Hoofdgedingen en prejudiciële vragen
Zaak C-288/09
32 Sky verricht diensten op het gebied van digitale satelliettelevisie. Zij voert een model van settopboxen met communicatiefunctie en uitgerust met een geheugeneenheid met harde schijf in het Verenigd Koninkrijk in. Deze box heet Sky+, model DRX 280 (hierna: „Sky+ box”).
33 De Sky+ box is een ontvangtoestel voor televisie via satelliet. Een dergelijk ontvangtoestel ontvangt en decodeert digitale televisiesignalen die lopen via het satelliettelevisieplatform van een omroepstation als Sky. Het signaal wordt pas gedecodeerd bij transmissie naar het beeldscherm van een televisietoestel.
34 Het omroepstation zendt via satelliet digitale televisiesignalen die door een „low noise converter” op de schotelantenne in de woning van de eindgebruiker worden ontvangen. Een kabel zendt vervolgens het digitale signaal naar het ontvangtoestel.
35 De Sky+ box is specifiek ontworpen en geprogrammeerd om alleen de digitale televisiesignalen van het Sky-satellietplatform te ontvangen en te decoderen.
36 De Sky+ box heeft geen videoscherm, is uitgerust met een ingebouwde modem voor internettoegang en is dus geschikt voor interactieve informatie-uitwisseling.
37 De Sky+ box bevat een harde schijf. Sky gebruikt de helft van het geheugen ervan voor haar dienst video op verzoek. De eindgebruiker kan de andere helft gebruiken voor de opname van de televisieprogramma’s uit het Sky-satellietplatform. Met deze box kan geen video-inhoud uit een andere externe bron, waaronder een televisieontvangtoestel, een camera of een video-opnametoestel, worden opgenomen. Deze box kan evenmin de video-inhoud van externe dragers als dvd’s of videocassettes afspelen. Evenmin kan een video-inhoud ermee op dergelijke externe dragers worden opgenomen.
38 De eindgebruiker die alleen rechtstreeks naar televisie kijkt, heeft geen behoefte aan de harde schijf van de Sky+ box. Deze box werkt in dat geval alleen als een televisieontvangtoestel. Deze settopbox kan daarentegen niet werken met de erin aangebrachte harde schijf alleen zonder een digitaal televisiesignaal te ontvangen, aangezien de box, zelfs bij het afspelen van de inhoud van deze harde schijf slechts door ontvangst van een dergelijk signaal van het Sky-satellietplatform kan werken.
39 Sky verzocht op 12 juni 2008 om een bindende tariefinlichting (hierna: „BTI”) van de Commissioners over de Sky+ box. Laatstgenoemden deelden de Sky+ box bij BTI van 9 juli 2008 in onder GN-onderverdeling 8521 90 00.
40 Sky betwistte deze BTI op grond dat het betrokken product moesten worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8528 71 13 als afzonderlijke settopbox met een communicatiefunctie, namelijk als een „[ontvangtoestel] voor televisie” van post 8528.
41 De Customs and International Reviews and Appeals Team verwierp dit bezwaar bij beslissing van 29 september 2008.
42 Sky stelde op 28 oktober 2008 beroep in tegen deze beslissing bij het VAT and Duties Tribunal, London, sinds 1 april 2009 het First-tier Tribunal (Tax Chamber).
43 In deze omstandigheden heeft het First-tier Tribunal (Tax Chamber) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
-
Moet een settopbox met de specificaties van de [Sky+ box] worden ingedeeld onder [GN]-postonderverdeling 8528 71 13, zoals vastgesteld in verordening [nr. 1214/2007] tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87, ondanks de door de Commissie op 7 mei 2008 [...] vastgestelde GN-toelichtingen op postonderverdelingen 8521 90 00 en 8528 71 13?
