Home

Centrale Raad van Beroep, 08-01-2009, BH0299, 08-2845 AOW + 08-2846 AOW

Centrale Raad van Beroep, 08-01-2009, BH0299, 08-2845 AOW + 08-2846 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 januari 2009
Datum publicatie
21 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2009:BH0299
Formele relaties
Zaaknummer
08-2845 AOW + 08-2846 AOW
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om herziening. Al eerder is beslist (LJN AX6446) dat een verzoek om herziening van een reeds eerder met toepassing van artikel 8:88 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en dus als in het systeem van de Awb niet passend wordt beschouwd, omdat immer van een oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd als de in dat artikel genoemde omstandigheden zich voordoen. Proceskostenveroordeling: kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.

Uitspraak

08/2845 AOW

08/2846 AOW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:

[Naam verzoeker], wonende te Spanje (hierna: verzoeker),

om herziening van de uitspraken van de Raad van 27 januari 2006, 02/2895 en 05/6118 (hierna: uitspraak 1), van 17 november 2006, 06/2164 (hierna uitspraak 2) en van 31 december 2007, 07/871 en 07/872 (hierna: uitspraak 3),

in de gedingen tussen:

verzoeker

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).

Datum uitspraak: 8 januari 2009

I. PROCESVERLOOP

Bij uitspraak 1 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2002, nr. 00/5372, bevestigd en het beroep dat geacht werd te zijn gericht tegen het besluit van 25 juni 2002 ongegrond verklaard.

Bij uitspraak 2 en uitspraak 3 heeft de Raad de verzoeken om herziening van uitspraak 1 afgewezen.

Namens verzoeker heeft W. Leufkens, te Heerlen, bij brief van 14 april 2008 verzocht om herziening van de uitspraken 1 tot en met 3 van de Raad.

Vervolgens is namens verzoeker in enkele brieven het verzoek om herziening verder toegelicht.

Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad op 13 november 2008. Verzoeker is daar, met kennisgeving, niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovacek.

II. OVERWEGINGEN

1.1. De Raad leest het verzoek om herziening van de uitspraken 2 en 3 aldus dat het, evenals het verzoek om herziening van uitspraak 1, beoogt een herziening van uitspraak 1 te bewerkstelligen. De Raad overweegt ten aanzien van het verzoek om herziening in alle zaken als volgt.

1.2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben

kunnen leiden.

1.3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd dat de Raad in uitspraak 1 een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het communautaire recht ten aanzien van de door verzoeker betaalde ziekenfondspremies en aan het arrest van het HvJ EG van 21 september 2000 (C-124/99, Borawitz) ten aanzien van de door hem betaalde overmakingskosten.

2.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen.

Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat namens verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepalingen van de Awb, naar voren is gebracht.

2.2. Voor het geval verzoeker beoogd heeft herziening te vragen van de uitspraken 2 en 3 merkt de Raad op dat al eerder is beslist (LJN AX6446) dat een verzoek om herziening van een reeds eerder met toepassing van artikel 8:88 van de Awb gewezen uitspraak als zinloos en dus als in het systeem van de Awb niet passend wordt beschouwd, omdat immer van een oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd als de in dat artikel genoemde omstandigheden zich voordoen.

3.1. Met betrekking tot het door de Svb gedane verzoek om veroordeling van verzoeker in de proceskosten overweegt de Raad het volgende.

3.2. Bij uitspraak 1 heeft de Raad overwogen, kort samengevat, dat de op de uitkering in mindering gebrachte overmakingskosten voldoen aan de voorwaarden vermeld in het arrest Borawitz, zodat sprake is van een voldoende rechtvaardiging voor de geconstateerde ongelijke behandeling naar nationaliteit. Dit oordeel is door de Raad nadien in diverse uitspraken herhaald, waarbij W. Leufkens als gemachtigde is opgetreden. Thans tracht verzoeker, bijgestaan door W. Leufkens, via de weg van een derde verzoek om herziening op grond van artikel 8:88 van de Awb een ander oordeel hieromtrent te verkrijgen, zonder dat daarbij enig relevant nieuw feitelijk gegeven naar voren is gebracht. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de Raad van oordeel dat hier sprake is van een kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht zoals bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb. Daarom zal verzoeker, zoals de Svb heeft verzocht, in de kosten van de onderhavige procedure worden veroordeeld. Deze kosten zijn begroot op € 12,98 wegens gemaakte reiskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Wijst het verzoek om herziening af;

Veroordeelt verzoeker in de proceskosten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank tot een bedrag van

€ 12,98 te voldoen aan de Sociale verzekeringsbank.

Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009.

(get.) T.L. de Vries.

(get.) N.L.E.M. Bynoe.

RB