrekking heeft. Niettemin moet het in voorkomend geval mogelijk blijven om het besluit tot gelijkwaardigheid te nemen ten aanzien van een bilateraal instrument of de uitwisselingsrelatie met een afzonderlijk niet-Unierechtsgebied.

  18. Ter voorkoming van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking is het passend dat de rapportage van commerciële activiteiten ook de verhuur van onroerend goed, de verlening van persoonlijke diensten, de verkoop van goederen en de verhuur van transportmiddelen omvat. Activiteiten die door een verkoper worden uitgeoefend in de hoedanigheid van werknemer van de platformexploitant, moeten niet onder dergelijke rapportageverplichting vallen.

  19. Om onnodige nalevingskosten te beperken voor verkopers die onroerend goed verhuren, zoals hotelketens of touroperators, moet er per eigendomslijst een drempel voor het aantal verhuringen worden bepaald, waarboven de rapportageverplichting niet van toepassing is. Om echter te voorkomen dat intermediairs die als één verkoper op de digitale platforms verschijnen, bij het beheer van een groot aantal onroerende goederen rapportageverplichtingen omzeilen, moeten passende waarborgen worden ingebouwd.

  20. De doelstelling om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen kan worden gegarandeerd door de platformexploitanten te verplichten tot rapportage in een vroeg stadium van de via de digitale platforms behaalde inkomsten, vóór de belastingautoriteiten van de lidstaten hun jaarlijkse belastingaanslagen uitbrengen. Om de werkzaamheden van de belastingautoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken, moeten de gerapporteerde inlichtingen worden uitgewisseld binnen één maand na de rapportage. Teneinde de automatische uitwisseling van inlichtingen te faciliteren en middelen efficiënter in te zetten, dienen de uitwisselingen van inlichtingen elektronisch plaats te vinden via het door de Unie opgezette gemeenschappelijke communicatienetwerk (“CCN-netwerk”).

  21. Indien buitenlandse platformexploitanten gelijkwaardige inlichtingen over te rapporteren verkopers rapporteren aan de respectieve belastingautoriteiten van niet-Unierechtsgebieden, wordt verwacht dat de due diligence-procedures en de rapportageverplichtingen daadwerkelijk worden nagekomen door de belastingautoriteiten van die rechtsgebieden. Wanneer dit echter niet het geval is, moeten buitenlandse platformexploitanten ertoe worden verplicht zich te registreren in de Unie en daar te rapporteren, en moeten de lidstaten de registratie-, due diligence- en rapportageverplichtingen van die buitenlandse platformexploitanten handhaven. Derhalve moeten de lidstaten regels vaststellen met betrekking tot sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en moeten zij alle maatregelen treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. Hoewel de keuze van de sancties bij de lidstaten blijft berusten, moeten de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Aangezien digitale platforms vaak een breed geografisch bereik hebben, is het passend dat de lidstaten op gecoördineerde wijze streven naar de handhaving van het naleven van de registratie- en rapportageverplichtingen die gelden voor digitale platforms die actief zijn vanuit niet-Unierechtsgebieden, waarbij in het uiterste geval wordt voorkomen dat digitale platforms binnen de Unie kunnen opereren. Binnen de grenzen van haar bevoegdheden moet de Commissie de coördinatie van het optreden van de lidstaten vergemakkelijken, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele toekomstige gemeenschappelijke maatregelen ten aanzien van digitale platforms en met verschillen in de mogelijke maatregelen waarover de lidstaten beschikken.

  22. Het is noodzakelijk de bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU in verband met de aanwezigheid van ambtenaren van één lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat te versterken, alsmede om de uitvoering van gelijktijdige controles door twee of meer lidstaten aan te scherpen met het oog op de doeltreffende toepassing van die bepalingen. Daarom moet binnen een specifieke termijn door de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat worden gereageerd op verzoeken tot aanwezigheid van een ambtenaar van een andere lidstaat. Indien tijdens een administratief onderzoek ambtenaren van één lidstaat aanwezig zijn op het grondgebied van een andere lidstaat of via elektronische communicatiemiddelen aan een administratief onderzoek deelnemen, moeten zij onder de procedurele regelingen vallen die de aangezochte lidstaat heeft vastgesteld om personen rechtstreeks te ondervragen en bescheiden te onderzoeken.

  23. Een lidstaat die voornemens is een gelijktijdige controle uit te voeren, moet ertoe worden verplicht de andere betrokken lidstaten daarvan in kennis te stellen. Ter wille van efficiëntie en rechtszekerheid is het passend te bepalen dat de bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat ertoe verplicht wordt binnen een specifieke termijn te reageren.

  24. Uit multilaterale controles die werden uitgevoerd met steun van het Fiscalis 2020-programma dat is opgezet bij Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad(6), is het nut gebleken van gecoördineerde controles van een of meer belastingplichtigen die van gezamenlijk of complementair belang zijn voor de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten. Zulke gezamenlijke acties worden momenteel alleen uitgevoerd op basis van de gecombineerde toepassing van de bestaande bepalingen inzake de aanwezigheid van ambtenaren van één lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat en inzake gelijktijdige controles. In veel gevallen heeft die praktijk echter aangetoond dat verdere verbeteringen nodig zijn om rechtszekerheid te scheppen.

  25. Het is derhalve passend Richtlijn 2011/16/EU aan te vullen met een aantal bepalingen ter verduidelijking van het kader en de belangrijkste beginselen die moeten worden toegepast wanneer de bevoegde autoriteiten van lidstaten ervoor kiezen over te gaan tot een gezamenlijke audit. Gezamenlijke audits moeten een extra instrument zijn voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van belastingen, en een aanvulling vormen op het bestaande kader dat voorziet in de mogelijkheid voor ambtenaren van een andere lidstaat om aanwezig te zijn in kantoren, deel te nemen aan administratieve onderzoeken en gelijktijdige controles te verrichten. Gezamenlijke audits zouden de vorm aannemen van administratieve onderzoeken die gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten worden uitgevoerd, en verband houden met een of meer personen van gezamenlijk of complementair belang voor de bevoegde autoriteiten van die lidstaten. Gezamenlijke audits kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot een beter functioneren van de interne markt. Gezamenlijke audits moeten zo worden opgezet dat zij de belastingplichtigen rechtszekerheid bieden dankzij duidelijke procedureregels, met inbegrip van maatregelen om het risico van dubbele heffing te beperken.

