„Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten.”
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 oktober 2015
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 6 oktober 2015
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 6 oktober 2015
Uitspraak
Arrest van het Hof (Derde kamer)
6 oktober 2015(*)
"Prejudiciële verwijzing - Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten - Richtlijn 2002/20/EG - Artikel 13 - Vergoeding voor het recht om faciliteiten te installeren - Werkingssfeer - Gemeentelijke regeling waarbij een belasting wordt opgelegd aan de eigenaars van zendpylonen en ‑masten voor mobiele telefonie"
In zaak C‑346/13,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de cour d’appel de Mons (hof van beroep te Bergen) (België) bij beslissing van 7 juni 2013, ingekomen bij het Hof op 25 juni 2013, in de procedure
Ville de Mons
tegenBase Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV,
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas (rapporteur) en C. G. Fernlund, rechters,
advocaat-generaal: N. Wahl,
griffier: C. Strömholm, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 13 mei 2015,
gelet op de opmerkingen van:
-
ville de Mons, vertegenwoordigd door N. Fortemps, advocaat,
-
Base Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV, vertegenwoordigd door A. Verheyden, S. Champagne en M. Derijke, advocaten,
-
de Belgische regering, vertegenwoordigd door J. Van Holm als gemachtigde, bijgestaan door J. Bourtembourg, advocaat,
-
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Hottiaux en L. Nicolae als gemachtigden,
-
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 juli 2015,
het navolgende
Arrest
1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Base Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV (hierna: „Base Company”), en ville de Mons (hierna: „stad Bergen”), betreffende een belasting op zendpylonen en ‑masten voor mobiele telefonie die zijn geplaatst op het grondgebied van de stad Bergen.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3 Artikel 1 van de machtigingsrichtlijn, met het opschrift „Doel en toepassingsgebied”, bepaalt in lid 2:
4 Artikel 2, lid 2, onder a), van deze richtlijn geeft de volgende definitie:
„‚algemene machtiging’: regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten, overeenkomstig deze richtlijn”.
5 Artikel 13 van deze richtlijn, „Vergoedingen voor gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren”, luidt als volgt:
„De lidstaten kunnen de betrokken instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van artikel 8 van [richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33)].”
Belgisch recht
6 Op 5 maart 2007 heeft de gemeenteraad van Bergen een belastingreglement vastgesteld dat voorziet in een belasting op zendpylonen en ‑masten voor mobiele telefonie (hierna: „belastingreglement”). Dit reglement geldt vanaf het aanslagjaar 2007.
7 In artikel 1 van het belastingreglement, „Voorwerp van de belasting”, is gepreciseerd dat deze belasting van toepassing is op „zendpylonen of ‑masten van een bepaalde omvang die verankerd zijn op een specifiek daartoe bestemde locatie, bestonden tijdens het aanslagjaar en bestemd zijn om de verschillende types antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren en die niet op een bestaande constructie (dak, kerk, ...) konden worden geïnstalleerd”.
8 Artikel 3 van dit belastingreglement, „Belastingplichtige”, bepaalt in de eerste alinea dat deze belasting verschuldigd is door „elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van een in artikel 1 van [dit belastingreglement] bedoeld goed”.
9 Volgens artikel 4 van dit reglement, met het opschrift „Belastingtarief”, bedraagt de in het hoofdgeding aan de orde zijnde belasting 2 500 EUR per zendpyloon of ‑mast voor mobiele telefonie.
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
10 Uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt dat Base Company de operator is van een openbaar telecommunicatienetwerk en in die hoedanigheid op het grondgebied van de stad Bergen een netwerk van pylonen waarop telecommunicatieantennes voor mobiele telefonie zijn geplaatst, bezit en exploiteert.
11 Op grond van het belastingreglement hebben de autoriteiten van de stad Bergen aan Base Company drie aanslagen verstuurd in de belasting die in het hoofdgeding aan de orde is. Die aanslagen betroffen alle drie het aanslagjaar 2008 en vertegenwoordigden een bedrag van in totaal 7 500 EUR. Base Company heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Bergen, dat dit bezwaar heeft afgewezen. Vervolgens heeft Base Company beroep ingesteld bij het tribunal de première instance de Mons (rechtbank van eerste aanleg te Bergen), dat de litigieuze aanslagen nietig heeft verklaard. De stad Bergen heeft bij de verwijzende rechter hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De verwijzende rechter betwijfelt of artikel 13 van de machtigingsrichtlijn toepasselijk is op het hoofdgeding.
12 In die omstandigheden heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Verbiedt artikel 13 van de [machtigingsrichtlijn] de territoriale lichamen om de economische activiteit van telecomoperatoren, en meer concreet de aanwezigheid op hun grondgebied van pylonen, masten of antennes [voor mobiele telefonie] ten behoeve van die activiteit, te belasten om budgettaire of andere redenen?”
