Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 december 2015

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 december 2015

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
17 december 2015

Uitspraak

Arrest van het Hof (Derde kamer)

17 december 2015(*)

"Prejudiciële verwijzing - Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten - Richtlijn 2002/20/EG - Artikelen 12 en 13 - Administratieve bijdragen - Vergoeding voor het recht om faciliteiten te installeren - Werkingssfeer - Gemeentelijke regelgeving - Belasting op antennes voor mobiele telefonie"

In zaak C‑454/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het tribunal de première instance de Bruxelles (rechtbank van eerste aanleg te Brussel, België) bij beslissing van 17 mei 2013, ingekomen bij het Hof op 13 augustus 2013, in de procedure

Proximus NV, voorheen Belgacom NV,

tegen

Gemeente Etterbeek,

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič, president van de Tweede kamer, waarnemend voor de president van de Derde kamer, C. Toader, D. Šváby, E. Jarašiūnas (rapporteur) en C. G. Fernlund, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: V. Tourrès, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 3 september 2015,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • Proximus NV, voorheen Belgacom NV, vertegenwoordigd door B. Den Tandt en H. De Bauw, advocaten,

    • de Gemeente Etterbeek, vertegenwoordigd door I. Lemineur, P. Vassart en T. Swennen, advocaten,

    • de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Hottiaux en L. Nicolae als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 12 en 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21).

2 Dit verzoek is ingediend in een geschil tussen Proximus NV, voorheen Belgacom NV, en de Gemeente Etterbeek (België) betreffende een belasting op antennes voor mobiele telefonie die op het grondgebied van deze gemeente zijn geplaatst.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

3 Artikel 1 van de machtigingsrichtlijn, met als opschrift „Doel en toepassingsgebied”, bepaalt in lid 2:

„Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.”

4 Artikel 2 van deze richtlijn, met als opschrift „Definities”, bepaalt in lid 2, onder a), dat onder „algemene machtiging” wordt verstaan „regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten”.

5 Artikel 12 van de richtlijn heeft betrekking op administratieve bijdragen die de lidstaten mogen opleggen aan ondernemingen die een dienst of een netwerk aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht is verleend, en op de regels volgens welke deze bijdragen worden opgelegd.

6 Artikel 13 van de machtigingsrichtlijn, met als opschrift „Vergoedingen voor gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren”, bepaalt:

„De lidstaten kunnen de betrokken instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van artikel 8 van richtlijn [2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33)].”

Belgisch recht

7 Op 26 februari 2007 heeft de gemeenteraad van Etterbeek een belastingbesluit vastgesteld waarbij een jaarlijkse belasting op de antennes voor mobiele telefonie is ingevoerd (hierna: „belastingbesluit”), dat van toepassing was van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

8 Het belastingbesluit bepaalt in artikel 1 dat deze belasting wordt geheven op „de antennes voor mobiele telefonie gevestigd op het grondgebied van de gemeente” en dat onder „antenne voor mobiele telefonie” dient te worden verstaan „elke zendantenne of relais werkend met elektromagnetische golven die mobiele telefonie toelaten, al dan niet verbonden met een afzonderlijk station, al dan niet vastgehecht aan een mast of pyloon”.

9 Artikel 2, eerste alinea, van het belastingbesluit bepaalt dat het bedrag van de belasting die in het hoofgeding aan de orde is, 4 000 EUR per jaar en per eenheid bedraagt. Artikel 3 bepaalt dat dit bedrag elk jaar met 2 % zal worden geïndexeerd.

10 Volgens artikel 4 van het belastingbesluit is deze belasting „verschuldigd door elke fysieke of morele persoon die houder is van een reëel recht of een recht om een antenne voor mobiele telefonie uit te baten. In geval van onverdeelde eigendom of uitbating van eenzelfde antenne door meerdere fysieke of morele personen, is de belasting gemeenschappelijk verschuldigd door alle eigenaars of houders van een reëel recht of een uitbatingrecht.”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

11 Uit de aan het Hof overgelegde stukken blijkt dat Belgacom NV, de rechtsvoorgangster van Proximus NV, de exploitant van een openbaar telecommunicatienetwerk is en dat zij in die hoedanigheid de eigenaar en exploitant is van antennes voor mobiele telefonie die zijn geplaatst op het grondgebied van de gemeente Etterbeek.