  26. Met het oog op rechtszekerheid moeten de bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU inzake gezamenlijke audits ook de belangrijkste aspecten van de overige elementen van dat instrument bevatten, zoals de specifieke termijn voor het beantwoorden van een verzoek om een gezamenlijke audit, de reikwijdte van de rechten en plichten van de ambtenaren die deelnemen aan een gezamenlijke audit, en het proces dat leidt tot de opstelling van een eindverslag van een gezamenlijke audit. Die bepalingen inzake gezamenlijke audits mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij vooruitlopen op procedures die in een lidstaat conform diens nationale recht zouden plaatsvinden naar aanleiding van of als vervolg op de gezamenlijke audit, zoals het heffen of vaststellen van belastingen bij besluit van de belastingautoriteiten van de lidstaten, de beroeps- of schikkingsprocedure in verband daarmee of de rechtsmiddelen die belastingplichtigen in het kader van die procedures ter beschikking staan. Met het oog op rechtszekerheid moet het eindverslag van een gezamenlijke audit een weergave zijn van de bevindingen waarover de betrokken bevoegde autoriteiten overeenstemming hebben bereikt. De betrokken bevoegde autoriteiten zouden bovendien kunnen overeenkomen dat het eindverslag van een gezamenlijke audit de punten bevat waarover geen overeenstemming kon worden bereikt. De onderling overeengekomen bevindingen van het eindverslag van een gezamenlijke audit moeten in aanmerking worden genomen in de relevante instrumenten die de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten naar aanleiding van die gezamenlijke audit uitvaardigen.

  27. Met het oog op rechtszekerheid is het passend te bepalen dat gezamenlijke audits moeten worden uitgevoerd op vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze en in overeenstemming met de wetgeving en procedurele voorschriften van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden. Dergelijke voorschriften kunnen ook de verplichting inhouden ervoor te zorgen dat ambtenaren van een lidstaat die aan de gezamenlijke audit in een andere lidstaat hebben deelgenomen, indien nodig ook deelnemen aan een eventuele klachten-, herzienings- of beroepsprocedure in die lidstaat.

  28. De rechten en plichten van de ambtenaren die deelnemen aan de gezamenlijke audit, moeten in geval van hun aanwezigheid bij activiteiten die in een andere lidstaat worden verricht, worden vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden. Ambtenaren van een andere lidstaat voegen zich naar de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden, en mogen tegelijkertijd geen bevoegdheden uitoefenen die verder gaan dan de bevoegdheden die hun krachtens de wetgeving van hun lidstaat zijn verleend.

  29. Hoewel de bepalingen inzake gezamenlijke audits tot doel hebben een nuttig instrument voor administratieve samenwerking op belastinggebied te vormen, mag niets in deze richtlijn worden uitgelegd als strijdig met de vastgestelde regels inzake samenwerking tussen de lidstaten op justitieel gebied.

  30. Het is van belang dat de inlichtingen die worden verstrekt uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU, in beginsel worden gebruikt voor de vaststelling, de uitvoering en de handhaving van belastingen die door het materiële toepassingsgebied van die richtlijn worden bestreken. Hoewel dit tot dusver niet was uitgesloten, is er als gevolg van een onduidelijk kader onzekerheid ontstaan over het gebruik van inlichtingen. Daarom, en gezien het belang van de btw voor de werking van de interne markt, is het passend te verduidelijken dat de inlichtingen die worden uitgewisseld tussen de lidstaten ook gebruikt mogen worden voor de vaststelling, de uitvoering en de handhaving van de btw en andere indirecte belastingen.

  31. Een lidstaat die inlichtingen voor belastingdoeleinden aan een andere lidstaat verstrekt, dient het gebruik van die inlichtingen voor andere doeleinden toe te staan, voor zover dat uit hoofde van de nationale wetgeving van beide lidstaten is toegestaan. Een lidstaat kan dit doen door na een verplicht verzoek van de andere lidstaat een ander gebruik toe te staan of door alle lidstaten een lijst mee te delen van andere doeleinden die zijn toegestaan.

  32. Om de belastingdiensten die deelnemen aan de uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van deze richtlijn bij te staan, moeten de lidstaten, met de hulp van de Commissie, praktische regelingen opstellen, in voorkomend geval met inbegrip van een gezamenlijke overeenkomst tussen de verwerkingsverantwoordelijken, een overeenkomst tussen de gegevensverwerker en de verwerkingsverantwoordelijke of modellen daarvoor. Alleen personen die door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie gemachtigd zijn, hebben toegang tot de op grond van Richtlijn 2011/16/EU meegedeelde en langs elektronische weg via het CCN verstrekte inlichtingen, en uitsluitend voor zover dit nodig is voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het centrale gegevensbestand voor administratieve samenwerking op belastinggebied en van het CCN. De Commissie is tevens verantwoordelijk voor het waarborgen van de beveiliging van het centrale gegevensbestand voor administratieve samenwerking op belastinggebied en van het CCN.

  33. Om gegevensinbreuken te voorkomen en mogelijke schade te beperken, is het van het grootste belang dat de beveiliging van alle gegevens die in het kader van Richtlijn 2011/16/EU tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgewisseld, wordt verbeterd. Daarom is het passend die richtlijn aan te vullen met regels inzake de procedure die de lidstaten en de Commissie moeten volgen in geval van een gegevensinbreuk in een lidstaat en wanneer de inbreuk plaatsvindt in het CCN. Gezien de gevoelige aard van de gegevens waarop een gegevensinbreuk betrekking zou kunnen hebben, zou het passend zijn te voorzien in maatregelen zoals het verzoeken om de schorsing van de uitwisseling van inlichtingen met de lidstaat/lidstaten waar de gegevensinbreuk heeft plaatsgevonden, of het schorsen van toegang tot het CCN voor een of meer lidstaten totdat de gegevensinbreuk is verholpen. Gezien de technische aard van de procedures voor gegevensuitwisseling, moeten de lidstaten, met de hulp van de Commissie, overeenstemming bereiken over de praktische regelingen die nodig zijn voor de uitvoering van de procedures die moeten worden gevolgd in geval van een gegevensinbreuk en over de maatregelen die moeten worden genomen om toekomstige gegevensinbreuken te voorkomen.

  34. Om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2011/16/EU, en met name de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de bevoegde autoriteiten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van een standaardformulier met een beperkt aantal rubrieken, met inbegrip van de talenregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

  35. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(7).

  36. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 2011/16/EU moet in overeenstemming blijven met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(8) en Verordening (EU) 2018/1725. Gegevensverwerking komt in Richtlijn 2011/16/EU uitsluitend aan bod met als doel een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk belastingheffing en de beoogde bestrijding van belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking, het veiligstellen van belastinginkomsten en het bevorderen van eerlijke belastingheffing, waardoor de mogelijkheden voor sociale, politieke en economische inclusie in de lidstaten worden versterkt. Daarom moeten de verwijzingen in Richtlijn 2011/16/EU naar het toepasselijke Unierecht inzake gegevensbescherming worden geactualiseerd en worden uitgebreid tot de voorschriften die door deze richtlijn worden ingevoerd. Dit is met name van belang om rechtszekerheid voor de verwerkingsverantwoordelijken en de gegevensverwerkers in de zin van de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor de bescherming van de rechten van de betrokkenen.

