Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 1 december 2021
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 1 december 2021
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 1 december 2021
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 1 december 2021 –
Pilsētas zemes dienests
(Zaak C‑598/20)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Harmonisatie van de belastingwetgeving - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Vrijstellingen - Artikel 135, lid 1, onder l), en lid 2 - Verpachting en verhuur van onroerende goederen - Uitsluiting van de vrijstelling van de verplichte verpachting van een terrein aan de eigenaren van de hierop geplaatste gebouwen - Beginsel van fiscale neutraliteit”"
1. Prejudiciële vragenAntwoord waarover redelijkerwijs geen twijfel kan bestaanAntwoord dat duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleidToepassing van artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 99)
(zie punten 22, 23)
2. Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeBelastingplichtigenEconomische activiteiten die zelfstandig worden verricht in de zin van artikel 9 van richtlijn 2006/112Beoordelingscriteria
(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 9, lid 1)
(zie punten 26, 27)
3. Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeVrijstellingenVrijstellingen ten gunste van andere activiteitenVerpachting en verhuur van onroerende goederenNationale regelgeving die de toepassing van de vrijstelling uitsluit in geval van verhuur van grond in het kader van een regeling van verplichte verpachtingToelaatbaarheid
[Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 135, lid 1, l), en 2]
(zie punten 28‑32, 34 en dictum)
Dictum
Artikel 135, lid 1, onder l), en lid 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de verhuur van grond in het kader van een regeling van verplichte verpachting is uitgesloten van de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde.