Home

Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 22 april 2015

Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 22 april 2015

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
22 april 2015

Uitspraak

Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 22 april 2015 – E.S.

(Zaak C‑646/13)1(1)

"Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EG) nr. 883/2004 - Artikel 8, lid 1 - Toepasselijkheid van verdragen inzake sociale zekerheid tussen lidstaten - Gerepatrieerde vluchteling afkomstig uit een lidstaat - Tijdvakken van arbeid die zijn vervuld op het grondgebied van een andere lidstaat - Aanvraag voor toekenning van een ouderdomspensioen - Weigering"

1. Prejudiciële vragenVragen identiek aan in de rechtspraak al beantwoorde vragenToepassing van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering (Art. 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 99) (cf. punten 20‑24)

2. Sociale zekerheidMigrerende werknemersUnieregelingAchterstelling van verdragen inzake sociale zekerheid tussen lidstatenDwingend karakterBilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere ondertekenende staat hebben gehadOvereenkomst die in bijlage II bij verordening nr. 883/2004 niet wordt vermeldVerplaatsing voor het sluiten van de overeenkomstNiet-toepasselijkheid van de overeenkomst (Verordening nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art. 8, lid 1, en bijlage II) (cf. punt 25 en dictum)

Dictum

Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 988/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009, moet aldus worden uitgelegd dat een bilaterale overeenkomst betreffende de socialezekerheidsuitkeringen van de staatsburgers van een van de ondertekenende staten die de status van politiek vluchteling op het grondgebied van de andere ondertekenende staat hebben gehad, welke overeenkomst is gesloten op een tijdstip waarop een van de ondertekenende staten nog niet tot de Europese Unie was toegetreden en die niet in bijlage II bij deze verordening is opgenomen, niet van toepassing blijft wanneer de politieke vluchtelingen in hun staat van herkomst zijn gerepatrieerd vóórdat de bilaterale overeenkomst is gesloten en die verordening in werking is getreden.