  37. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze richtlijn beoogt met name te waarborgen dat het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van ondernemerschap onverkort worden geëerbiedigd.

  38. Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten onder voorwaarden die in overeenstemming zijn met de goede werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat de doelstelling van deze richtlijn om de samenwerking tussen de belastingdiensten te verbeteren, uniforme regels vereist die doeltreffend kunnen zijn in grensoverschrijdende situaties, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

  39. Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2011/16/EU wordt als volgt gewijzigd:

  1. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in punt 9, eerste alinea, wordt punt a) vervangen door:

      1. voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis quater, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent “beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;”;

    2. in punt 9, eerste alinea, wordt punt c) vervangen door:

      1. voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, leden 1 en 3 bis, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis quater, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van de eerste alinea van dit punt.”;

    3. in punt 9 wordt de tweede alinea vervangen door:

      “In het kader van artikel 8, leden 3 bis en 7 bis, artikel 21, lid 2, en bijlage IV hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I. In het kader van artikel 25, leden 3 en 4, hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I of V. In het kader van artikel 8 bis bis en bijlage III hebben termen met een hoofdletter de betekenis die ze hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III. In het kader van artikel 8 bis quater en bijlage V hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage V.”;

    4. de volgende punten worden toegevoegd:

      1. “gezamenlijke audit”, een administratief onderzoek dat gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten wordt uitgevoerd, en verband houdt met een of meer personen van gezamenlijk of complementair belang voor de bevoegde autoriteiten van die lidstaten;

      2. “gegevensinbreuk”, een inbreuk op de beveiliging die leidt tot vernietiging, verlies, wijziging of elk voorval van ongepaste of ongeoorloofde inzage, openbaarmaking of gebruik van inlichtingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, persoonsgegevens die worden doorgegeven, opgeslagen of anderszins verwerkt, als gevolg van opzettelijke onwettige handelingen, nalatigheid of ongevallen. Een gegevensinbreuk kan betrekking hebben op de vertrouwelijkheid, de beschikbaarheid en de integriteit van gegevens.”.

  2. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Wat betreft een in artikel 5 bedoeld verzoek zijn de verzochte inlichtingen van verwacht belang indien op het ogenblik van het verzoek de verzoekende autoriteit van oordeel is dat er overeenkomstig haar nationale wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen van belang zullen zijn voor de belastingaangelegenheden van één of meer belastingplichtigen, hetzij bij naam geïdentificeerd of anderszins, en het verzoek gerechtvaardigd is voor de doeleinden van het onderzoek.

    2.

    Om het verwacht belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt de verzoekende autoriteit ten minste de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:

    1. het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd, en

    2. een specificering van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering of handhaving van haar nationale wetgeving.

    3.

    Indien een in artikel 5 bedoeld verzoek betrekking heeft op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, verstrekt de verzoekende autoriteit ten minste de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:

    1. een gedetailleerde beschrijving van de groep;

    2. een toelichting bij de toepasselijke wetgeving en bij de feiten op basis waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat de belastingplichtigen in de groep de toepasselijke wetgeving niet hebben nageleefd;

    3. een toelichting bij de manier waarop de gevraagde inlichtingen zouden bijdragen tot het bepalen van de mate waarin de belastingplichtigen in de groep aan de toepasselijke wetgeving voldoen, en

    4. in voorkomend geval, feiten en omstandigheden die verband houden met de betrokkenheid van een derde die actief heeft bijgedragen tot de mogelijke niet-naleving van de toepasselijke wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.”.

  3. In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

    “2.

    Het in artikel 5 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een administratief onderzoek omvatten. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat er geen administratief onderzoek nodig is, deelt zij de verzoekende autoriteit onmiddellijk de redenen daarvoor mee.”.

  4. In artikel 7 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.

    De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt. Indien de aangezochte autoriteit echter niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop zij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen. De termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verzoek.

    Indien de aangezochte autoriteit die inlichtingen evenwel al in haar bezit heeft, verstrekt zij die binnen twee maanden na die datum.”.

  5. In artikel 7 wordt lid 5 geschrapt.

  6. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. de leden 1 en 2 worden vervangen door:

      “1.

      De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat automatisch alle inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt:

      1. inkomen uit een dienstbetrekking;

      2. tantièmes en presentiegelden;

      3. levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere Unierechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;

      4. pensioenen;

      5. eigendom van en inkomsten uit onroerend goed;

      6. royalty’s.

      Voor belastingtijdvakken die ingaan op of na 1 januari 2024, streven de lidstaten ernaar het door de lidstaat van verblijf afgegeven fiscaal identificatienummer (tax identification number, TIN) van ingezetenen op te nemen in de verstrekking van de in de eerste alinea bedoelde inlichtingen.

      De lidstaten stellen de Commissie jaarlijks in kennis van ten minste twee inkomsten- en vermogenscategorieën die zijn opgenomen in de eerste alinea ten aanzien waarvan zij inlichtingen verstrekken over ingezetenen van een andere lidstaat.

      2.

      De lidstaten stellen de Commissie vóór 1 januari 2024 in kennis van ten minste vier categorieën die zijn opgenomen in lid 1, eerste alinea, ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat automatisch inlichtingen verstrekt aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat over ingezetenen van die andere lidstaat. Dergelijke inlichtingen hebben betrekking op belastingtijdvakken die ingaan op of na 1 januari 2025.”;

    2. in lid 3 wordt de tweede alinea geschrapt.

  7. Artikel 8 bis wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 5 wordt punt a) vervangen door:

      1. voor de op grond van lid 1 uitgewisselde inlichtingen: onverwijld zodra de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd en uiterlijk binnen drie maanden na het einde van het eerste halfjaar van het kalenderjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd;”;

    2. in lid 6 wordt punt b) vervangen door:

      1. een samenvatting van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, met onder meer een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of transacties of reeks van transacties, alsook alle andere inlichtingen die voor de bevoegde autoriteit nuttig kunnen zijn bij de evaluatie van een mogelijk belastingrisico, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde;”.

  8. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om de rapporterende platformexploitanten te verplichten de due diligence-procedures uit te voeren en de rapportageverplichtingen te vervullen, als omschreven in bijlage V, delen II en III. Elke lidstaat ziet ook toe op de doeltreffende uitvoering en naleving van dergelijke maatregelen overeenkomstig bijlage V, deel IV.

    2.