-
Zijn de nationale douaneautoriteiten krachtens artikel 12, lid 5, sub a, van het [douanewetboek] [...] gehouden tot het verstrekken van een bindende tariefinlichting overeenkomstig de GN-toelichtingen, tenzij en totdat deze toelichtingen onverenigbaar met de bewoordingen van de relevante GN-bepalingen, waaronder de algemene regels voor de interpretatie van de GN, zijn verklaard, of kunnen de nationale douaneautoriteiten een eigen standpunt innemen en de toelichting buiten toepassing laten indien zij een dergelijke onverenigbaarheid aanwezig achten?
-
Indien een settopbox met de specificaties van het Sky+ box [...] onder GN-postonderverdeling 8521 90 00 moet worden ingedeeld, is de toepassing van een positief bedrag aan douanerechten naar [Unierecht] onrechtmatig wegens schending van de verplichtingen [van de Europese Unie] krachtens de [ITA] en artikel II, lid 1, sub b, van [GATT 1994] of valt het betrokken product bij indeling onder post 8521 buiten de werkingssfeer van het relevante deel van de ITA?”
Zaak C-289/09
44 Pace fabriceert en importeert settopboxen met een communicatiefunctie en uitgerust met een geheugeneenheid met harde schijf (hierna: „STB-HDD”) voor levering aan aanbieders van betaaltelevisie. Pace importeert deze boxen in het Verenigd Koninkrijk, met name het model TDS 470NB SD PVR (ook genaamd Sky+ box) dat wordt gefabriceerd voor Sky, het zogenaamde model DRX 280.
45 STB-HDD’s hebben de in de punten 33 tot en met 38 van het onderhavige arrest beschreven kenmerken.
46 Pace fabriceert ook tal van modellen settopboxen met een communicatiefunctie, maar zonder harde schijf, met name de modellen DS 430NB en DS 250NV. Deze settopboxen zijn opgenomen in onderverdeling 8528 71 13.
47 Op 8 april 2005 gaven de Commissioners Pace een BTI waarbij de Sky+ box werd ingedeeld onder GN-onderverdeling 8528 12 91, zoals volgde uit verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004 tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87 (PB L 327, blz. 1). Na de inwerkingtreding van verordening nr. 1549/2006 op 1 januari 2007 werd deze onderverdeling onderverdeling 8528 71 13. De geringe verschillen tussen de verschillende STB-HDD’s inzake technische beschrijving of beschrijving van de producten laten de indeling ervan onverlet.
48 Bij brieven van 4 december 2006 en 29 januari 2007 deelden de Commissioners Pace mee dat „de GN-codes met ingang van 1 januari 2007 aanzienlijk zouden worden gewijzigd” en dat de BTI van 8 april 2005„[w]egens de wijzigingen van de codes met ingang van 31 december 2006 werd ingetrokken”. Volgens de verwijzende rechter heeft Pace deze brieven nooit ontvangen.
49 Bij brief van 8 augustus 2008 bevestigden de Commissioners dat het model TDS 460 STB-HDD, waarvan er twee type zijn, namelijk TDS 460NV en TDS 460NS, ook onder de BTI van 8 april 2005 viel zolang zij geldig bleef.
50 Bij een andere brief van 8 augustus 2008 bevestigden de Commissioners dat de BTI van 8 april 2005 krachtens artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek per 1 januari 2007 haar geldigheid had verloren wegens de wijzigingen in de codes als gevolg van de wijziging van het GS en de jaarlijkse bijwerking van het douanetarief.
51 Op 17 november 2008 vorderden de Commissioners van Pace de douanerechten over alle STB-HDD’s na, waaronder de van januari 2007 tot april 2008 ingevoerde Sky+ box. Nagevorderd werd omdat de STB-HDD’s onder een onjuiste GN-post, namelijk onderverdeling 8528 71 13, waren ingedeeld terwijl deze producten volgens de Commissioners onder onderverdeling 8521 90 00 moesten worden ingedeeld.
52 Op 4 december 2008 verzocht Pace om herziening van de beslissing van de Commissioners. Op 16 januari 2009 bevestigde het Customs and International Reviews and Appeals Team de beslissing tot indeling van de betrokken STB-HDD’s onder nummer 8521 90 00.
