College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:326, 14/137
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:326, 14/137
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 17 oktober 2016
- Datum publicatie
- 2 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2016:326
- Zaaknummer
- 14/137
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank waarbij boetebesluit is vernietigd. Andere - vergelijkbare - boetebesluiten inmiddels ingetrokken. Procesbelang. Strijd met rechtszekerheid.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 14/137
11201
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, te Den Haag (de staatssecretaris), appellant
(gemachtigde: mr. J.J. Kerssemakers),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 januari 2014, kenmerk ROT 13/935, in het geding tussen
Procesverloop in hoger beroep
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 30 januari 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:454).
Hexapoda heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2016. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak geregistreerd onder nummer 14/136, waarin aan de orde is het hoger beroep van de staatssecretaris tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2014, kenmerk ROT 13/1184, in het geding tussen de staatssecretaris en Zungo Ongediertebestrijding en Hygiënische Verzorging B.V. (Zungo). Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In de zaak 14/136 wordt, bij uitspraak van heden, afzonderlijk uitspraak gedaan.
De staatssecretaris heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] , werkzaam bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Voorts zijn verschenen [naam 3] en [naam 4] , beiden werkzaam bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Hexapoda heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
De ILT heeft in 2011 en 2012 in het kader van het project “onderzoek naar het biocidengebruik in de verwerking van organische afvalstromen” (het project) zogenoemde toezichthoudende controles uitgevoerd bij bedrijven die zich bezig houden met plaagdierbestrijding. Daarbij heeft een toezichthouder van de ILT geconstateerd dat Hexapoda de voorschriften die door het Ctgb zijn vastgesteld bij de toelating van de biocide Super Caid Haverkorrels (toelatingsnummer 7830N) - een middel ter bestrijding van zwarte en bruine ratten en huismuizen - heeft overtreden. De staatssecretaris heeft Hexapoda bij besluit van 13 september 2012 (het primaire besluit) een boete van € 1.500,- opgelegd wegens overtreding van artikel 43a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb).
Bij zijn besluit van 22 januari 2013, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de staatssecretaris het volgende overwogen en beslist. Het toelatingsbesluit van het Ctgb omvat zowel het wettelijk gebruiksvoorschrift als de gebruiksaanwijzing. Het is van groot belang dat niet alleen het wettelijk gebruiksvoorschrift maar ook de gebruiksaanwijzing wordt opgevolgd. De dosering en tijdspanne waarbinnen de controle moet worden uitgevoerd zijn van cruciaal belang om resistentie bij organismen te voorkomen. Hexapoda heeft in strijd met artikel 43a van de Wgb de voorschriften bij de toelating van het middel overtreden omdat niet tijdig is gecontroleerd op opname van het gif door het te bestrijden organisme (muizen), wat een overtreding is van deel B van de voorschriften (de gebruiksaanwijzing).
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van Hexapoda gegrond verklaard, het besluit van 22 januari 2013 vernietigd en het primaire besluit herroepen. Daarbij heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat, gelet op de tekst van het toelatingsbesluit, de gebruiksaanwijzing niet als wettelijk voorschrift ten aanzien van het gebruik in de zin van artikel 50, eerste of tweede lid, van de Wgb aan de toelating is verbonden. In de tekst van het toelatingsbesluit van 13 februari 1990 wordt onder paragraaf ‘III. Gebruik’ louter verwezen naar onderdeel ‘A. Wettelijk gebruiksvoorschrift’ in bijlage I bij het besluit, en niet tevens naar onderdeel ‘B. Gebruiksaanwijzing’, of naar de gehele bijlage. Naar het oordeel van de rechtbank kan om die reden onderdeel ‘B. Gebruiksaanwijzing’ in bijlage I bij het toelatingsbesluit niet worden aangemerkt als een voorschrift dat op grond van artikel 50 van de Wgb is opgenomen in het toelatingsbesluit. Het in strijd handelen met hetgeen is omschreven in onderdeel ‘B. Gebruiksaanwijzing’ in bijlage I bij het toelatingsbesluit, wat de staatssecretaris Hexapoda heeft verweten, kan gelet op het voorgaande niet als een overtreding van artikel 43a van de Wgb worden aangemerkt, zodat de staatssecretaris niet bevoegd was de boete op te leggen.