    Op grond van de toepasselijke due diligence-procedures en rapportageverplichtingen als omschreven in bijlage V, delen II en III, verstrekt de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de rapportage overeenkomstig lid 1 heeft plaatsgevonden, door middel van een automatische uitwisseling en binnen de in lid 3 gestelde termijn aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bepaald op grond van bijlage V, deel II, onderdeel D, en, indien de te rapporteren verkoper onroerend goed verhuurt, in ieder geval aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het onroerend goed is gelegen, de volgende inlichtingen over elke te rapporteren verkoper:

    1. naam, geregistreerd kantooradres, fiscaal identificatienummer en, in voorkomend geval, het op grond van lid 4, eerste alinea, toegewezen individueel identificatienummer van de rapporterende platformexploitant, alsook handelsnaam (-namen) van het platform (de platforms) waarover de rapporterende platformexploitant rapporteert;

    2. voor- en achternaam van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is, en de officiële naam van de te rapporteren verkoper als die een entiteit is;

    3. het hoofdadres;

    4. een fiscaal identificatienummer van de te rapporteren verkoper, met vermelding van elke lidstaat van afgifte, of, bij ontstentenis daarvan, de geboorteplaats van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is;

    5. het nummer van inschrijving in het handelsregister van de te rapporteren verkoper als die een entiteit is;

    6. het btw-identificatienummer van de te rapporteren verkoper, indien beschikbaar;

    7. de geboortedatum van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is;

    8. de identificatiecode van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is in de zin van bijlage V, deel II, onderdeel D, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten niet in kennis heeft gesteld van het feit dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de financiële rekening voor dat doel te gebruiken;

    9. indien verschillend van de naam van de te rapporteren verkoper: bovenop de identificatiecode van de financiële rekening, de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot die rekeninghouder;

    10. elke lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is zoals bepaald op grond van bijlage V, deel II, onderdeel D;

    11. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten waarvoor deze is betaald of gecrediteerd;

    12. alle honoraria, commissielonen of belastingen die door het rapporterende platform tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode ingehouden of geheven werden.

    Indien de te rapporteren verkoper een onroerend goed verhuurt, worden de volgende aanvullende inlichtingen meegedeeld:

    1. het postadres van elke eigendomslijst, vastgesteld op basis van de procedures als omschreven in bijlage V, deel II, onderdeel E, en het respectieve kadasternummer of het equivalent daarvan in het nationaal recht van de lidstaat waar het gelegen is, indien beschikbaar;

    2. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten dat is verricht voor elke eigendomslijst;

    3. indien beschikbaar, het aantal verhuurdagen voor elke eigendomslijst tijdens de rapportageperiode en het type van elke eigendomslijst.

    3.

    De mededeling op grond van lid 2 van dit artikel geschiedt met gebruikmaking van het geautomatiseerde standaardformaat als bedoeld in artikel 20, lid 4, uiterlijk twee maanden na het einde van de rapportageperiode waarop de op de rapporterende platformexploitant toepasselijke rapportageverplichtingen betrekking hebben. De eerste inlichtingen worden meegedeeld voor rapportageperiodes vanaf 1 januari 2023.

    4.

    Om te voldoen aan de rapportageverplichtingen op grond van lid 1 van dit artikel, stelt elke lidstaat de noodzakelijke voorschriften vast om een rapporterende platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 4, onder b), te verplichten zich binnen de Unie te registreren. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie kent een rapporterende platformexploitant in die situatie een individueel identificatienummer toe.

    De lidstaten stellen de voorschriften vast op grond waarvan het een rapporterende platformexploitant vrijstaat zich te registreren bij de bevoegde autoriteit van een enkele lidstaat overeenkomstig de voorschriften van bijlage V, deel IV, onderdeel F. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rapporterende platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 4, onder b), wiens registratie is ingetrokken overeenkomstig bijlage V, deel IV, onderdeel F, punt 7, zich alleen opnieuw kan registreren mits hij aan de autoriteiten van een betrokken lidstaat passende waarborgen verstrekt inzake zijn vast voornemen om te voldoen aan de rapportageverplichtingen binnen de Unie, ook wat betreft rapportageverplichtingen die alsnog moeten worden nagekomen.

    De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn voor de registratie en identificatie van rapporterende platformexploitanten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

    5.

    Indien een platformexploitant wordt geacht een uitgesloten platformexploitant te zijn, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar overeenkomstig bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 3, is aangetoond dat het om een uitgesloten platformexploitant gaat, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten daarvan in kennis, alsmede van eventuele latere wijzigingen.

    6.

    De Commissie zet uiterlijk op 31 december 2022 een centraal register op waarin de overeenkomstig lid 5 van dit artikel ter kennis te stellen en overeenkomstig bijlage V, deel IV, onderdeel F, punt 2, te verstrekken gegevens worden geregistreerd. Dat centraal register is beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten.

    7.

    De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen, op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, of de inlichtingen die automatisch moeten worden uitgewisseld op grond van een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat en een niet-Unierechtsgebied, in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 7, gelijkwaardig zijn aan de in bijlage V, deel III, onderdeel B, gespecificeerde inlichtingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

    Een lidstaat die om de in de eerste alinea bedoelde maatregel verzoekt, dient een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie.

    Indien de Commissie van oordeel is dat zij niet over alle gegevens beschikt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, neemt zij binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek contact op met de betrokken lidstaat en specificeert zij welke bijkomende gegevens vereist zijn. Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht, stelt zij de verzoekende lidstaat binnen een maand daarvan in kennis en dient zij de relevante gegevens in bij het in artikel 26, lid 2, bedoelde comité.

    Indien de Commissie op eigen initiatief handelt, stelt zij pas een in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling vast nadat een lidstaat met een niet-Unierechtsgebied een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten heeft gesloten op grond waarvan inlichtingen over verkopers die inkomsten uit door platforms gefaciliteerde activiteiten halen, automatisch moeten worden uitgewisseld.

    Bij het bepalen of inlichtingen gelijkwaardig zijn in de zin van de eerste alinea met betrekking tot een relevante activiteit, houdt de Commissie terdege rekening met de mate waarin het regime waarop die inlichtingen zijn gebaseerd, overeenkomt met dat van bijlage V, met name wat betreft:

    1. de definities van rapporterende platformexploitant, te rapporteren verkoper en relevante activiteit;

    2. de toepasselijke procedures voor het identificeren van te rapporteren verkopers;

    3. de rapportageverplichtingen, en

    4. de voorschriften en administratieve procedures waarover niet-Unierechtsgebieden moeten beschikken met het oog op de doeltreffende uitvoering en naleving van de in dat regime opgenomen due diligence-procedures en rapportageverplichtingen.

    Dezelfde procedure is van toepassing om te bepalen dat inlichtingen niet langer gelijkwaardig zijn.”.

  9. Artikel 8 ter wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      “1.

      De lidstaten doen de Commissie jaarlijks statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de artikelen 8, leden 1 en 3 bis, artikel 8 bis bis en artikel 8 bis quater toekomen, alsmede gegevens betreffende administratieve en andere relevante kosten en baten voor belastingdiensten en derden die betrekking hebben op de verrichte uitwisselingen, en mogelijke veranderingen.”;

    2. lid 2 wordt geschrapt.

