Hof van Justitie EU 14-12-1995 ECLI:EU:C:1995:446
Hof van Justitie EU 14-12-1995 ECLI:EU:C:1995:446
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 14 december 1995
Uitspraak
Arrest van het Hof (Vierde kamer)
14 december 1995(*)
In de gevoegde zaken C-106/94 en C-139/94,
betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Cour d'appel de Bourges (Frankrijk) en het Tribunal de grande instance de Paris, in de aldaar dienende strafzaken tegen
R Colin,
in aanwezigheid van Distrithera SARL (zaak C-106/94),
en
D. Dupré,
in aanwezigheid van Laboratoires Valda SA (zaak C-139/94),
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: C. N. Kakouris, kamerpresident, P. J. G. Kapteyn en J. L. Murray (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: M. B. Elmer
griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
in zaak C-106/94,
-
de Franse regering, vertegenwoordigd door N. Eybalin, secretaris buitenlandse zaken bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en C. de Salins, onderdirecteur bij die directie, als gemachtigden,
-
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. van Lier, juridisch adviseur, als gemachtigde,
in zaak C-139/94,
-
D. Dupré, in aanwezigheid van Laboratoires Valda SA, vertegenwoordigd door J. Nicholas en S. Deniniolle, advocaten te Parijs,
-
de Franse regering, vertegenwoordigd door P. Martinet, secretaris buitenlandse zaken bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en C. de Salins, onderdirecteur bij die directie, als gemachtigden,
-
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Rodríguez Galindo, lid van haar juridische dienst, en J.-F. Pasquier, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal expert, als gemachtigden,
-
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van P. Colin, in aanwezigheid van Distrithera SARL, vertegenwoordigd door P. Courtois, advocaat te Parijs, D. Dupré, in aanwezigheid van Laboratoires Valda SA, vertegenwoordigd door S. Deniniolle en J. Nicholas, en de Commissie, vertegenwoordigd door H. van Lier en J.-F. Pasquier, ter terechtzitting van 26 januari 1995,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 maart 1995,
het navolgende
Arrest
1 Bij arrest van 3 februari 1994, ingekomen bij het Hof op 29 maart daaraanvolgend, heeft de Cour d'appel de Bourges krachtens artikel 177 EG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: „GDT”) in verband met de indeling van opwekkende dranken en keelpastilles.
2 Bij tussenvonnis van 2 maart 1994, ingekomen bij het Hof op 24 mei daaraanvolgend, heeft het Tribunal de grande instance de Paris krachtens artikel 177 EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 717/85 van de Commissie van 19 maart 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 17.04 D I van het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1985, L 78, blz. 13), en van hoofdstuk 30 van het gemeenschappelijk douanetarief en de gecombineerde nomenclatuur met betrekking tot de indeling van keelpastilles.
3 Die vragen zijn gerezen in twee door de Franse Administration des douanes et droits indirects aanhangig gemaakte strafzaken tegen twee Franse fabrikanten, aan wie zij ten laste legt dat zij valse verklaringen hebben afgelegd en kunstgrepen hebben aangewend en aldus terugbetalingen hebben gekregen die niet verschuldigd waren krachtens de gemeenschapsregeling inzake de restitutie bij de produktie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte produkten van de sector suiker.
4 Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de produktie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte produkten van de sector suiker (PB 1986, L 94, blz. 9), zoals gewijzigd bij artikel 9 van verordening (EEG) nr. 1714/88 van de Commissie van 13 juni 1988 (PB 1988, L 152, blz. 23) in verband met de invoering van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), bevat voorschriften inzake de verlening van restituties aan ondernemingen die suiker gebruiken bij de vervaardiging van bepaalde chemische produkten.
5 Teneinde de suikermarkt te ontwikkelen en het verschil tussen de prijs in de Gemeenschap en de prijs op de wereldmarkt te compenseren, voorziet verordening nr. 1010/86 in restituties bij de produktie voor de vervaardiging van saccharosehoudende produkten. Luidens de artikelen 1 en 2, lid 1, wordt de restitutie verleend door de Lid-Staat op wiens grondgebied de verwerking van de „basisprodukten” tot de in de bijlage bij de verordening genoemde „chemische produkten” plaatsvindt. Tot die chemische produkten behoren de farmaceutische produkten van hoofdstuk 30 van het GDT.
6 Van 1986 tot 1989 ontving de vennootschap Distrithera, waarvan P. Colin de directeur is, krachtens de genoemde verordeningen 2 371 976,78 FF aan restitutie in verband met het gebruik van suiker, door rode en groene Pulmoll-pastilles, Sangart-elixer en Quintonine als farmaceutische produkten voor te stellen.