Beantwoording van de prejudiciële vraag
13 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 13 van de machtigingsrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, te weten een belasting die wordt opgelegd aan de eigenaar van structuren zoals zendpylonen of zendmasten die verankerd zijn op een specifiek daartoe bestemde locatie en bestemd zijn om de antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren en die niet op een bestaande constructie konden worden geïnstalleerd.
14 Om te beginnen moet in herinnering worden geroepen dat de machtigingsrichtlijn krachtens artikel 1, lid 2, ervan van toepassing is op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (arrest Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 35 ).
15 Deze richtlijn stelt niet enkel regels vast betreffende de procedures voor het verlenen van algemene machtigingen of rechten voor het gebruik van radiofrequenties of nummers en betreffende de inhoud van deze machtigingen, maar ook regels met betrekking tot de aard, en zelfs de omvang, van de financiële lasten die de lidstaten in verband met deze procedures kunnen opleggen aan ondernemingen in de sector van de elektronischecommunicatiediensten (arrest Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
16 Zoals uit vaste rechtspraak van het Hof voortvloeit, kunnen de lidstaten in het kader van de toepassing van de machtigingsrichtlijn geen andere heffingen of vergoedingen voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten opleggen dan die waarin deze richtlijn voorziet (zie in die zin arresten Vodafone España en France Telecom España, C‑55/11, C‑57/11 en C‑58/11, EU:C:2012:446, punten 28 en 29 , en Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
17 Zoals de advocaat-generaal in de punten 33 tot en met 36 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, volgt hieruit dat de voorschriften van de machtigingsrichtlijn slechts van toepassing zijn op een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, indien het belastbare feit van deze belasting verband houdt met de algemene machtigingsprocedure, die volgens artikel 2, lid 2, onder a), van deze richtlijn het recht verleent om elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten aan te bieden (zie in die zin arresten Commissie/Frankrijk, C‑485/11, EU:C:2013:427, punten 30, 31 en 34 ; Vodafone Malta en Mobisle Communications, C‑71/12, EU:C:2013:431, punten 24 en 25 , en Fratelli De Pra en SAIV, C‑416/14, EU:C:2015:617, punt 41 ).
18 In dit verband heeft het Hof met betrekking tot artikel 13 van de machtigingsrichtlijn, dat het voorwerp van de onderhavige prejudiciële vraag uitmaakt, in herinnering gebracht dat dit artikel niet op alle vergoedingen ziet die verschuldigd zijn voor de infrastructuur die het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten mogelijk maakt (arrest Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 34 ).
19 Dit artikel heeft immers betrekking op de wijzen waarop vergoedingen kunnen worden opgelegd voor de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of voor rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom (arrest Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
20 In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde belasting „verschuldigd is door elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van een goed”, te weten „zendpylonen of ‑masten van een bepaalde omvang die verankerd zijn op een specifiek daartoe bestemde locatie [...] en bestemd zijn om de verschillende types antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren en die niet op een bestaande constructie (dak, kerk, ...) konden worden geïnstalleerd”.
21 Volgens de rechtspraak van het Hof verwijzen de in artikel 13 van de machtigingsrichtlijn gebruikte termen „faciliteiten” en „installeren” respectievelijk naar de fysieke infrastructuur die het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten mogelijk maakt, en naar de fysieke plaatsing ervan op de betrokken openbare of particuliere eigendommen (arrest Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
22 Hoewel de in het hoofdgeding aan de orde zijnde belasting wordt opgelegd aan de eigenaars van zendpylonen en ‑masten die bestemd zijn om de antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren, met andere woorden fysieke infrastructuur die het mogelijk maakt om elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aan te bieden, blijkt niet dat deze belasting de kenmerken heeft van een vergoeding die aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten wordt opgelegd in ruil voor het recht om faciliteiten te installeren.
23 Zoals voorts uit de bij het Hof ingediende opmerkingen volgt, lijkt het belastbare feit van deze belasting – die wordt opgelegd aan iedere eigenaar van zendpylonen en ‑masten, ongeacht of deze beschikt over een krachtens de machtigingsrichtlijn verleende machtiging – geen verband te houden met de algemene machtigingsprocedure, op grond waarvan de ondernemingen het recht wordt verleend om elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten aan te bieden. Het staat evenwel aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.
24 Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 13 van de machtigingsrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, te weten een belasting die wordt opgelegd aan de eigenaar van structuren zoals zendpylonen of zendmasten die verankerd zijn op een specifiek daartoe bestemde locatie en bestemd zijn om de antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren en die niet op een bestaande constructie konden worden geïnstalleerd.
Kosten
25 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, te weten een belasting die wordt opgelegd aan de eigenaar van structuren zoals zendpylonen of zendmasten die verankerd zijn op een specifiek daartoe bestemde locatie en bestemd zijn om de antennes te dragen die nodig zijn om de goede werking van het mobieletelecommunicatienetwerk te verzekeren en die niet op een bestaande constructie konden worden geïnstalleerd.
ondertekeningen