  10. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      “1.

      Met het oog op de uitwisseling van de inlichtingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoeken dat door eerstgenoemde gemachtigde ambtenaren overeenkomstig de door laatstgenoemde vastgestelde procedurele regelingen:

      1. aanwezig zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat hun taken vervullen;

      2. aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte lidstaat;

      3. deelnemen aan de administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd door de aangezochte lidstaat, waar passend met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen.

        De aangezochte autoriteit reageert binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het verzoek op een verzoek overeenkomstig de eerste alinea, waarbij de verzoekende autoriteit de inwilliging van het verzoek of de gemotiveerde weigering ervan wordt meegedeeld.

        Indien de verlangde inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden.”;

    2. in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

      “Indien ambtenaren van de verzoekende autoriteit aanwezig zijn tijdens een administratief onderzoek of daaraan met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen deelnemen, mogen zij personen ondervragen en bescheiden onderzoeken, met inachtneming van de door de aangezochte lidstaat vastgestelde procedurele regelingen.”.

  11. In artikel 12 wordt lid 3 vervangen door:

    “3.

    De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat beslist of zij aan de gelijktijdige controles wenst deel te nemen. Zij doet de autoriteit die de gelijktijdige controle voorstelt, binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het voorstel een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen.”.

  12. De volgende afdeling wordt ingevoegd:

    1.

    De bevoegde autoriteit van een of meer lidstaten kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat (of andere lidstaten) verzoeken een gezamenlijke audit uit te voeren. De aangezochte bevoegde autoriteiten reageren op het verzoek om een gezamenlijke audit binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het verzoek. De aangezochte bevoegde autoriteiten kunnen een verzoek door de bevoegde autoriteit van een lidstaat om een gezamenlijke audit om gemotiveerde redenen verwerpen.

    2.

    Gezamenlijke audits worden op vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze, met inbegrip van taalregelingen, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende en de aangezochte lidstaten, en in overeenstemming met de wetgeving en de procedurele voorschriften van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden. In elke lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden, wijst de bevoegde autoriteit van die lidstaat een vertegenwoordiger aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de coördinatie van de gezamenlijke audit in die lidstaat.

    De rechten en plichten van de ambtenaren van lidstaten die deelnemen aan de gezamenlijke audit, worden in geval van hun aanwezigheid bij activiteiten die in een andere lidstaat worden verricht, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden. De ambtenaren van een andere lidstaat voegen zich naar de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden, maar oefenen geen bevoegdheden uit die verder gaan dan de bevoegdheden die hun krachtens de wetgeving van hun lidstaat zijn verleend.

    3.

    Onverminderd lid 2 neemt een lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden, de nodige maatregelen om:

    1. toe te staan dat ambtenaren van andere lidstaten die deelnemen aan de activiteiten van de gezamenlijke audit, personen ondervragen en bescheiden onderzoeken in samenspraak met de ambtenaren van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden, met inachtneming van de procedurele regelingen die zijn vastgesteld door de lidstaat waar die activiteiten plaatsvinden;

    2. ervoor te zorgen dat bewijsmateriaal dat tijdens de activiteiten van de gezamenlijke audit is verzameld, kan worden beoordeeld, ook op de toelaatbaarheid ervan, onder dezelfde juridische voorwaarden als in het geval van een in die lidstaat uitgevoerde audit waaraan alleen de ambtenaren van die lidstaat deelnemen, onder meer in de loop van eventuele klachten-, herzienings- of beroepsprocedures, en

    3. ervoor te zorgen dat de persoon (personen) die aan een gezamenlijke audit wordt (worden) onderworpen of erdoor wordt (worden) geraakt, dezelfde rechten en plichten heeft (hebben) als in het geval van een audit waaraan alleen de ambtenaren van die lidstaat deelnemen, onder meer in de loop van eventuele klachten-, herzienings- of beroepsprocedures.

    4.

    Indien de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten een gezamenlijke audit verrichten, trachten zij het eens te worden over de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de gezamenlijke audit, en streven zij naar overeenstemming over de fiscale positie van de geaudite persoon (personen) op basis van de resultaten van de gezamenlijke audit. De bevindingen van de gezamenlijke audit worden neergelegd in een eindverslag. Punten waarover de bevoegde autoriteiten het eens zijn, worden in het eindverslag opgenomen en worden in aanmerking genomen in de relevante instrumenten die de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten naar aanleiding van die gezamenlijke audit uitvaardigen.

    Met inachtneming van de eerste alinea vinden de handelingen die de bevoegde autoriteiten van een lidstaat of een van zijn ambtenaren verrichten naar aanleiding van een gezamenlijke audit, alsmede eventuele verdere procedures in die lidstaat, zoals een besluit van de belastingautoriteiten, een beroepsprocedure of een daarmee verband houdende schikking, plaats overeenkomstig het nationaal recht van die lidstaat.

    5.

    De geaudite persoon (personen) wordt (worden) binnen 60 dagen na het uitbrengen van het eindverslag in kennis gesteld van het resultaat van de gezamenlijke audit en krijgt (krijgen) een kopie van dat eindverslag.”.

  13. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

      “1.

      De inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Die inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de beoordeling, toepassing en handhaving van het nationale recht van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen, alsook met betrekking tot de btw en andere indirecte belastingen.”;

    2. lid 2 wordt vervangen door:

      “2.

      Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die op grond van deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en enkel voor zover het uit hoofde van het nationale recht van de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit is toegestaan, kunnen de op grond van deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt. Dergelijke toestemming wordt verleend indien de inlichtingen voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt in de lidstaat van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekt.

      De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten een lijst meedelen van andere dan in lid 1 bedoelde doeleinden waarvoor overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat de inlichtingen en bescheiden kunnen worden gebruikt. De bevoegde autoriteit die inlichtingen en bescheiden ontvangt, kan de ontvangen inlichtingen en bescheiden zonder de in de eerste alinea van dit lid bedoelde toestemming gebruiken voor alle doeleinden die de inlichtingen verstrekkende lidstaat heeft meegedeeld.”.

  14. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

      “2.

      Het in lid 1 bedoelde standaardformulier bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie:

      1. de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld en, in het geval van een groepsverzoek als bedoeld in artikel 5 bis, lid 3, een gedetailleerde beschrijving van de groep;

      2. het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd.”;

    2. de leden 3 en 4 worden vervangen door:

      “3.

      Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging op grond van respectievelijk de artikelen 9 en 10, verzoeken tot administratieve kennisgeving op grond van artikel 13, terugmeldingen op grond van artikel 14, en de inlichtingen op grond van artikel 16, leden 2 en 3, en artikel 24, lid 2, wordt gebruikgemaakt van de door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgestelde standaardformulieren.