7 Van 1987 tot 1990 ontving de vennootschap Laboratoires Valda, handelend in de persoon van haar president-directeur D. Dupré, krachtens diezelfde verordeningen 1 728 760 FF aan restitutie in verband met het gebruik van suiker, door te verklaren dat op basis van gelatine en Arabische gom vervaardigde Valda-pastilles farmaceutische produkten waren.
8 Na stalen van deze produkten te hebben onderzocht, betwistte de Franse Administration des douanes et droits indirects deze indeling als farmaceutische produkten, deelde zij de pastilles in onder hoofdstuk 17 van het GDT („suiker en suiker-werk”) en de elixers onder hoofdstuk 22 van het GDT („dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn”) en vorderde zij terugbetaling van de verleende restituties. Tegelijk maakte zij tegen de directeurs van de twee vennootschappen strafzaken aanhangig.
9 Van oordeel dat in die procedures vragen over de uitlegging van het GDT rezen, hebben de nationale rechters de behandeling van de zaken geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
Vragen van de Cour d'appel de Bourges:
Vallen rode ‚Pulmoll’-pastilles, gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, onder verordening nr. 717/85 van de Commissie van 19 maart 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 17.04 D I, of onder hoofdstuk 30 van het GDT ‚farmaceutische produkten’ — post 30-4?
Vallen groene‚Pulmoll’-pastilles, gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, onder verordening nr. 717/85 van de Commissie van 19 maart 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 17.04 D I, of onder hoofdstuk 30 van het GDT‚farmaceutische produkten’ —post 30-4?
Valt het elixer‚Sangart’, gelet op zijn samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, onder hoofdstuk 30 van het GDT ‚farmaceutische produkten’?
Valt ‚Quintonine’, gelet op zijn samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, onder hoofdstuk 30 van het GDT.farmaceutische produkten'?”
Vragen van het Tribunal de grande instance de Paris:
Kan verordening nr. 717/85 van de Commissie van 19 maart 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 17.04 D I van het gemeenschappelijk douanetarief, aldus worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op goederen waarvan de samenstelling (in gewichtspercenten) verschilt van die welke in artikel 1 van deze verordening is aangegeven?
Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, moet post 30-04 van de douanenomenclatuur (jgeneesmiddelen') aldus worden uitgelegd, dat daaronder ook valt een produkt dat is samengesteld uit suiker, maar vooral uit werkzame aromatiserende middelen met geneeskrachtige eigenschappen, in zodanige hoeveelheden dat het produkt hoofdzakelijk voor therapeutische en profylactische doeleinden wordt gebruikt?”
10 Bij beschikking van de president van de Vierde kamer van 16 december 1994 zijn deze zaken gevoegd voor de mondelinge behandeling en het arrest.
11 De feiten van beide zaken speelden zich af zowel vóór als na de invoering van het geharmoniseerde systeem en de GN, die in 1988 de IDR-nomenclatuur heeft vervangen. Deze wijziging is evenwel niet van belang voor de grond van de aan het Hof voorgelegde zaken.
12 Vooraf zij erop gewezen, dat het Hof bevoegd is om het GDT of de GN uit te leggen, en niet om een advies over de indeling van een bepaald produkt uit te brengen. Derhalve moeten de vragen van de Cour d'appel de Bourges aldus worden begrepen, dat de verwijzende rechter wenst te vernemen, of produkten als de in de vragen vermelde, onder post 30.03 van het GDT (GN-post 3004) of de posten 17.04 en 22.09 van het GDT (GN-post 2208) vallen.
13 Met betrekking tot de onderhavige hoestbonbons blijkt uit de stukken, dat Valda-pastilles vooral zijn samengesteld uit suiker, gelatine of Arabische gom en, in mindere mate, uit ingrediënten als menthol en eucalyptol, alsmede thymol, guajacol en terpinol. Volgens de producent stillen deze pastilles de hoest, hebben zij antiseptische eigenschappen en dienen zij om keelpijn te bestrijden.
14 Rode Pulmoll-pastilles zijn vooral samengesteld uit suiker, terpine, menthol, amylocaïnehydrochloride, glycyrrhizine, alsmede bindmiddelen, smaak- en kleurstoffen. Deze pastilles bestrijden hoest, keelpijn en verkoudheid.
15 Groene Pulmoll-pastilles zijn eveneens samengesteld uit suiker, menthol, pepermuntolie, eucalyptusolie, alsmede bindmiddelen, smaak- en kleurstoffen. Zij worden aangediend als middel tegen de hoest en een geïrriteerde keel.