53 Op 10 februari 2009 stelde Pace bij het VAT and Duties Tribunal, Manchester beroep in tegen de beslissing van het Customs and International Reviews and Appeals Team. Op 27 maart 2009 ging de zaak over naar het First-tier Tribunal (Tax Chamber).
54 In beroep betwijfelde Pace de verenigbaarheid van de GN-toelichtingen met de GN. Volgens Pace blijft de BTI betreffende de betrokken settopboxen geldig gedurende een periode van zes maanden na de inwerkingtreding van verordening nr. 1549/2006 en moet artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek aldus worden uitgelegd dat verordening nr. 1549/2006 geen „verordening” voor de toepassing van deze bepaling is.
55 In deze omstandigheden heeft het First-tier Tribunal (Tax Chamber) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
-
Moet een settopbox met een communicatiefunctie (‚STB’) en uitgerust met een geheugeneenheid met harde schijf (‚HDD’) worden ingedeeld onder [GN]-postonderverdeling 8528 71 13, zoals vastgesteld in verordeningen [nrs. 1549/2006 en 1214/2007], ondanks de door de Commissie op 7 mei 2008 vastgestelde [GN-toelichtingen] op GN-postonderverdelingen 8521 90 00 en 8528 71 13?
-
Ingeval een STB met een HDD met de specifieke kenmerken van een STB-HDD onder GN-postonderverdeling 8521 90 00 moet worden ingedeeld, is de toepassing van een positief bedrag aan douanerechten naar [Unierecht] onrechtmatig wegens schending van de verplichtingen [van de Unie] krachtens de [ITA] en artikel II, lid 1, sub b, van [GATT 1994] of valt het betrokken product bij indeling onder post 8521 buiten de werkingssfeer van het relevante deel van de ITA?
-
Moet artikel 12, lid 5, sub a-i, van het [douanewetboek] aldus worden opgevat dat de [BTI] van 8 april 2005 waarop [Pace] zich baseert, na 31 december 2006 automatisch haar geldigheid verloor op grond dat zij niet langer strookte met de regeling van verordening nr. 1549/2006 van de Commissie? Moet in het bijzonder artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek aldus worden uitgelegd dat verordening nr. 1549/2006 niet binnen het begrip ‚verordening’ in het kader van dat artikel valt omdat het gaat om een jaarlijkse GN-bijwerking of omdat het geen specifieke indelingsverordening is?
-
Moet artikel 12, lid 6, van het douanewetboek aldus worden opgevat dat de verkrijger van een BTI na vaststelling van een jaarlijkse GN-bijwerking zonder bepaling die de verkrijgers van een BTI een resterende geldigheidsduur toestaat, geen recht heeft op een dergelijke periode of moet hij krachtens het beginsel van het gewettigd vertrouwen recht hebben op de voor indelingsverordeningen van de Commissie gebruikelijke resterende geldigheidsduur van zes maanden?”
56 Bij beschikking van de president van het Hof van 22 september 2009 zijn de zaken C-288/09 en C-289/09 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling.
57 Aangezien deze zaken verknocht zijn, dienen zij overeenkomstig artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering juncto artikel 103 van dit Reglement te worden gevoegd ter gelijktijdige berechting bij het arrest.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag in zaak C-288/09 en eerste vraag in zaak C-289/09
58 Met deze vragen wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat settopboxen met een communicatiefunctie en uitgerust met een geheugeneenheid met harde schijf als de Sky+ box onder onderverdeling 8528 71 13 vallen ondanks de op 7 mei 2008 bekendgemaakte GN-toelichtingen, blijkens welke deze settopboxen onder onderverdeling 8521 90 00 vallen.
59 Volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van de goederen in eerste plaats bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken, waarbij de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.
60 Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie met name arresten van 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947, punt 9; 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, Jurispr. blz. I-8151, punt 47; 18 juli 2007, Olicom, C-142/06, Jurispr. blz. I-6675, punt 16, en 19 februari 2009, Kamino International Logistics, C-376/07, Jurispr. blz. I-1167, punt 31).
