Eerste vraag
31 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4 van verordening nr. 2988/95 dan wel artikel 53 ter, lid 2, initio en sub c, van verordening nr. 1605/2002 aldus moet worden uitgelegd dat bij gebreke van rechtsgrondslag naar intern recht één van deze bepalingen een rechtsgrondslag biedt voor een besluit van de nationale autoriteiten tot wijziging, ten nadele van de ontvanger, van het bedrag van een uit het Europees Vluchtelingenfonds verstrekte subsidie, in het kader van het gedeelde beheer onder de Commissie en de lidstaten, en tot terugvordering lastens de ontvanger van een deel van deze subsidie.
32 Aangaande verordening nr. 2988/95 zij eraan herinnerd dat volgens artikel 1, lid 1, deze verordening een algemene regeling inzake homogene controles invoert alsmede administratieve maatregelen en sancties met betrekking tot onregelmatigheden ten aanzien van het Unierecht om, zo blijkt uit de derde overweging van de considerans van deze verordening, de aantasting van de financiële belangen van de Unie op alle gebieden te bestrijden (arresten FranceAgriMer, C‑670/11,
EU:C:2012:807
, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Cruz & Companhia, C‑341/13,
EU:C:2014:2230
, punt 43).
33 Zoals blijkt uit de vierde overweging van de considerans van verordening nr. 2988/95, vereist een doeltreffende bestrijding van de fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, dat een gemeenschappelijk juridisch kader wordt gecreëerd voor alle beleidsgebieden van de Unie. Verder blijkt uit de vijfde overweging van de considerans van die verordening dat de gedragingen die als onregelmatigheden worden aangemerkt, evenals de administratieve maatregelen en sancties die erop van toepassing zijn, overeenkomstig verordening nr. 2988/95 in sectorale regelingen worden bepaald. Wat de controles en sancties op Unierechtelijke onregelmatigheden betreft, heeft de Uniewetgever met verordening nr. 2988/95 een aantal beginselen vastgesteld en geëist dat alle sectorale regelingen in de regel die beginselen eerbiedigen (arrest FranceAgriMer,
EU:C:2012:807
, punten 42 en 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34 Verordening nr. 2988/95 geldt dus voor elk geval waarin sprake is van een „onregelmatigheid” in de zin van artikel 1 ervan, te weten een inbreuk op een Unierechtelijke bepaling ten gevolge van een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Unie of de door haar beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden geschaad, hetzij door de vermindering of het achterwege blijven van ontvangsten uit de eigen middelen, die rechtstreeks voor rekening van de Unie worden geïnd, hetzij door een onverschuldigde uitgave (arrest FranceAgriMer,
EU:C:2012:807
, punt 44).
35 Zoals in artikel 4, lid 1, eerste streepje, van verordening nr. 2988/95 is bepaald, leidt elke onregelmatigheid in de regel tot ontneming van het ten onrechte verkregen voordeel, met name door het opleggen van de verplichting om de verschuldigde bedragen te betalen of de ten onrechte verkregen bedragen terug te betalen (arrest FranceAgriMer,
EU:C:2012:807
, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
36 Aangaande de verplichting om een door een onregelmatige praktijk ten onrechte verkregen voordeel terug te betalen heeft het Hof reeds verduidelijkt dat deze verplichting geen sanctie vormt, maar het loutere gevolg is van de vaststelling dat niet is voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het uit de Unieregeling voortvloeiende voordeel, zodat het ontvangen voordeel niet verschuldigd was (zie in die zin arresten Pometon, C‑158/08,
EU:C:2009:349
, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en Cruz & Companhia,
EU:C:2014:2230
, punt 45).