16 Het elixer Quintonine bevat behalve water ook alcohol, suiker, bepaalde bitter- en smaakstoffen, braaknoot en calciumglycerofosfaat. Het wordt gebruikt bij asthenie, gebrek aan eetlust en reconvalescentie.
17 Blijkens de stukken bevat elke fles Sangart-elixer gedistilleerd water, siroop en alcohol, alsmede natriumarsenaat, natriumnucleinaat, braaknoot, kalfsleverextract, en verschillende smaakstoffen.
18 Post 17.04 van het GDT omvat suikerwerk zonder cacao. In de GN zijn „keelpastilles en hoestbonbons” uitdrukkelijk onder deze post ingedeeld.
19 Farmaceutische produkten worden daarentegen ingedeeld onder hoofdstuk 30 van het GDT (en de GN). Volgens de aantekening op het hoofdstuk omvat post 30.03 van het GDT (GN-post 3004) gemengde of onvermengde produkten welke met het oog op therapeutisch of profylactisch gebruik hetzij zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij voorkomen in afgemeten hoeveelheden.
20 Hoofdstuk 22 van het GDT heeft betrekking op dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn. Post 22.09 van het GDT (GN-post 2208) omvat „ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een sterkte van minder dan 80 graden; gedistilleerde dranken, likeuren en andere alcoholhoudende dranken; samengestelde alcoholische preparaten (‚geconcentreerde extracten’) voor de vervaardiging van dranken”.
21 Er bestaan eveneens toelichtingen van de Internationale Douaneraad (voor de GDT-nomenclatuur) en het comité voor het geharmoniseerde systeem (voor de GN), die volgens de rechtspraak van het Hof belangrijke middelen vormen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar rechtens niet bindend zijn (zie arresten van 10 oktober 1985, zaak 200/84, Daiber, Jurispr. 1985, blz. 3363, en 16 juni 1994, zaak C-35/93, Develop Dr. Eisbein, Jurispr. 1994, blz. I-2655).
De vragen van de Cour d'appel de Bourges
22 In het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle moet volgens vaste rechtspraak het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het GDT en in de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arrest van 1 juni 1995, zaak C-459/93, Thyssen Haniel Logistic, Jurispr. 1995, blz. I-1381, r. o. 8).
Keelpastilles
23 Volgens de toelichtingen van de Internationale Douaneraad en van het comité voor het geharmoniseerde systeem betreffende post 17.04 van het GDT, omvat deze post een groot deel van de vaste of halfvaste gesuikerde produkten, die in de regel als zodanig worden gebruikt als versnaperingen en die bekend zijn onder de verzamelnaam van suikerwerk of suikergoed. Als voorbeelden van deze produkten worden genoemd preparaten in de vorm van pastilles of dragees voor de keel of tegen de hoest, hoofdzakelijk samengesteld uit suiker en aromatiserende middelen.
24 Volgens deze toelichtingen hebben de onder post 17.04 ingedeelde preparaten in de vorm van pastilles of dragees voor de keel of tegen de hoest als gemeenschappelijk kenmerk dat zij bestaan uit suiker waaraan geringe hoeveelheden van verschillende stoffen als menthol, eucalyptol en tolu zijn toegevoegd. Dat deze aromatiserende stoffen daarnaast ook geneeskrachtige eigenschappen hebben, is geen voldoende grond om hun indeling onder post 17.04 ter discussie te stellen.
25 Deze uitlegging is in overeenstemming met de bepalingen van de posten 17.04 en 30.03 van het GDT (3004 van de GN). Suikerwerk zonder cacao valt onder de eerste post. Onder de tweede post vallen daarentegen al dan niet vermengde produkten voor therapeutisch of profylactisch gebruik, in afgemeten hoeveelheden, dan wel opgemaakt voor de verkoop in het klein, die dus als geneesmiddelen worden beschouwd.
26 Volgens de toelichtingen van zowel de Internationale Douaneraad als het comité voor het geharmoniseerde systeem omvat post 30.03 van het GDT (GN-post 3004) pastilles, pillen en tabletten die uitsluitend voor geneeskundige doeleinden worden gebruikt. Daarentegen moeten preparaten in de vorm van pastilles of dragees voor de keel of tegen de hoest, die hoofdzakelijk zijn samengesteld uit suiker (ook indien daaraan andere voedingsstoffen, zoals gelatine, meel of zetmeel zijn toegevoegd) en aromatiserende middelen (zelfstandigheden zoals benzylalcohol, menthol, eucalyptol en tolubalsem daaronder begrepen), volgens de toelichtingen onder post 17.04 worden ingedeeld wanneer, indien het aromatiserend middel tevens geneeskrachtige eigenschappen bezit, de hoeveelheid daarvan per pastille of per dragee zo gering is dat het preparaat niet voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden gebruikt.
