Gestelde vraag
30
Vooraf zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over een vraag op het gebied van tariefindeling, het tot taak heeft om de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, en niet zozeer om zelf deze producten in te delen. Deze indeling is het resultaat van een louter feitelijke beoordeling en het staat niet aan het Hof om deze beoordeling te verrichten in het kader van een prejudiciële verwijzing (arrest van
20 oktober 2022, Mikrotīkls, C‑542/21, EU:C:2022:814, punt 21
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
31
Evenwel moet worden benadrukt dat het volgens vaste rechtspraak in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde procedure van samenwerking tussen de nationale rechter en het Hof, aan het Hof is om de nationale rechter een nuttig antwoord te geven aan de hand waarvan hij het bij hem aanhangige geding kan beslechten. Daartoe dient het Hof de voorgelegde vragen in voorkomend geval te herformuleren (arrest van
8 september 2016, Schenker, C‑409/14, EU:C:2016:643, punt 72
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
32
In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de verwijzende rechter met zijn vraag in wezen wenst te vernemen of GN-post 7307 22 10 aldus moet worden uitgelegd dat hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal, andere dan gegoten hulpstukken, met een uitwendige schroefdraad, die geen korte buisstukken met een inwendige schroefdraad vormen en waarmee twee buizen kunnen worden gekoppeld door deze in een dergelijk hulpstuk te schroeven of deze eenvoudigweg in dat hulpstuk te duwen, als „moffen” in de zin van deze onderverdeling kunnen worden aangemerkt.
33
Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen, in het belang van de rechtszekerheid en ter vergemakkelijking van controles, in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-post en van de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken daarvan zijn omschreven [arrest van
30 april 2020, DHL Logistics (Slovakia), C‑810/18, EU:C:2020:336, punt 25
en aldaar aangehaalde rechtspraak].
34
Volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van goederen in onderverdelingen van eenzelfde post de bewoordingen van die onderverdelingen en de aantekeningen op deze onderverdelingen, op de afdelingen of op de hoofdstukken wettelijk bepalend, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.
35
Bovendien zijn de door de Commissie opgestelde GN-toelichtingen en de door de WDO vastgestelde GS-toelichtingen belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar zijn zij rechtens niet bindend. De GN-toelichtingen komen niet in de plaats van de GS-toelichtingen, maar moeten worden beschouwd als een aanvulling daarop en samen daarmee worden geraadpleegd (arrest van
15 april 2021, Vogel Import Export, C‑62/20, EU:C:2021:288, punt 31
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
36
In casu ziet post 7307 van de GN op hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van gietijzer, ijzer of staal. Deze post omvat drie categorieën, waarvan de eerste wordt aangeduid met de term „gegoten”, de tweede met de woorden „andere, van roestvrij staal” en de derde met de term „andere”.
37
Tussen partijen in het hoofdgeding staat vast dat de betrokken producten tot de tweede categorie behoren. Deze categorie maakt een onderscheid tussen vier subcategorieën, te weten, ten eerste de „flenzen”, ten tweede de „ellebogen, bochten en moffen, met schroefdraad”, waaronder de bij GN-onderverdeling 7307 22 10 bedoelde „moffen”, ten derde de „hulpstukken, door stomplassen te bevestigen”, en ten vierde de „andere” hulpstukken (fittings), waaronder de in GN-onderverdeling 7307 29 10 bedoelde andere hulpstukken (fittings) voor buisleidingen met schroefdraad. Aangezien deze laatste onderverdeling een restcategorie betreft, heeft zij bijgevolg betrekking op andere hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal met schroefdraad dan de hulpstukken als bedoeld in de eerste drie subcategorieën. Tussen partijen in het hoofdgeding staat vast dat de betrokken producten onder de tweede dan wel de vierde subcategorie vallen naargelang zij al dan niet kunnen worden beschouwd als „moffen” met schroefdraad.
38
Derhalve moet worden bepaald wat onder „moffen” in de zin van GN-onderverdeling 7307 22 10 wordt verstaan.
39
Dit begrip wordt noch in de GN of het GS, noch in de toelichtingen bij de GN of bij het GS omschreven.
40
In dit verband moet worden opgemerkt dat de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het Unierecht geen definitie geeft, volgens vaste rechtspraak moeten worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken (arrest van
26 maart 2020, Pfizer Consumer Healthcare, C‑182/19, EU:C:2020:243, punt 48
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
41
Wat in de eerste plaats de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis van de term „moffen” betreft, blijkt uit verschillende woordenboeken en andere bronnen waarnaar de Deense belastingautoriteiten, in het hoofdgeding, en de Deense regering in haar schriftelijke opmerkingen hebben verwezen, dat de term „mof” in de Deense, de Duitse en de Engelse taal wordt omschreven als een korte buis die bestemd is om de uiteinden van twee buizen te omringen en dat het daarmee aangeduide hulpstuk voor buisleidingen het tegenstuk is van het hulpstuk dat wordt aangeduid met de term „nippel” en dat volgens de omschrijving ervan glad kan zijn, dan wel kan zijn voorzien van een uitwendige schroefdraad. Hieruit volgt dat volgens die woordenboeken en bronnen een mof, indien hij niet glad is, alleen inwendige schroefdraad kan hebben, aangezien hij anders de uiteinden van de buizen die hij verbindt niet zou kunnen omringen.