37 Het Hof heeft evenwel ook gepreciseerd dat in verordening nr. 2988/95 enkel algemene bepalingen inzake controle en sancties zijn opgenomen met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Dus moet op basis van andere bepalingen, te weten in voorkomend geval sectorale regelingen, tot terugvordering van slecht bestede gelden worden overgegaan (zie in die zin arrest Chambre de commerce et d’industrie de l’Indre,
EU:C:2011:867
, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
38 Derhalve dient te worden nagegaan of een maatregel als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, kan worden genomen op grond van artikel 53 ter, lid 2, initio en sub c, van verordening nr. 1605/2002.
39 Vooraf zij eraan herinnerd dat artikel 53 ter van verordening nr. 1605/2002 in het Unierecht is ingevoegd bij verordening nr. 1995/2006. Hoewel dat artikel ondertussen is ingetrokken, was het van toepassing ten tijde van de feiten in het hoofdgeding.
40 Verordening nr. 1605/2002, met als rechtsgrondslag artikel 279 EG (thans artikel 322 VWEU), op basis waarvan financiële regels konden worden vastgesteld met name betreffende de wijze waarop de algemene begroting van de Unie wordt opgesteld en uitgevoerd, bepaalt in artikel 53, sub a tot en met c, dat de Commissie de algemene begroting uitvoert hetzij op gecentraliseerde wijze, hetzij onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer, hetzij in gezamenlijk beheer met internationale organisaties.
41 Zoals blijkt uit het opschrift van hoofdstuk 2 van titel IV van verordening nr. 1605/2002, bevat artikel 53 ter ervan een wijze van uitvoering van de algemene begroting van de Unie onder gedeeld beheer. Volgens lid 1 van deze bepaling worden, wanneer de Commissie met de lidstaten samenwerkt voor de uitvoering van de begroting onder gedeeld beheer in de zin van artikel 53, lid 1, sub b, van diezelfde verordening, de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd.
42 Artikel 53 ter, lid 2, initio en sub c, van verordening nr. 1605/2002 bepaalt dan weer dat de lidstaten alle nodige wetgevende, regelgevende, administratieve of andere maatregelen nemen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name door ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen.
43 Opgemerkt zij dat deze bepaling in vergelijkbare bewoordingen is opgesteld als artikel 23, lid 1, derde streepje, van verordening nr. 4253/88, die – anders dan verordening nr. 1605/2002 – een sectorale verordening vormt.
44 Met betrekking tot artikel 23, lid 1, derde streepje, van verordening nr. 4253/88 heeft het Hof reeds vastgesteld dat deze bepaling voor de lidstaten, zonder dat een bevoegdheidsattributie naar nationaal recht noodzakelijk is, een verplichting schept om als gevolg van misbruik of nalatigheid verloren gegane middelen terug te vorderen. Het zou onverenigbaar zijn met deze terugvorderingsverplichting indien de betrokken lidstaat discretionair zou kunnen beoordelen of het opportuun is ten onrechte of op onregelmatige wijze toegekende gemeenschapsgelden terug te vorderen (zie arrest Chambre de Commerce et d’industrie de l’Indre,
EU:C:2011:867
, punten 34 en 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
45 Ook de ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke bewoordingen van artikel 53 ter, lid 2, initio en sub c, van verordening nr. 1605/2002 kunnen niet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten over een beoordelingsmarge beschikken bij de beslissing of het opportuun is al dan niet financiële correcties uit te voeren in verband met geconstateerde onregelmatigheden.
46 Door na de inwerkingtreding van artikel 4 van verordening nr. 2988/95 en van artikel 23 van verordening nr. 4253/88 artikel 53 ter van verordening nr. 1605/2002 vast te stellen, heeft de Uniewetgever aldus beoogd in de algemene regeling voor de lidstaten de verplichting te scheppen om wanneer zij de begroting onder gedeeld beheer uitvoeren, financiële correcties toe te passen, met name om als gevolg van misbruik of nalatigheid verloren gegane middelen terug te vorderen, niet alleen zonder dat een bevoegdheidsattributie naar nationaal recht noodzakelijk is, maar ook zonder dat een sectorale regeling onontbeerlijk is.