      4.

      Bij de automatische inlichtingenuitwisseling op grond van de artikelen 8 en 8 bis quater wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken.”.

  15. Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.

    De Commissie ontwikkelt en verstrekt technische en logistieke ondersteuning voor een beveiligde centrale interface voor administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, waarop de lidstaten inlichtingen uitwisselen met gebruikmaking van de standaardformulieren op grond van artikel 20, leden 1 en 3. De bevoegde autoriteiten van alle lidstaten hebben toegang tot die interface. Met het oog op het verzamelen van statistieken heeft de Commissie toegang tot informatie over de uitwisselingen die in de interface is opgeslagen en automatisch kan worden opgevraagd. De Commissie heeft alleen toegang tot anonieme en geaggregeerde gegevens. De toegang van de Commissie laat de verplichting van de lidstaten onverlet om statistieken te verstrekken over de uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 23, lid 4.

    De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.”.

  16. In artikel 22 wordt lid 1 bis vervangen door:

    “1 bis.

    Met het oog op de uitvoering en handhaving van de wetgeving van de lidstaten ter uitvoering van deze richtlijn en teneinde te waarborgen dat de administratieve samenwerking waarin zij voorziet, functioneert, stellen de lidstaten bij wet vast dat belastingautoriteiten toegang hebben tot de in de artikelen 13, 30, 31, 32 bis en 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde mechanismen, procedures, documenten en inlichtingen(*).

  17. In artikel 23 bis wordt lid 2 vervangen door:

    “2.

    De krachtens artikel 23 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.

    De in de eerste alinea bedoelde door de Commissie opgestelde rapporten en bescheiden mogen door de lidstaten uitsluitend voor analytische doeleinden worden gebruikt, en mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de Commissie worden bekendgemaakt of aan andere personen of organen beschikbaar worden gesteld.

    Niettegenstaande de eerste en de tweede alinea kan de Commissie jaarlijks geanonimiseerde samenvattingen publiceren van de statistische gegevens die de lidstaten haar overeenkomstig artikel 23, lid 4, meedelen.”.

  18. Artikel 25 wordt vervangen door:

    1.

    Elke uitwisseling van inlichtingen op grond van deze richtlijn is onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(*). Voor de juiste toepassing van deze richtlijn beperken de lidstaten evenwel de reikwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 13, artikel 14, lid 1, en artikel 15, van Verordening (EU) 2016/679, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 23, lid 1, punt e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren.

    2.

    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad(**) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn door de instellingen, organen en instanties van de Unie. Voor de juiste toepassing van deze richtlijn wordt de reikwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 15, artikel 16, lid 1, en de artikelen 17 tot en met 21, van Verordening (EU) 2018/1725 evenwel beperkt, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 25, lid 1, onder c), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren.

    3.

    Rapporterende financiële instellingen, intermediairs, rapporterende platformexploitanten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden als verwerkingsverantwoordelijken beschouwd wanneer zij, alleen of gezamenlijk, de doelen en middelen van de verwerking van persoonsgegevens bepalen in de zin van Verordening (EU) 2016/679.

    4.

    Niettegenstaande lid 1 ziet elke lidstaat erop toe dat elke onder zijn jurisdictie vallende rapporterende financiële instelling, intermediair of rapporterende platformexploitant, naargelang het geval:

    1. elke betrokken natuurlijke persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verzameld en doorgegeven, en

    2. elke betrokken natuurlijke persoon tijdig alle inlichtingen verstrekt waarop hij van de verwerkingsverantwoordelijke recht heeft, zodat die natuurlijke persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen en, in elk geval, voordat de inlichtingen worden gerapporteerd.

    Niettegenstaande de eerste alinea, punt b), stelt elke lidstaat regelgeving vast om de rapporterende platformexploitanten ertoe te verplichten de te rapporteren verkopers in kennis te stellen van de gerapporteerde tegenprestatie.

    5.

    Overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen worden niet langer bewaard dan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn noodzakelijk is, en in elk geval overeenkomstig de nationale voorschriften inzake verjaring van iedere verwerkingsverantwoordelijke.

    6.

    Een lidstaat waar een gegevensinbreuk heeft plaatsgevonden, meldt die inbreuk en alle daaropvolgende corrigerende maatregelen onverwijld aan de Commissie. De Commissie stelt alle lidstaten onverwijld in kennis van de haar gemelde of bekende gegevensinbreuk en van eventuele corrigerende maatregelen.

    Elke lidstaat kan de uitwisseling van inlichtingen met de lidstaat (lidstaten) waar de gegevensinbreuk heeft plaatsgevonden, schorsen door de Commissie en de betrokken lidstaat (lidstaten) daarvan schriftelijk in kennis te stellen. Een dergelijke schorsing wordt onmiddellijk van kracht.

    De lidstaat (lidstaten) waar de gegevensinbreuk heeft plaatsgevonden, onderzoekt (onderzoeken), beperkt (beperken) en verhelpt (verhelpen) de gegevensinbreuk, en verzoekt (verzoeken), door de Commissie daarvan schriftelijk in kennis te stellen, om de schorsing van de toegang tot het CCN voor de toepassing van deze richtlijn indien de gegevensinbreuk niet onmiddellijk en op passende wijze onder controle kan worden gebracht. Op een dergelijk verzoek schorst de Commissie de toegang van die lidstaat (lidstaten) tot het CCN voor de toepassing van deze richtlijn.

    Na melding, door de lidstaat waar de gegevensinbreuk heeft plaatsgevonden, van het feit dat de gegevensinbreuk is verholpen, geeft de Commissie de betrokken lidstaat (lidstaten) opnieuw toegang tot het CCN voor de toepassing van deze richtlijn. Indien een of meer lidstaten de Commissie verzoeken om gezamenlijk te verifiëren of de gegevensinbreuk is verholpen, geeft de Commissie pas na die verificatie de betrokken lidstaat (lidstaten) opnieuw toegang tot het CCN voor de toepassing van deze richtlijn.

    Indien voor de toepassing van deze richtlijn een gegevensinbreuk in het centrale gegevensbestand of het CCN plaatsvindt die nadelige gevolgen kan hebben voor de uitwisseling van inlichtingen door de lidstaten via het CCN, stelt de Commissie de lidstaten zonder onnodige vertraging in kennis van de gegevensinbreuk en van eventuele corrigerende maatregelen die zijn genomen. Zulke corrigerende maatregelen kunnen inhouden dat de toegang tot het centrale gegevensbestand of het CCN voor de toepassing van deze richtlijn wordt geschorst totdat de gegevensinbreuk is verholpen.

    7.