42
Wat in de tweede plaats de context betreft waarin het begrip „moffen” wordt gebruikt, moet ten eerste worden opgemerkt dat – zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen in wezen heeft benadrukt – talrijke termen ter aanduiding van hulpstukken (fittings) voor buisleidingen in het GS, de GN en in de toelichtingen bij het GS en de GN in verschillende taalversies lijken te zijn ingegeven door termen die overeenkomen met bepaalde vormen, zoals lichaamsdelen, letters van het alfabet of kledingstukken, en dus een aanwijzing geven over de vorm van het betrokken type hulpstuk. Zo wijzen bijvoorbeeld de Deenstalige termen rørknae en rørbøjninger (elbows en bends in het Engels, alsmede coudes en courbes in het Frans) op een product dat, net als een knie (knæ), gebogen is, zoals ook de term muffe (sleeve in het Engels en manchon in het Frans) erop lijkt te wijzen dat het product in kwestie de vorm heeft van een mof of een mouw. In dit verband – en zoals DFST in het hoofdgeding heeft aangevoerd – is het feit dat de Deenstalige term muffe in het Engels op verschillende manieren kan worden vertaald, irrelevant, aangezien de Engelstalige versie van de GN het woord sleeve gebruikt om de term „mof” uit te drukken.
43
Ten tweede, aangezien de toelichtingen bij GS-post 7307 niet alleen verwijzen naar moffen maar ook naar andere producten zoals reductiemoffen en schroefkoppelingen, moeten deze producten worden onderscheiden van moffen. Indien de betrokken producten zouden moeten worden beschouwd als reductiemoffen en schroefkoppelingen, kunnen zij derhalve niet worden aangemerkt als producten van GN-onderverdeling 7307 22 10. Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft vermeld, zou dit met name het geval kunnen zijn voor de producten nrs. 2 en 5, aangezien deze door de producent worden omschreven als respectievelijk een straight fitting union (rechte schroefkoppeling) en een straight fitting reducer (rechte reductiemof), hetgeen de verwijzende rechter zal moeten nagaan.
44
Ten derde moet er, aangezien de GS-toelichtingen – door de vermelding van „moffen en nippels” – de begrippen „mof” en „nippel” van elkaar onderscheiden, van worden uitgegaan dat een mof en een nippel twee verschillende producten zijn met elk hun eigen kenmerken. Gelet op de definities van de term „nippel” in verschillende woordenboeken en bronnen, waaruit blijkt dat – zoals in punt 41 van het onderhavige arrest is opgemerkt – de nippels die niet glad zijn een uitwendige schroefdraad hebben, moet worden geconcludeerd dat alleen op basis van de door het analyse-instituut voorgestelde en de in punt 20 van het onderhavige arrest bedoelde definitie van de term „mof” toelaat om moffen van nippels te onderscheiden.
45
Ten vierde lijken, zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft vermeld, sommige van de betrokken producten de kenmerken te vertonen van meerdere soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen die in de GN of in de GS-toelichtingen worden genoemd. Aangezien, zoals in punt 37 van het onderhavige arrest is opgemerkt, de categorie andere hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal, andere dan gegoten, naast drie specifieke subcategorieën – waarvan één betrekking heeft op „ellebogen, bochten en moffen, met schroefdraad” – een subcategorie „andere” bevat, dienen dergelijke producten in laatstgenoemde onderverdeling te worden ingedeeld, te weten GN-onderverdeling 7307 29 10, aangezien zij niet uitsluitend beantwoorden aan het begrip „moffen”, hetgeen de verwijzende rechter zal moeten nagaan.
46
Hieruit volgt dat hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal, andere dan gegoten, met een uitwendige schroefdraad die geen korte buisstukken met inwendige schroefdraad vormen en die worden gebruikt om twee buizen met elkaar te verbinden door deze in dat hulpstuk te schroeven of erin te duwen, moeten worden geacht onder postonderverdeling 7307 29 10 van de GN te vallen.
47
Aan deze beoordeling wordt niet afgedaan door de praktijk van bepaalde lidstaten op het gebied van BTI’s. Uit de schriftelijke opmerkingen van de Commissie blijkt immers dat de Ierse BTI met referentie IE 08NT‑14‑284‑03, waarop DFST zich in het hoofdgeding steunt, is ingetrokken. Bovendien lijken de andere BTI’s waarnaar de partijen in het hoofdgeding, de Deense regering en de Commissie respectievelijk in de procedure in het hoofdgeding en in hun schriftelijke opmerkingen in de onderhavige procedure hebben verwezen, onder voorbehoud van enkele uitzonderingen, deze beoordeling te bevestigen.
48
Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat GN-onderverdeling 7307 22 10 aldus moet worden uitgelegd dat hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal, andere dan gegoten, met een uitwendige schroefdraad, die geen korte buisstukken met een inwendige schroefdraad vormen en waarmee twee buizen kunnen worden gekoppeld door deze in een dergelijk hulpstuk te schroeven of deze eenvoudigweg in dat hulpstuk te duwen, niet als „moffen” in de zin van deze onderverdeling kunnen worden aangemerkt.