47 Deze uitlegging vindt steun in het feit dat dit artikel 53 ter, lid 2, volgens de inleidende zinsnede „[o]nverminderd aanvullende bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen” van toepassing is. Het voorzetsel „onverminderd” duidt er juist op dat dit artikel 53 ter op zich volstaat. Ook het bijvoeglijk naamwoord „aanvullende”, dat hoort bij de „sectorale verordeningen”, wijst erop dat een eventuele sectorale verordening niet in de plaats treedt van artikel 53 ter van verordening nr. 1605/2002, maar enkel tot aanvulling ervan dient.
48 Wanneer dit artikel anders zou worden gelezen, zou dit tot gevolg hebben dat verordening nr. 1605/2002 elk nuttig effect verliest en de bescherming van de financiële belangen van de Unie gevaar loopt.
49 Hieruit volgt dat de inleidende zinsnede van artikel 53 ter, lid 2, van deze verordening een rechtsgrondslag biedt voor wijziging van een subsidie ten nadele van de ontvanger wanneer deze wijziging de bescherming van de financiële belangen van de Unie beoogt. Ook biedt het bepaalde sub c van dit voorschrift een rechtsgrondslag voor de vaststelling van maatregelen betreffende de terugvordering van als gevolg van onregelmatigheden of fouten ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen.
50 Bovendien heeft het Hof reeds gepreciseerd dat bij de terugvordering van ten onrechte betaalde middelen aan het rechtszekerheids‑ en het vertrouwensbeginsel toepassing moet worden gegeven (zie in die zin arrest Vereniging Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening e.a.,
EU:C:2008:165
, punt 53).
51 Het rechtszekerheidsbeginsel vereist dus dat een Unieregeling de belanghebbenden in staat stelt de omvang van de verplichtingen die zij hun oplegt, nauwkeurig te kennen (zie arrest ROM-projecten, C‑158/06,
EU:C:2007:370
, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
52 Aangaande het vertrouwensbeginsel heeft het Hof reeds geoordeeld dat een subsidieontvanger zich niet op de bescherming van dat beginsel kan beroepen indien hij niet heeft voldaan aan een van de voorwaarden die waren gesteld voor subsidieverlening (zie in die zin arrest Vereniging Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening e.a.,
EU:C:2008:165
, punt 56 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
53 In het hoofdgeding blijkt uit de aan het Hof verstrekte gegevens dat het besluit tot subsidieverlening van 27 april 2006 afhankelijk was van de voorwaarde dat Somvao de regels van beschikking 2006/399 naleefde en met name voldeed aan de verplichting de gegevens vast te leggen en een inzichtelijke en controleerbare projectadministratie te voeren.
54 Gelet op een en ander staat het aan de verwijzende rechter om te oordelen of, rekening houdend met het gedrag van zowel de subsidieontvanger als de nationale overheid, het rechtszekerheids‑ en het vertrouwensbeginsel, in hun Unierechtelijke opvatting, zijn geëerbiedigd ten aanzien van de verzoeken tot terugbetaling.
55 Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 53 ter, lid 2, initio en sub c, van verordening nr. 1605/2002 aldus moet worden uitgelegd dat bij gebreke van rechtsgrondslag naar intern recht deze bepaling een rechtsgrondslag biedt voor een besluit van de nationale autoriteiten tot wijziging, ten nadele van de ontvanger, van het bedrag van een uit het Europees Vluchtelingenfonds verstrekte subsidie, in het kader van het gedeelde beheer onder de Commissie en de lidstaten, en tot terugvordering lastens de ontvanger van een deel van deze subsidie. Het is de taak van de verwijzende rechter om te oordelen of, rekening houdend met het gedrag van zowel de subsidieontvanger als de nationale overheid, het rechtszekerheids‑ en het vertrouwensbeginsel, in hun Unierechtelijke opvatting, zijn geëerbiedigd ten aanzien van het verzoek tot terugbetaling.