61 Volgens de op 7 mei 2008 bekendgemaakte GN-toelichtingen zijn de settopboxen waarin een apparaat is ingebouwd dat een opname- of weergavefunctie uitvoert (bijvoorbeeld een harde schijf), uitgesloten van onderverdeling 8528 71 13 en moeten zij worden ingedeeld onder onderverdeling 8521 90 00.
62 Volgens de ten tijde van de feiten in het hoofdgeding geldende GS-toelichtingen moesten de televisieontvangtoestellen ook met ingebouwd apparaat voor opname evenwel worden uitgesloten van post 8521 en worden ingedeeld onder post 8528.
63 Er zij bovendien aan herinnerd dat volgens de rechtspraak van het Hof de door de Commissie met betrekking tot de GN en de door de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot het GS uitgewerkte toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arresten van 16 juni 1994, Develop Dr. Eisbein, C-35/93, Jurispr. blz. I-2655, punt 21; 11 januari 2007, B.A.S.Trucks, C-400/05, Jurispr. blz. I-311, punt 28, en 27 november 2008, Metherma, C-403/07, Jurispr. blz. I-8921, punt 48).
64 De inhoud van de GN-toelichtingen, die niet in de plaats van die op de GS komen, maar als een aanvulling daarop moeten worden beschouwd (zie in die zin arrest van 6 december 2007, Van Landeghem, C-486/06, Jurispr. blz. I-10661, punt 36) en samen daarmee moeten worden geraadpleegd, moet derhalve in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de draagwijdte daarvan niet wijzigen (zie met name arrest Kamino International Logistics, reeds aangehaald, punt 48).
65 De GN-toelichtingen moeten dus terzijde worden geschoven, wanneer blijkt dat zij in strijd zijn met de tekst van de GN-posten en van de aantekeningen bij de afdelingen en hoofdstukken (zie in die zin arresten van 19 april 2007, Sunshine Deutschland Handelsgesellschaft, C-229/06, Jurispr. blz. I-3251, punt 31, en 5 juni 2008, JVC France, C-312/07, Jurispr. blz. I-4165, punt 34, en arrest Kamino International Logistics, reeds aangehaald, punten 49 en 50).
66 Onderverdeling 8521 90 00 betreft blijkens de tekst ervan video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner en indien met andere opnamedragers dan magneetbanden. Toestellen die op magneetbanden opnemen, vallen onder onderverdeling 8521 10.
67 Post 8528 omvat met name ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd toestel voor het opnemen van geluid of van beelden. Onderverdeling 8528 71 13 betreft ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of van beelden, niet ontworpen om een beeldscherm of een videoscherm te bevatten en voorzien van toestellen gestuurd door een microprocessor, uitgerust met een ingebouwde modem voor toegang tot het internet, een functie voor interactieve informatie-uitwisseling en de mogelijkheid tot ontvangst van televisiesignalen.
68 Zoals de Commissie ter terechtzitting toegaf, verwijzen de termen „ontvangst via videotuner” en „ontvangst van televisiesignalen” naar dezelfde begrippen.
69 Blijkens deze definities kunnen goederen die onder deze twee onderverdelingen vallen, tegelijk televisiesignalen ontvangen en opnemen. Het onderscheid tussen deze twee onderverdelingen ligt hem dus in de hoofd- of nevenfunctie. Onderverdeling 8521 90 00 betreft opnametoestellen met een nevenfunctie als ontvangtoestel voor televisie, terwijl onderverdeling 8528 71 13 ontvangtoestellen voor televisie met opname als nevenfunctie betreft.
70 Volgens aantekening 3 op GN-afdeling XVI, waartoe de betrokken onderverdelingen behoren, worden „combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex”.
71 De Sky+ box in het hoofdgeding, waarvan de werking in de punten 33 tot en met 38 van het onderhavige arrest is beschreven, beschikt onbetwistbaar over de twee functies van opname en ontvangst van televisiesignalen. Het is dus een machine met twee of meer verschillende afwisselende of aanvullende functies, in de zin van aantekening 3 op GN-afdeling XVI.
