Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 02-06-2020, ECLI:NL:CBB:2020:375, 18/2245

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 02-06-2020, ECLI:NL:CBB:2020:375, 18/2245

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
2 juni 2020
Datum publicatie
2 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:CBB:2020:375
Formele relaties
Zaaknummer
18/2245

Inhoudsindicatie

Verordening (EG) nr. 1099/2009

Artikel 5:41 van de Awb

Besluit proceskosten bestuursrecht

Hoger beroep diverse bestuurlijke boetes wegens overtredingen artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1099/2009. Appellante heeft er niet voor gezorgd dat de kuikens bij het doden en daarmee verband houdende activiteiten elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. De rechtbank heeft ten aanzien van de proceskostenveroordeling ten onrechte besloten tot matiging op grond van artikel 2, derde lid, Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 18/2245

(gemachtigde: mr. P.J.G.G. Sluijter),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2018, kenmerk ROT 17/4425, in het geding tussen

appellante

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de rechtbank) van 7 september 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:7870.

Verweerder heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.


Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2020. Dit hoger beroep is tegelijk behandeld met andere hoger beroepen van appellante, namelijk 18/2235, 18/2236, 18/2237, 18/2238, 18/2239, 18/2240, 18/2241, 18/2242, 18/2243, 18/2244 en 18/2728.

Appellante, vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor de minister zijn tevens verschenen drs. J.D. Greep, drs. R. Visser, drs. C. de Bruin, drs. B. van der Linden en drs. B. Braarels.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak, die als bijlage II aan deze uitspraak is gehecht. Het College volstaat met het volgende en gaat voor de beoordeling van deze zaak uit van het wettelijk kader, zoals dat is opgenomen in bijlage I bij deze uitspraak. Beide bijlagen maken deel uit van de uitspraak.

1.2


De minister heeft bij veertien te onderscheiden primaire besluiten aan appellante boetes opgelegde wegens verschillende overtredingen van de Wet de dieren. Het betreft in chronologische volgorde de volgende besluiten, die zijn gebaseerd op de hierbij telkens – kort weergegeven - constateringen van een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en volgens de minister een of meerdere overtredingen van genoemde wet inhouden:- besluit van 28 oktober 2016 (boetezaak 201603567): boete van € 1.500,- wegens beknellingen en rugliggingen bij kuikens in geloste containers;

- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605888): boete van € 2.500,- wegens levende kuikens die door de wasstraat voor containers zijn gegaan;

- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201603103): boete van € 1.500,-- wegens dode en levende kuikens die onder de kantelaar lagen en zaten;







- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605001): boete van € 1.500,- wegens kuikens die onder en bij de carrousel liepen;- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605000): boete van € 2.500,- wegens een levend kuiken dat door de wasstraat voor containers is gegaan;- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605316): boete van € 2.500,- wegens beknellingen en rugliggingen bij kuikens in geloste containers;- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605241): boete van € 2.500,- wegenskuikens die op elkaar bleven zitten in een gekantelde container, terwijl de lopende band niet liep;- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605363): boete van € 2.500,- wegens kuikens in geloste containers die tekenen van hittestress vertoonden;- besluit van 25 november 2016 (boetezaak 201605958): boete van € 2.500,- wegens een levend kuiken dat door de wasstraat voor containers is gegaan;- besluit van 23 december 2016 (boetezaak 201605873): boete van € 2.500,- wegens kuikens in geloste containers die tekenen van hittestress vertoonden;


- besluit van 13 januari 2017 (boetezaak 201607047): boete van € 2.500,- wegens levende kuikens die door de wasstraat voor de containers zijn gegaan;- besluit van 20 januari 2017 (boetezaak 201607048): boete van € 2.500,- wegens levende kuikens die in de bak voor DOA’s (death on arrivals) lagen;


- besluit van 28 januari 2017 (boetezaak 201603567): boete van € 1.500,- wegens beknellingen bij kuikens in container op aanvoerband naar kantelaar;- besluit van 3 februari 2017 (201607150): € 2500,- wegens levend kuiken in bak met DOA’s.

1.3

Bij besluit van 12 juni 2017 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de minister het bezwaar van appellante tegen de primaire besluiten van 20 januari 2017 (boetezaak 201607048) en 3 februari 2017 (boetezaak 20167150) ongegrond verklaard. De minister heeft de bezwaren van appellante tegen de overige primaire besluiten gedeeltelijk gegrond verklaard en de hierbij opgelegde boetes gehandhaafd onder aanvulling van de motivering van deze primaire besluiten. Reden hiervoor is – kort gezegd – dat de minister heeft geconcludeerd dat de te onderscheiden boetes ten onrechte zijn gebaseerd op meerdere beboetbare feiten, terwijl vanwege een zodanige samenhang daartussen moet worden geconcludeerd dat sprake is van minder beboetbare feiten dan waarvan is uitgegaan bij genoemde primaire besluiten.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

Voor zover het College hierna delen van de aangevallen uitspraak citeert, geldt daarbij dat hierin appellante is aangeduid als ‘eiseres’ en de minister als ‘verweerder’.

2.2

De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover dat ziet op boetezaak 201607048 en het primaire besluit van 20 januari 2017 in deze zaak herroepen. De rechtbank heeft het bestreden besluit voor zover dat ziet op de overige boetezaken in stand gelaten. Voorts heeft de rechtbank de minister veroordeelt in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 506,62.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing

Bijlage I: van toepassing zijnde wettelijke voorschriften