    De lidstaten, bijgestaan door de Commissie, komen de praktische regelingen overeen die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel, met inbegrip van beheerprocedures voor gegevensinbreuken die sporen met internationaal erkende goede praktijken en, in voorkomend geval, een gezamenlijke overeenkomst tussen de verwerkingsverantwoordelijken, een overeenkomst tussen gegevensverwerker en verwerkingsverantwoordelijke, of modellen daarvoor.

  19. Artikel 25 bis wordt vervangen door:

    De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 8 bis bis, 8 bis ter en 8 bis quater, en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.”.

  20. Bijlage V, waarvan de tekst is vervat in de bijlage bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.

“Artikel 5 bis Verwacht belang

1.

Wat betreft een in artikel 5 bedoeld verzoek zijn de verzochte inlichtingen van verwacht belang indien op het ogenblik van het verzoek de verzoekende autoriteit van oordeel is dat er overeenkomstig haar nationale wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen van belang zullen zijn voor de belastingaangelegenheden van één of meer belastingplichtigen, hetzij bij naam geïdentificeerd of anderszins, en het verzoek gerechtvaardigd is voor de doeleinden van het onderzoek.

2.

Om het verwacht belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt de verzoekende autoriteit ten minste de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:

  1. het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd, en

  2. een specificering van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering of handhaving van haar nationale wetgeving.

3.

Indien een in artikel 5 bedoeld verzoek betrekking heeft op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, verstrekt de verzoekende autoriteit ten minste de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:

  1. een gedetailleerde beschrijving van de groep;

  2. een toelichting bij de toepasselijke wetgeving en bij de feiten op basis waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat de belastingplichtigen in de groep de toepasselijke wetgeving niet hebben nageleefd;

  3. een toelichting bij de manier waarop de gevraagde inlichtingen zouden bijdragen tot het bepalen van de mate waarin de belastingplichtigen in de groep aan de toepasselijke wetgeving voldoen, en

  4. in voorkomend geval, feiten en omstandigheden die verband houden met de betrokkenheid van een derde die actief heeft bijgedragen tot de mogelijke niet-naleving van de toepasselijke wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.”.

“Artikel 8 bis quater Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van door de platformexploitanten gerapporteerde inlichtingen

1.

Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om de rapporterende platformexploitanten te verplichten de due diligence-procedures uit te voeren en de rapportageverplichtingen te vervullen, als omschreven in bijlage V, delen II en III. Elke lidstaat ziet ook toe op de doeltreffende uitvoering en naleving van dergelijke maatregelen overeenkomstig bijlage V, deel IV.

2.

Op grond van de toepasselijke due diligence-procedures en rapportageverplichtingen als omschreven in bijlage V, delen II en III, verstrekt de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de rapportage overeenkomstig lid 1 heeft plaatsgevonden, door middel van een automatische uitwisseling en binnen de in lid 3 gestelde termijn aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is als bepaald op grond van bijlage V, deel II, onderdeel D, en, indien de te rapporteren verkoper onroerend goed verhuurt, in ieder geval aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het onroerend goed is gelegen, de volgende inlichtingen over elke te rapporteren verkoper:

  1. naam, geregistreerd kantooradres, fiscaal identificatienummer en, in voorkomend geval, het op grond van lid 4, eerste alinea, toegewezen individueel identificatienummer van de rapporterende platformexploitant, alsook handelsnaam (-namen) van het platform (de platforms) waarover de rapporterende platformexploitant rapporteert;

  2. voor- en achternaam van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is, en de officiële naam van de te rapporteren verkoper als die een entiteit is;

  3. het hoofdadres;

  4. een fiscaal identificatienummer van de te rapporteren verkoper, met vermelding van elke lidstaat van afgifte, of, bij ontstentenis daarvan, de geboorteplaats van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is;

  5. het nummer van inschrijving in het handelsregister van de te rapporteren verkoper als die een entiteit is;

  6. het btw-identificatienummer van de te rapporteren verkoper, indien beschikbaar;

  7. de geboortedatum van de te rapporteren verkoper als die een natuurlijke persoon is;

  8. de identificatiecode van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is in de zin van bijlage V, deel II, onderdeel D, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten niet in kennis heeft gesteld van het feit dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de financiële rekening voor dat doel te gebruiken;

  9. indien verschillend van de naam van de te rapporteren verkoper: bovenop de identificatiecode van de financiële rekening, de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot die rekeninghouder;

  10. elke lidstaat waarvan de te rapporteren verkoper een ingezetene is zoals bepaald op grond van bijlage V, deel II, onderdeel D;

  11. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten waarvoor deze is betaald of gecrediteerd;

  12. alle honoraria, commissielonen of belastingen die door het rapporterende platform tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode ingehouden of geheven werden.

Indien de te rapporteren verkoper een onroerend goed verhuurt, worden de volgende aanvullende inlichtingen meegedeeld:

  1. het postadres van elke eigendomslijst, vastgesteld op basis van de procedures als omschreven in bijlage V, deel II, onderdeel E, en het respectieve kadasternummer of het equivalent daarvan in het nationaal recht van de lidstaat waar het gelegen is, indien beschikbaar;

  2. de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode, en het aantal relevante activiteiten dat is verricht voor elke eigendomslijst;

  3. indien beschikbaar, het aantal verhuurdagen voor elke eigendomslijst tijdens de rapportageperiode en het type van elke eigendomslijst.

3.

De mededeling op grond van lid 2 van dit artikel geschiedt met gebruikmaking van het geautomatiseerde standaardformaat als bedoeld in artikel 20, lid 4, uiterlijk twee maanden na het einde van de rapportageperiode waarop de op de rapporterende platformexploitant toepasselijke rapportageverplichtingen betrekking hebben. De eerste inlichtingen worden meegedeeld voor rapportageperiodes vanaf 1 januari 2023.

4.

Om te voldoen aan de rapportageverplichtingen op grond van lid 1 van dit artikel, stelt elke lidstaat de noodzakelijke voorschriften vast om een rapporterende platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 4, onder b), te verplichten zich binnen de Unie te registreren. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie kent een rapporterende platformexploitant in die situatie een individueel identificatienummer toe.

De lidstaten stellen de voorschriften vast op grond waarvan het een rapporterende platformexploitant vrijstaat zich te registreren bij de bevoegde autoriteit van een enkele lidstaat overeenkomstig de voorschriften van bijlage V, deel IV, onderdeel F. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rapporterende platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 4, onder b), wiens registratie is ingetrokken overeenkomstig bijlage V, deel IV, onderdeel F, punt 7, zich alleen opnieuw kan registreren mits hij aan de autoriteiten van een betrokken lidstaat passende waarborgen verstrekt inzake zijn vast voornemen om te voldoen aan de rapportageverplichtingen binnen de Unie, ook wat betreft rapportageverplichtingen die alsnog moeten worden nagekomen.