72 Nagegaan moet dus worden welke van de twee functies van opname en ontvangst van televisiesignalen hoofd- en nevenfunctie is.
73 Van meet af aan moet het door de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen aangevoerde voorstel dat de indeling onder de ene of de andere onderverdeling kan uitgaan van het aantal programma-uren die kunnen worden opgeslagen op de harde schijf van de Sky+ box, van de hand worden gewezen. Dit onderscheidingscriterium voldoet namelijk niet aan het rechtszekerheidsbeginsel, daar de GN of de GN-toelichtingen deze tijdsduur niet duidelijk bepalen.
74 Evenmin kan de bepaling van de hoofdfunctie van de Sky+ box ervan uitgaan dat zij niet kan werken met de erin aangebrachte harde schijf alleen en deze schijf niet nodig is voor het bekijken van televisieprogramma’s zodat de ontvangst van televisiesignalen onontbeerlijk is voor de werking ervan. Zoals de Commissie terecht opmerkte, geldt een functie van een toestel op zich namelijk niet als hoofdfunctie omdat zij onontbeerlijk is, daar een functie onontbeerlijk, maar secundair of bijkomend kan zijn.
75 Blijkens de verwijzingsbeslissing kan de Sky+ box geen video-inhoud van een andere externe bron, waaronder van een ontvangtoestel voor televisie, een camera of een video-opnametoestel, opnemen, kan zij evenmin de video-inhoud van externe dragers als dvd’s of videocassettes afspelen en kan zij geen video-inhoud op dergelijke externe dragers opnemen. Dit zijn nuttige aanwijzingen over de bestemming van de Sky+ boxen, ook al gaat het niet om de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan in de zin van de in punt 60 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, maar veeleer om de interactie tussen de functies van opname en ontvangst van televisiesignalen.
76 Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan dit product; de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie met name arresten van 28 maart 2000, Holz Geenen, C-309/98, Jurispr. blz. I-1975, punt 15; 5 april 2001, Deutsche Nichimen, C-201/99, Jurispr. blz. I-2701, punt 20, en 15 februari 2007, RUMA, C-183/06, Jurispr. blz. I-1559, punt 36).
77 Dienaangaande moet, zoals de Commissie ter terechtzitting opmerkte, rekening worden gehouden met wat voor de consument hoofd- en bijzaak is.
78 Zowel blijkens de verwijzingsbeslissingen als de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt de Sky+ box verkocht aan aanbieders van televisiediensten als Sky, die ze hun klanten voor toegang tot de door hen voorgestelde programma’s ter beschikking stellen.
79 De consument blijkt zich dus hoofdzakelijk voor toegang tot de aangeboden televisieprogramma’s bij een aanbieder als Sky te abonneren, waartoe hij zich een settopbox als de Sky+ box moet aanschaffen. De extra mogelijkheid van dit model tot opname van de ontvangen televisieprogramma’s is slechts een erdoor geboden bijkomende dienst.
80 De interactie tussen de in punt 75 van het onderhavige arrest beschreven functies van de Sky+ box, in die zin dat de opnamefunctie afhangt van de ontvangst van televisiesignalen, toont aan dat de consument, die dit product kiest, in beginsel niet een opnamefunctie, maar veeleer een functie van decodering van televisiesignalen zoekt, ook al kan de opnamemogelijkheid of het aantal opneembare programma-uren zijn keuze beïnvloeden.
81 Blijkens al deze overwegingen is de Sky+ box hoofdzakelijk bestemd voor de ontvangst van televisiesignalen en is deze functie inherent aan het toestel. Zij is dus de hoofdfunctie ervan, terwijl de opnamefunctie secundair is.
82 De GN-toelichtingen dienen dus krachtens de in de punten 63 tot en met 65 van het onderhavige arrest bedoelde rechtspraak als onverenigbaar met de GN terzijde te worden geschoven.
