Centrale Raad van Beroep, 28-03-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:594, 22/3787 AOW
Centrale Raad van Beroep, 28-03-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:594, 22/3787 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 28 maart 2024
- Datum publicatie
- 29 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:594
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1324
- Zaaknummer
- 22/3787 AOW
Inhoudsindicatie
Uitspraak
22/3787 AOW
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022, 21/4306 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 7 oktober 2020 heeft de Svb de aanvraag voor pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 16 juni 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 februari 2024. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.G. Starreveld.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
1. Op 20 november 2019 heeft appellant AOW-pensioen aangevraagd. Appellant heeft daarbij verklaard dat hij van 1978 tot 1981 in Nederland heeft gewoond en in die periode in Nederland schoonmaakwerk heeft gedaan bij [naam bedrijf] in [vestigingsplaats] .
De Svb heeft onderzoek verricht naar het verblijf en de werkzaamheden van appellant in Nederland in die periode. De Svb heeft met het besluit van 7 oktober 2020 de aanvraag afgewezen.
In bezwaar heeft de Svb verder onderzoek verricht. De Svb heeft geconcludeerd dat appellant minder dan één jaar verzekerd is geweest voor de AOW. Vastgesteld is dat appellant van 19 oktober 1979 tot en met 17 november 1979 in Nederland heeft gewerkt. Volgens de Svb kan niet worden vastgesteld of appellant naast deze periode in Nederland heeft gewerkt. De Svb is daarom met het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Met een brief van 8 april 2022 heeft de Svb de motivering van het bestreden besluit aangevuld. De Svb stelt vast dat appellant verzekerd is geweest voor de AOW van 19 oktober 1979 tot en met 29 februari 1980. De Svb heeft het bestreden besluit niet gewijzigd, omdat de periode van verzekering nog steeds korter is dan één jaar.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten. De rechtbank is het eens met de Svb dat appellant geen recht heeft op een AOW-pensioen. Volgens de rechtbank is niet aannemelijk dat appellant langer dan een jaar in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat hij uitsluitend in Nederland heeft gewerkt. Appellant is door ziekte uitgevallen uit zijn werk en arbeidsongeschikt geraakt. Verder heeft appellant aangevoerd dat hij gezondheidsproblemen heeft en er financieel slecht voor staat.