12 De gemeentelijke overheid van Etterbeek heeft op grond van het belastingbesluit aanslagen met betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde belasting voor het aanslagjaar 2009 ten bedrage van in totaal 108 201,60 EUR gevestigd ten laste van Belgacom NV. Deze heeft hiertegen bezwaar aangetekend bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Etterbeek. Aangezien dit bezwaar is afgewezen, heeft Belgacom NV beroep ingesteld bij het tribunal de première instance de Bruxelles.

13 Ter ondersteuning van het bij de verwijzende rechter ingestelde beroep heeft Belgacom NV betoogd dat de betrokken aanslagen niet verenigbaar zijn met de machtigingsrichtlijn, aangezien deze richtlijn alle andere belastingen ten laste van aanbieders van mobiele telefonie dan die welke zijn bedoeld in de artikelen 12 en 13 ervan verbiedt. Volgens haar valt de belasting die in het hoofdgeding aan de orde is binnen de werkingssfeer van de machtigingsrichtlijn, gelet op het feit dat antennes voor mobiele telefonie „faciliteiten” in de zin van deze richtlijn zijn. Deze belasting voldoet echter niet aan de voorwaarden van artikel 13 van deze richtlijn.

14 De Gemeente Etterbeek heeft betoogd dat de werkingssfeer van de machtigingsrichtlijn beperkt is tot de vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot de netwerken. Volgens haar is de belasting die in het hoofdgeding aan de orde is, noch een vergoeding in de zin van artikel 13 van de machtigingsrichtlijn, noch een bijdrage in de zin van artikel 12 van deze richtlijn. Volgens haar gaat het om een belasting op een economische activiteit, die wordt bepaald op basis van de aanwezigheid van antennes op het grondgebied van de gemeente, los van enige machtiging voor het installeren van faciliteiten.

15 Gelet op deze opmerkingen heeft de verwijzende rechter twijfels over de vraag of de artikelen 12 en 13 van de machtigingsrichtlijn van toepassing zijn in het hoofdgeding.

16 In deze omstandigheden heeft het tribunal de première instance de Bruxelles de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moeten de artikelen 12 en 13 van [de machtigingsrichtlijn] aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling van een nationale overheid of een plaatselijke overheid waarbij om begrotingsredenen een belasting wordt ingevoerd op infrastructuur voor mobiele communicatie die is gevestigd op openbare of particuliere eigendom en wordt gebruikt voor de uitoefening van activiteiten die vallen onder de algemene machtiging?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

17 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 12 en 13 van de machtigingsrichtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, wordt opgelegd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht op een antenne voor mobiele telefonie of van een recht tot exploitatie van een dergelijke antenne.

18 Vooraf zij eraan herinnerd dat de machtigingsrichtlijn volgens artikel 1, lid 2, ervan van toepassing is op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.

19 Deze richtlijn stelt niet enkel regels vast betreffende de procedures voor het verlenen van algemene machtigingen of rechten voor het gebruik van radiofrequenties of nummers en betreffende de inhoud van deze machtigingen, maar ook regels met betrekking tot de aard, en zelfs de omvang, van de aan deze procedures verbonden financiële lasten die de lidstaten kunnen opleggen aan ondernemingen in de sector van de elektronischecommunicatiediensten (zie arresten Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 29 , en Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 15 ).

20 Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van het Hof, kunnen de lidstaten in het kader van de toepassing van de machtigingsrichtlijn geen andere heffingen of vergoedingen voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten opleggen dan die waarin deze richtlijn voorziet (arrest Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 16 ; zie eveneens in die zin arresten Vodafone España en France Telecom España, C‑55/11, C‑57/11 en C‑58/11, EU:C:2012:446, punten 28 en 29 , en Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 30 ).