27 De uitlegging die voortvloeit uit de toelichtingen op post 30.03 van het GDT (GN-post 3004), is ook in overeenstemming met de bepalingen van het GDT en de GN. Suikerwerk zonder cacao valt onder post 17.04, met uitzondering van preparaten die aromatiserende middelen bevatten die in bepaalde hoeveelheden geneeskrachtige eigenschappen bezitten, waardoor zij onder post 30.03 van het GDT (GN-post 3004) komen te vallen.
28 Het volstaat dan ook niet dat de aromatiserende middelen van een produkt therapeutische of profylactische eigenschappen hebben. Om onder post 30.03 van het GDT te vallen, moet die werking een gevolg zijn van de geneeskrachtige eigenschappen van de aromatiserende middelen die in zodanige hoeveelheden aanwezig zijn dat het produkt uitsluitend voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden gebruikt. Hoewel de ingrediënten van de betrokken produkten een verzachtende werking kunnen hebben, met name wanneer zij keelpijn lenigen, lijkt deze werking een gevolg te kunnen zijn van de niet-geneeskrachtige bestanddelen.
29 Opgemerkt zij dat uit de stukken blijkt, dat niet is aangetoond dat het therapeutisch effect van de betrokken produkten wordt veroorzaakt door de aromatiserende middelen met geneeskrachtige eigenschappen. Evenmin is aangetoond dat deze aromatiserende middelen in een zodanige hoeveelheid aanwezig waren, dat het preparaat voor therapeutische of profylactische doeleinden kon worden gebruikt.
30 Mitsdien moeten de betrokken produkten onder post 17.04 worden ingedeeld.
Opwekkende dranken
31 Zoals hiervoor reeds werd verklaard, moet post 30.03 van het GDT van toepassing worden geacht op zowel produkten die voor therapeutisch of profylactisch gebruik zijn gemengd, als voor hetzelfde gebruik geschikte, onvermengde produkten die, met het oog op dat gebruik, in afgemeten hoeveelheden worden aangeboden of voor de verkoop in het klein zijn opgemaakt. Volgens de aantekeningen op het hoofdstuk omvat post 30.03 van het GDT niet voedingsmiddelen en dranken, zoals dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen, voedingsmiddelen voor diabetici, opwekkende dranken en mineraalwater.
32 Volgens de toelichtingen van de Internationale Douaneraad en het comité voor het geharmoniseerde systeem op hoofdstuk 22 worden alcoholhoudende dranken, bestemd om het organisme gezond te houden, ingedeeld onder post 22.09 van het GDT (GN-post 2208). Uit de stukken blijkt dat Quintonine en Sangart-elixer, gelet op hun bestanddelen, alcoholgehalte en functie, aan die omschrijving beantwoorden. Dergelijke opwekkende dranken zijn specifiek van hoofdstuk 30 van het GDT uitgesloten. Volgens de toelichtingen geldt die uitsluiting zelfs wanneer geneeskrachtige stoffen zijn toegevoegd met geen ander doel dan voor het verkrijgen van een beter diëtisch evenwicht ofwel om de versterkende of voedende waarde van een produkt te verhogen, de smaak ervan te veranderen, een en ander voor zover het karakter van een voedingsmiddel behouden blijft.
33 Niet is aangetoond dat de geneeskrachtige stoffen in de opwekkende dranken in een zodanige hoeveelheid voorkomen, dat die dranken voor therapeutische of profylactische doeleinden kunnen worden gebruikt. Daar opwekkende dranken niet onder post 30.03 van het GDT (GN-post 3004) vallen, moeten zij derhalve onder post 22.09 van het GDT (GN-post 2208) worden ingedeeld.
34 Mitsdien moet op de prejudiciële vragen van de Cour d'appel de Bourges worden geantwoord:
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen pastilles als de rode Pulmoll-pastilles onder post 17.04 van het GDT.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen pastilles als de groene Pulmoll-pastilles onder post 17.04 van het GDT.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen dranken als het Sangart-elixer onder post 22.09 van het GDT.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen dranken als Quintonine onder post 22.09 van het GDT.
De vragen van het Tribunal de grande instance de Paris
35 Met zijn eerste vraag wenst het Tribunal de grande instance de Paris te vernemen, of verordening nr. 717/85 aldus kan worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op goederen waarvan de samenstelling (in gewichtspercenten) verschilt van die welke in artikel 1 van de verordening is aangegeven.