83 Voorts is het van belang eraan te herinneren dat volgens vaste rechtspraak, ook al roepen de bepalingen van een overeenkomst als ITA voor de particulieren geen rechten in het leven waarop zij zich krachtens het Unierecht rechtstreeks voor de rechter kunnen beroepen, wanneer een Unieregeling op een bepaald gebied bestaat, gebiedt de voorrang van door de Unie gesloten internationale overeenkomsten op teksten van afgeleid recht deze laatste voor zover mogelijk overeenkomstig deze overeenkomsten uit te leggen (zie in die zin arresten van 10 september 1996, Commissie/Duitsland, C-61/94, Jurispr. blz. I-3989, punt 52, en 6 juli 2010, Monsanto Technology, C-428/08, Jurispr. blz. I-6765, punt 72).
84 Uit al deze overwegingen volgt dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat settopboxen met een communicatiefunctie en uitgerust met een geheugeneenheid met harde schijf als de Sky+ box ondanks de GN-toelichtingen onder onderverdeling 8528 71 13 vallen.
Derde vraag in zaak C-288/09 en tweede vraag in zaak C-289/09
85 Gelet op het antwoord op de eerste vraag in de twee zaken dienen de derde vraag in zaak C-288/09 en de tweede vraag in zaak C-289/09 niet te worden beantwoord.
Tweede vraag in zaak C-288/09
86 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof in wezen te vernemen of artikel 12, lid 5, sub a, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat de nationale douaneautoriteiten zijn gehouden een BTI in overeenstemming met de GN-toelichtingen te verstrekken, althans voor zover deze toelichtingen niet onverenigbaar met de GN zijn verklaard, of daarentegen aldus dat deze autoriteiten zich niet aan deze toelichtingen moeten houden indien zij ze onverenigbaar met de GN achten.
87 Volgens artikel 12, lid 5, sub a-ii, eerste streepje, van het douanewetboek verliest een BTI op tariefgebied haar geldigheid wanneer zij ten gevolge van de wijziging van de GN-toelichtingen niet langer verenigbaar is met de uitlegging ervan.
88 Deze bepaling betreft eigenlijk niet de verplichtingen van de douaneautoriteiten inzake het verstrekken van BTI, maar het verlies van geldigheid van deze documenten.
89 Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak, ook al heeft de verwijzende rechter zijn vraag formeel beperkt tot de uitlegging van artikel 12, lid 5, sub a-ii, eerste streepje, van het douanewetboek inzake het gedrag van de douaneautoriteiten bij wijziging van de GN-toelichtingen, zulks het Hof niet belet hem alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het Unierecht te verschaffen die nuttig kunnen zijn met het oog op een beslissing in de bij hem aanhangige zaak, ongeacht of hij er in zijn vragen naar heeft verwezen (zie met name arresten van 25 januari 2007, Dyson, C-321/03, Jurispr. blz. I-687, punt 24; 26 april 2007, Alevizos, C-392/05, Jurispr. blz. I-3505, punt 64 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 12 januari 2010, Wolf, C-229/08, Jurispr. blz. I-1, punt 32). Het staat in dit verband aan het Hof om uit alle door de nationale rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de elementen van Unierecht te putten die, gelet op het voorwerp van het geschil, uitlegging behoeven (zie arrest Wolf, reeds aangehaald, punt 32).
90 De vraag moet dus aldus worden opgevat dat de verwijzende rechter vraagt of uit het verlies van geldigheid van BTI’s als gevolg van gewijzigde GN-toelichtingen een verplichting voor de douaneautoriteiten kan worden afgeleid daarmee verenigbare BTI’s te verstrekken.
91 Volgens artikel 12, leden 1 en 2, sub a, derde streepje, van de toepassingsverordening moeten de douaneautoriteiten bij wijziging van de GN-toelichtingen alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat BTI’s nog uitsluitend worden verstrekt overeenkomstig deze toelichtingen vanaf de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
92 Zoals in herinnering is gebracht in punt 63 van het onderhavige arrest, zijn de GN-toelichtingen weliswaar belangrijke hulpmiddelen bij de uniforme uitlegging van de GN door de douaneautoriteiten van de lidstaten, maar zijn zij rechtens niet bindend (zie arrest Develop Dr. Eisbein, reeds aangehaald, punt 21, en arrest van 3 december 1998, Clees, C-259/97, Jurispr. blz. I-8127, punt 12).
