College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-08-2014, ECLI:NL:CBB:2014:322, AWB 13/161
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-08-2014, ECLI:NL:CBB:2014:322, AWB 13/161
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2014
- Datum publicatie
- 9 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2014:322
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2013:BZ3229, Overig
- Zaaknummer
- AWB 13/161
- Relevante informatie
- Tabaks- en rookwarenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Tabakswet. Boete wegens overtreding artikel 11a, eerste lid.
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
13/161 22 augustus 2014
11100
Uitspraak op het hoger beroep van:
[naam], handelend onder de naam [onderneming], te [plaats], appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank) van 21 februari 2013, met kenmerk 12/1264, in het geding tussen appellant en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: minister).
Gemachtigde van de minister: mr. I.C.M. Nijland, werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA).
1 Het procesverloop in hoger beroep
Appellant heeft bij brief van 11 maart 2013, bij het College binnengekomen op 13 maart 2013, hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde, op 21 februari 2013 aan partijen verzonden, uitspraak van de rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2013:BZ3229).
Bij brief van 6 juni 2013 heeft de minister een reactie op het hoger beroepschrift ingediend.
Op 18 april 2014 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant is in persoon verschenen. De minister heeft zich door haar gemachtigde laten vertegenwoordigen.
2 De grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Appellant is eigenaar van [onderneming] te [plaats]. Het café bestaat uit twee ruimten. De eerste ruimte is het algemene deel, waar de bar/keuken te vinden is. De tweede, aangrenzende, ruimte is aangeduid als rookruimte. Daarin staat een biljarttafel. Deze ruimte wordt afgesloten van de algemene ruimte door middel van twee deuren met veren die ervoor zorgen dat de deuren vanzelf sluiten. De rookruimte is van een afzuiginstallatie voorzien met als doel de rook afkomstig van tabaksproducten af te zuigen.
Op 16 september 2011 hebben twee controleurs van NVWA een controle gehouden in [onderneming]. Blijkens het hiervan opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2011 troffen de controleurs een vrouw aan, die op dat moment achter de bar werkzaam was. Het proces-verbaal vermeldt dat de controleurs bij binnenkomst van de algemene ruimte een penetrante tabakslucht roken en zagen dat de rook en de geur afkomstig waren van sigaretten die op dat moment werden gerookt in de rookruimte. De controleurs zagen voorts dat de twee deuren van de rookruimte helemaal openstonden en dat in die rookruimte meerdere klanten tabaksproducten aan het roken waren. Ook zagen en roken de controleurs dat de tabaksrook in de algemene ruimte bleef hangen, ook in de ruimte bij de bar, waardoor de achter de bar werkzame vrouw werd blootgesteld aan deze tabaksrook. Volgens de controleurs kon de vrouw achter de bar de rokende klanten zien roken, maar sprak zij hen niet aan op het feit dat zij rookten en probeerde zij hen ook niet ertoe te bewegen het roken te staken. Desgevraagd verklaarde de vrouw, blijkens het proces-verbaal van verhoor, dat zij in het café werkzaam is en sinds 2000 op de loonlijst staat.
Naar aanleiding hiervan heeft de minister geconcludeerd dat appellant artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet heeft overtreden, omdat hij onvoldoende maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat werknemers hun werkzaamheden kunnen verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Bij besluit van 27 januari 2012 heeft de minister appellant een boete van € 1.200 opgelegd. Aangezien appellant eerder voor (een) soortgelijke overtreding(en) is beboet, te weten bij besluit van 8 oktober 2010, heeft de minister het in de Bijlage als bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de Tabakswet onder categorie C genoemde (gefixeerde) boetebedrag verhoogd.
Bij besluit van 1 maart 2012, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de minister het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3 De uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellant de bevindingen in het proces-verbaal niet, althans onvoldoende heeft weersproken, zodat de overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet vaststaat. Niet is gebleken dat appellant geen verwijt valt te maken van de overtreding. Op appellant als werkgever rust op grond van de Tabakswet een resultaatsverplichting. Hij had afdoende maatregelen moeten treffen om de overtreding te voorkomen. De hoogte van de boete is vastgesteld in overeenstemming met de gefixeerde boetebedragen die op grond van de Tabakswet zijn vastgesteld en de boete is verhoogd wegens recidive. De rechtbank ziet geen aanleiding voor matiging van de boete. De desbetreffende overwegingen van de rechtbank zijn neergelegd in de rubrieken 3.2 tot en met 4.3 van de uitspraak waarnaar wordt verwezen.