De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn voor de registratie en identificatie van rapporterende platformexploitanten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

5.

Indien een platformexploitant wordt geacht een uitgesloten platformexploitant te zijn, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar overeenkomstig bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 3, is aangetoond dat het om een uitgesloten platformexploitant gaat, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten daarvan in kennis, alsmede van eventuele latere wijzigingen.

6.

De Commissie zet uiterlijk op 31 december 2022 een centraal register op waarin de overeenkomstig lid 5 van dit artikel ter kennis te stellen en overeenkomstig bijlage V, deel IV, onderdeel F, punt 2, te verstrekken gegevens worden geregistreerd. Dat centraal register is beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten.

7.

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen, op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, of de inlichtingen die automatisch moeten worden uitgewisseld op grond van een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat en een niet-Unierechtsgebied, in de zin van bijlage V, deel I, onderdeel A, punt 7, gelijkwaardig zijn aan de in bijlage V, deel III, onderdeel B, gespecificeerde inlichtingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Een lidstaat die om de in de eerste alinea bedoelde maatregel verzoekt, dient een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie.

Indien de Commissie van oordeel is dat zij niet over alle gegevens beschikt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, neemt zij binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek contact op met de betrokken lidstaat en specificeert zij welke bijkomende gegevens vereist zijn. Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht, stelt zij de verzoekende lidstaat binnen een maand daarvan in kennis en dient zij de relevante gegevens in bij het in artikel 26, lid 2, bedoelde comité.

Indien de Commissie op eigen initiatief handelt, stelt zij pas een in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling vast nadat een lidstaat met een niet-Unierechtsgebied een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten heeft gesloten op grond waarvan inlichtingen over verkopers die inkomsten uit door platforms gefaciliteerde activiteiten halen, automatisch moeten worden uitgewisseld.

Bij het bepalen of inlichtingen gelijkwaardig zijn in de zin van de eerste alinea met betrekking tot een relevante activiteit, houdt de Commissie terdege rekening met de mate waarin het regime waarop die inlichtingen zijn gebaseerd, overeenkomt met dat van bijlage V, met name wat betreft:

  1. de definities van rapporterende platformexploitant, te rapporteren verkoper en relevante activiteit;

  2. de toepasselijke procedures voor het identificeren van te rapporteren verkopers;

  3. de rapportageverplichtingen, en

  4. de voorschriften en administratieve procedures waarover niet-Unierechtsgebieden moeten beschikken met het oog op de doeltreffende uitvoering en naleving van de in dat regime opgenomen due diligence-procedures en rapportageverplichtingen.

Dezelfde procedure is van toepassing om te bepalen dat inlichtingen niet langer gelijkwaardig zijn.”.

Artikel 12 bis Gezamenlijke audits

1.

De bevoegde autoriteit van een of meer lidstaten kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat (of andere lidstaten) verzoeken een gezamenlijke audit uit te voeren. De aangezochte bevoegde autoriteiten reageren op het verzoek om een gezamenlijke audit binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het verzoek. De aangezochte bevoegde autoriteiten kunnen een verzoek door de bevoegde autoriteit van een lidstaat om een gezamenlijke audit om gemotiveerde redenen verwerpen.

2.

Gezamenlijke audits worden op vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze, met inbegrip van taalregelingen, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende en de aangezochte lidstaten, en in overeenstemming met de wetgeving en de procedurele voorschriften van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden. In elke lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden, wijst de bevoegde autoriteit van die lidstaat een vertegenwoordiger aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de coördinatie van de gezamenlijke audit in die lidstaat.

De rechten en plichten van de ambtenaren van lidstaten die deelnemen aan de gezamenlijke audit, worden in geval van hun aanwezigheid bij activiteiten die in een andere lidstaat worden verricht, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden. De ambtenaren van een andere lidstaat voegen zich naar de wetgeving van de lidstaat waar de activiteiten van een gezamenlijke audit plaatsvinden, maar oefenen geen bevoegdheden uit die verder gaan dan de bevoegdheden die hun krachtens de wetgeving van hun lidstaat zijn verleend.

3.

Onverminderd lid 2 neemt een lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden, de nodige maatregelen om:

  1. toe te staan dat ambtenaren van andere lidstaten die deelnemen aan de activiteiten van de gezamenlijke audit, personen ondervragen en bescheiden onderzoeken in samenspraak met de ambtenaren van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden, met inachtneming van de procedurele regelingen die zijn vastgesteld door de lidstaat waar die activiteiten plaatsvinden;

  2. ervoor te zorgen dat bewijsmateriaal dat tijdens de activiteiten van de gezamenlijke audit is verzameld, kan worden beoordeeld, ook op de toelaatbaarheid ervan, onder dezelfde juridische voorwaarden als in het geval van een in die lidstaat uitgevoerde audit waaraan alleen de ambtenaren van die lidstaat deelnemen, onder meer in de loop van eventuele klachten-, herzienings- of beroepsprocedures, en

  3. ervoor te zorgen dat de persoon (personen) die aan een gezamenlijke audit wordt (worden) onderworpen of erdoor wordt (worden) geraakt, dezelfde rechten en plichten heeft (hebben) als in het geval van een audit waaraan alleen de ambtenaren van die lidstaat deelnemen, onder meer in de loop van eventuele klachten-, herzienings- of beroepsprocedures.

4.

Indien de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten een gezamenlijke audit verrichten, trachten zij het eens te worden over de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de gezamenlijke audit, en streven zij naar overeenstemming over de fiscale positie van de geaudite persoon (personen) op basis van de resultaten van de gezamenlijke audit. De bevindingen van de gezamenlijke audit worden neergelegd in een eindverslag. Punten waarover de bevoegde autoriteiten het eens zijn, worden in het eindverslag opgenomen en worden in aanmerking genomen in de relevante instrumenten die de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten naar aanleiding van die gezamenlijke audit uitvaardigen.

Met inachtneming van de eerste alinea vinden de handelingen die de bevoegde autoriteiten van een lidstaat of een van zijn ambtenaren verrichten naar aanleiding van een gezamenlijke audit, alsmede eventuele verdere procedures in die lidstaat, zoals een besluit van de belastingautoriteiten, een beroepsprocedure of een daarmee verband houdende schikking, plaats overeenkomstig het nationaal recht van die lidstaat.

5.

De geaudite persoon (personen) wordt (worden) binnen 60 dagen na het uitbrengen van het eindverslag in kennis gesteld van het resultaat van de gezamenlijke audit en krijgt (krijgen) een kopie van dat eindverslag.”.

“Artikel 25 Gegevensbescherming

“Artikel 25 bis Sancties

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4

BIJLAGE

BIJLAGE VDUE DILIGENCE-PROCEDURES, RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN EN ANDERE VOORSCHRIFTEN VOOR PLATFORMEXPLOITANTEN