93 Uit deze overwegingen volgt dat de douaneautoriteiten, wanneer zij worden verzocht een BTI te verstrekken, de GN-toelichtingen in acht moeten nemen met het oog op een uniforme toepassing van het douanerecht in de Unie. Bij onenigheid tussen deze autoriteiten en de marktdeelnemers over de verenigbaarheid van deze toelichtingen met de GN en de indeling van de goederen kunnen laatstgenoemden beroep bij de bevoegde instantie instellen.
94 De rechter, die krachtens artikel 243 van het douanewetboek kennis neemt van een betwisting inzake de tariefindeling van een product, kan dit indelen overeenkomstig de GN-bepalingen, desnoods na het Hof een prejudiciële vraag krachtens artikel 267 VWEU te hebben gesteld.
95 Bovendien kan een lidstaat, zoals de Commissie opmerkte, ingeval zijn douaneautoriteiten bij toepassing van de toelichtingen op een geval tot een blijkbaar met de GN onverenigbaar resultaat komen, het in artikel 247 van het douanewetboek bedoelde comité raadplegen volgens de procedure van artikel 8 van verordening nr. 2658/87.
96 Bijgevolg dient op de tweede vraag in zaak C-288/09 te worden geantwoord dat artikel 12, lid 5, sub a, van het douanewetboek en artikel 12, leden 1 en 2, sub a, derde streepje, van de toepassingsverordening aldus moeten worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten gehouden zijn BTI’s in overeenstemming met de GN-toelichtingen te verstrekken. Bij onenigheid tussen deze autoriteiten en de marktdeelnemers over de verenigbaarheid van deze toelichtingen met de GN en de indeling van de goederen kunnen laatstgenoemden bij de bevoegde instantie beroep krachtens artikel 243 van het douanewetboek instellen. De geadieerde rechter beslist over de indeling van het product desnoods na het Hof een prejudiciële vraag krachtens artikel 267 VWEU te hebben gesteld. Voorts kan de lidstaat, waarvan deze autoriteiten afhangen, het in artikel 247 van het douanewetboek bedoelde comité raadplegen volgens de procedure van artikel 8 van verordening nr. 2658/87.
Derde vraag in zaak C-289/09
97 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter in wezen van het Hof te vernemen of artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat verordening nr. 1549/2006 moet worden beschouwd als een verordening in de zin van deze bepaling. Deze rechter vraagt meer bepaald of een BTI die wegens de inwerkingtreding van verordening nr. 1549/2006 niet langer strookte met de GN, al dan niet haar geldigheid verloor na deze inwerkingtreding.
98 Volgens artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek verliest een BTI haar geldigheid op tariefgebied wanneer zij ten gevolge van de vaststelling van een verordening niet meer met het vastgestelde recht in overeenstemming is.
99 Zoals de Commissie terecht opmerkte, betreft artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek niet alleen verordeningen, die zoals verordening nr. 1549/2006 krachtens artikel 12, lid 1, van verordening nr. 2658/87 worden vastgesteld, maar ook elke verordening die de indeling van goederen onder de GN beïnvloedt of bepaalt.
100 De bijlage bij verordening nr. 1549/2006 vervangt overeenkomstig artikel 1 van deze laatste verordening vanaf 1 januari 2007 bijlage I bij verordening nr. 2658/87, waarin de GN is opgenomen.
101 Volgens punt 4 van de considerans van verordening nr. 1549/2006 moet overeenkomstig artikel 12 van verordening nr. 2658/87 bijlage I bij deze laatste verordening met ingang van 1 januari 2007 worden vervangen door een volledige versie van de GN.