36 Volgens verordening nr. 717/85 dienen bepaalde hoest- en keelpastilles die sommige stoffen bevatten die in bepaalde doses geneeskrachtige eigenschappen kunnen bezitten, te worden ingedeeld onder post 17.04 D I.
37 De samenstelling van de pastilles die in het hoofdgeding aan de orde zijn, benadert weliswaar de samenstelling, bedoeld in de verordening, maar stemt daarmee toch niet volledig overeen. Daar verordening nr. 717/85 niet een ruimere strekking kan hebben dan uit de bewoordingen ervan blijkt, kan zij evenwel niet aldus worden uitgelegd dat zij betrekking heeft op de in deze zaak bedoelde produkten.
38 Derhalve moet aan de verwijzende rechter worden geantwoord dat verordening nr. 71 7/85 niet aldus kan worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op goederen waarvan de samenstelling (in gewichtspercenten) verschilt van die welke in artikel 1 van de verordening is aangegeven.
39 Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of post 30.03 van het GDT aldus moet worden uitgelegd, dat daaronder ook valt een produkt dat is samengesteld uit suiker, maar vooral uit werkzame aromatiserende middelen met geneeskrachtige eigenschappen, in zodanige hoeveelheden dat het produkt hoofdzakelijk voor therapeutische en profylactische doeleinden wordt gebruikt.
40 Uit de antwoorden op de vragen van de Cour d'appel de Bourges blijkt, dat wanneer de werkzame aromatiserende stoffen met geneeskrachtige eigenschappen in een zodanige hoeveelheid in een produkt voorkomen, dat het uitsluitend voor therapeutische en profylactische doeleinden wordt gebruikt, dit produkt onder hoofdstuk 30 van het GDT valt. Wanneer dergelijke bestanddelen niet in dergelijke hoeveelheden voorkomen, kan het betrokken produkt niet worden aangemerkt als een farmaceutisch produkt dat onder dit hoofdstuk valt.
41 Mitsdien moet op de tweede vraag worden geantwoord dat post 30.03 van het GDT („geneesmiddelen”) aldus moet worden uitgelegd, dat daaronder ook valt een produkt dat is samengesteld uit suiker, maar vooral uit werkzame aromatiserende middelen met geneeskrachtige eigenschappen, in zodanige hoeveelheden dat het produkt uitsluitend voor therapeutische en profylactische doeleinden wordt gebruikt. Wanneer de hoeveelheid aromatiserende middelen in de samenstelling van elk produkt niet zodanig is dat het produkt uitsluitend voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden gebruikt, kan het produkt niet worden aangemerkt als een farmaceutisch produkt dat onder deze post valt.
Kosten
42 De kosten door de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
uitspraak doende op de door de Cour d'appel de Bourges bij arrest van 3 februari 1994 en het Tribunal de grande instance de Paris bij tussenvonnis van 2 maart 1994 gestelde vragen, verklaart voor recht:
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen pastilles als de rode Pulmoll-pastilles onder post 17.04 van het gemeenschappelijk douanetarief.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen pastilles als de groene Pulmoll-pastilles onder post 17.04 van het gemeenschappelijk douanetarief.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen dranken als het Sangart-elixer onder post 22.09 van het gemeenschappelijk douanetarief.
-
Gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en functie, vallen dranken als Quintonine onder post 22.09 van het gemeenschappelijk douanetarief.
-
Verordening (EEG) nr. 717/85 van de Commissie van 19 maart 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 17.04 D I van het gemeenschappelijk douanetarief, kan niet aldus worden uitgelegd, dat zij betrekking heeft op goederen waarvan de samenstelling (in gewichtspercenten) verschilt van die welke in artikel 1 van de verordening is aangegeven.
-
Post 30.03 van het gemeenschappelijk douanetarief („geneesmiddelen”) moet aldus worden uitgelegd, dat daaronder ook valt een produkt dat is samengesteld uit suiker, maar vooral uit werkzame aromatiserende middelen met geneeskrachtige eigenschappen, in een zodanige verhouding dat het produkt uitsluitend voor therapeutische en profylactische doeleinden wordt gebruikt. Wanneer de hoeveelheid aromatiserende middelen in de samenstelling van elk produkt evenwel niet zodanig is dat het produkt uitsluitend voor therapeutische of profylactische doeleinden kan worden gebruikt, kan het produkt niet worden aangemerkt als een farmaceutisch produkt dat onder deze post valt.
Kakouris
Kapteyn
Murray
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 14 december 1995.
De griffier
R. Grass
De president van de Vierde kamer
C. N. Kakouris