21 Hieruit volgt dat de bepalingen van de machtigingsrichtlijn slechts van toepassing zijn op een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, indien het belastbare feit verband houdt met de algemene machtigingsprocedure, die volgens artikel 2, lid 2, onder a), van de machtigingsrichtlijn het recht verleent om elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aan te bieden (arrest Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 17 ; zie eveneens in die zin arresten Fratelli De Pra en SAIV, C‑416/14, EU:C:2015:617, punt 41 ; Commissie/Frankrijk, C‑485/11, EU:C:2013:427, punten 30, 31 en  34, en Vodafone Malta en Mobisle Communications, C‑71/12, EU:C:2013:431, punten 24 en 25 ).

22 Dienaangaande heeft het Hof opgemerkt dat een belasting niet binnen de werkingssfeer van artikel 12 van de machtigingsrichtlijn valt wanneer het belastbare feit geen verband houdt met de algemene machtigingsprocedure ter verkrijging van toegang tot de markt voor elektronischecommunicatiediensten (zie met name arresten Vodafone Malta en Mobisle Communications, C‑71/12, EU:C:2013:431, punt 25 , en Fratelli De Pra en SAIV, C‑416/14, EU:C:2015:617, punt 41 ).

23 Voorts heeft het Hof met betrekking tot artikel 13 van de machtigingsrichtlijn opgemerkt dat deze bepaling niet ziet op alle vergoedingen die verschuldigd zijn voor de infrastructuur die het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten mogelijk maakt (arresten Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 34 , en Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 18 ).

24 Dit artikel heeft immers betrekking op de regels volgens welke vergoedingen kunnen worden opgelegd voor de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of voor rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom (arresten Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 31 , en Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 19 ).

25 In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de belasting die in het hoofdgeding aan de orde is, „verschuldigd is door elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht of een recht [tot exploitatie van] een antenne voor mobiele telefonie”, dat wil zeggen van „elke zendantenne of relais werkend met elektromagnetische golven die mobiele telefonie toelaten, al dan niet verbonden met een afzonderlijk station, al dan niet vastgehecht aan een mast of pyloon”, „gevestigd op het grondgebied van de gemeente”.

26 Blijkens de bij het Hof ingediende opmerkingen is deze belasting – die wordt opgelegd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht op een antenne voor mobiele telefonie of van een recht tot exploitatie van een dergelijke antenne, ongeacht of hij houder is van een op grond van de machtigingsrichtlijn verleende vergunning – niet verschuldigd op grond van een belastbaar feit dat verband houdt met de algemene machtigingsprocedure waarbij aan ondernemingen de bevoegdheid wordt verleend om elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan te bieden. Het staat echter aan de verwijzende rechter om dit te verifiëren.

27 Bovendien verwijzen de in artikel 13 van de machtigingsrichtlijn gebruikte termen „faciliteiten” en „installeren” volgens de rechtspraak van het Hof respectievelijk naar de fysieke infrastructuur die het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten mogelijk maakt, en naar de fysieke plaatsing ervan op de betrokken openbare of particuliere eigendommen (arresten Belgacom en Mobistar, C‑256/13 en C‑264/13, EU:C:2014:2149, punt 33 , en Base Company, C‑346/13, EU:C:2015:649, punt 21 ).

28 De belasting die in het hoofdgeding aan de orde is, wordt dus weliswaar opgelegd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht op een antenne voor mobiele telefonie of van een recht tot exploitatie van een dergelijke antenne, die een fysieke infrastructuur is die het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten mogelijk maakt, maar deze belasting vertoont niet de kenmerken van een vergoeding die aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten wordt opgelegd in ruil voor het recht om faciliteiten te installeren.

29 Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat de artikelen 12 en 13 van de machtigingsrichtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, wordt opgelegd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht op een antenne voor mobiele telefonie of van een recht tot exploitatie van een dergelijke antenne.

Kosten

30 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

De artikelen 12 en 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn) moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat een belasting als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, wordt opgelegd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een reëel recht op een antenne voor mobiele telefonie of van een recht tot exploitatie van een dergelijke antenne.

ondertekeningen