102 De GN-tekst in de bijlage bij verordening nr. 1549/2006 vermeldt niet langer onderverdeling 8528 12 91. Een BTI, die een product onder deze onderverdeling indeelde, strookte derhalve niet langer met de GN en verloor dus overeenkomstig artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek automatisch haar geldigheid inzake tariefindeling vanaf 1 januari 2007.
103 Uit deze gegevens volgt dat op de derde vraag in zaak C-289/09 dient te worden geantwoord dat artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat verordening nr. 1549/2006 moet worden beschouwd als een verordening in de zin van deze bepaling. Een BTI die wegens de inwerkingtreding van verordening nr. 1549/2006 niet langer strookte met de GN, verloor haar geldigheid op tariefgebied na deze inwerkingtreding.
Vierde vraag in zaak C-289/09
104 Met deze vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 12, lid 6, van het douanewetboek aldus kan worden opgevat dat, wanneer krachtens artikel 12 van verordening nr. 2658/87 een verordening tot wijziging van de GN wordt vastgesteld zonder vaststelling van een termijn waarin de verkrijger van een BTI die haar geldigheid verliest, zich er alsnog op kan blijven beroepen, deze verkrijger zich niet langer op deze BTI kan beroepen of zich er daarentegen krachtens het beginsel van het gewettigd vertrouwen gedurende een voor tariefindeling gebruikelijke termijn van zes maanden op kan beroepen.
105 Artikel 12, lid 6, tweede alinea, van het douanewetboek bepaalt dat wanneer een BTI overeenkomstig artikel 12, lid 5, sub a-i, van dat wetboek haar geldigheid verliest, de in deze bepaling bedoelde verordening een termijn kan vaststellen waarin de verkrijger van deze BTI zich erop kan blijven beroepen in de in artikel 12, lid 6, eerste alinea, van het douanewetboek gestelde voorwaarden.
106 De aan Pace op 8 april 2005 verstrekte BTI heeft niet haar geldigheid verloren als gevolg van een van de in artikel 12, lid 5, sub a-ii of -iii, van het douanewetboek bedoelde oorzaken.
107 Verordening nr. 1549/2006 stelde geen termijn vast waarin de verkrijgers van een BTI die wegens de inwerkingtreding ervan op tariefgebied haar geldigheid verloor, zich op deze BTI kunnen beroepen.
108 Wat het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen betreft, die de marktdeelnemers zouden kunnen aanvoeren als een rechtvaardigingsgrond om hun een termijn toe te staan om zich op een BTI te beroepen die krachtens artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek haar geldigheid verloor, dient eraan te worden herinnerd dat artikel 12 van verordening nr. 2658/87 bepaalt dat de Commissie jaarlijks een volledige versie van de GN vaststelt. Die verordening wordt uiterlijk op 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en treedt met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar in werking.
109 Dat de tekst en de inhoud van de GN-posten en -onderverdelingen kunnen worden gewijzigd en BTI’s dus hun geldigheid kunnen verliezen, is dus voorzienbaar en geweten door diligente marktdeelnemers.
110 Verordening nr. 1549/2006, die een van de in artikel 12 van verordening nr. 2658/87 bedoelde verordeningen is, is op 31 oktober 2006 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en overeenkomstig dit artikel 12 met ingang van 1 januari 2007 in werking getreden.
111 Bijgevolg kan de marktdeelnemers niet op basis van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen een termijn worden toegestaan waarin zij zich op een BTI kunnen beroepen, die krachtens artikel 12, lid 5, sub a-i, van het douanewetboek haar geldigheid heeft verloren, ingeval de in deze bepaling bedoelde verordening niet voorziet in een dergelijke termijn.
112 Gelet op deze overwegingen dient op de vierde vraag in zaak C-289/09 te worden geantwoord dat artikel 12, lid 6, van het douanewetboek aldus moet worden opgevat dat, wanneer krachtens artikel 12 van verordening nr. 2658/87 een verordening tot wijziging van de GN wordt vastgesteld zonder vaststelling van een termijn waarin de verkrijger van een BTI die haar geldigheid verliest, zich er alsnog op kan blijven beroepen, deze verkrijger zich niet meer op deze BTI kan beroepen.