Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:147, 12/00372

Gerechtshof Amsterdam, 23-01-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:147, 12/00372

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 januari 2014
Datum publicatie
5 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:147
Formele relaties
Zaaknummer
12/00372
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 32, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36, Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 7

Inhoudsindicatie

Bestuurder van BV terecht aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslagen loonheffing. Dat de BV nog geen loonbelastingnummer had en nog geen aangiftebiljetten uitgereikt had gekregen, rechtvaardigt niet het achterwege laten van de afdracht van loonheffing of van de mededeling betalingsonmacht. Betalingsonmacht ontstaan vóór oplegging van de naheffingsaanslagen; artikel 7 lid 2 Uitv.besl. IW niet van toepassing.

Uitspraak

kenmerk 12/00372

23 januari 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de ontvanger van de belastingdienst/Holland-Midden, kantoor Hoofddorp, de ontvanger,

alsmede op het incidentele hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. F.A. Piek (Jaeger Advocaten belastingkundigen te Amsterdam)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 11/4203 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft bij beschikking met dagtekening 7 maart 2011 belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde naheffingsaanslagen loonheffing (hierna ook: LH) over de tijdvakken mei 2007 tot en met maart 2009, alsmede invorderingsrente, kosten en boetes ter zake van deze naheffingsaanslagen. De naheffingsaanslagen zijn ten name gesteld van [A] B.V. (hierna: [de bv]). Het totaalbedrag van de aansprakelijk-stelling bedraagt € 34.512.

1.2.

Bij uitspraak, gedagtekend 13 mei 2011, heeft de ontvanger belanghebbendes bezwaar tegen de beschikking aansprakelijkstelling niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 6 april 2012 heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd tot € 3.606 (voor de naheffingsaanslagen over de periode mei 2007 tot en met augustus 2007, alsmede invorderingsrente en boetes). Voorts heeft de rechtbank de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 874 en heeft de rechtbank bepaald dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de ontvanger ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 mei 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. De ontvanger heeft tegen dat incidentele hogere beroep een verweerschrift ingezonden.

1.5.

Op 6 december 2013 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de ontvanger.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1. tot en met 2.8. van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de verderop in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiser’, de ontvanger als ‘verweerder’.

“2.1. Eiser was middellijk bestuurder van [de bv] van 9 juni 2005 tot 11 maart 2010. Per 17 september 2010 is [de bv] aan een derde verkocht.

2.2.

[de bv] is met ingang van 22 februari 2011 in staat van faillissement verklaard.

2.3.

In de bijlage bij de hiervoor onder 1.1 genoemde beschikking aansprakelijkstelling is het bedrag van de aansprakelijkstelling als volgt gespecificeerd:

Aanslag

nummer

tijdvak

Dag-

tekening

LB (€)

Boete

(€)

Kosten

(€)

Invorderings

rente (€)

Totaal (€)

A.01.7050

Mei 2007

04-12-09

213

10

6

229

A.01.7060

Juni 2007

29-12-09

1.085

10

121

31

1.247

A.01.7070

Juli 2007

15-01-10

1.086

10

121

30

1.247

A.01.7080

Augustus 2007

01-02-10

1.087

10

121

28

1.246

A.01.7090

September 2007

19-02-10

1.089

10

121

27

1.247

A.01.7100

Oktober 2007

01-04-10

1.092

10

121

24

1.247

A.01.7110

November 2007

26-04-10

1.093

10

121

22

1.246

A.01.7120

December 2007

18-05-10

1.095

10

121

21

1.247

A.01.8010

Januari 2008

07-06-10

1.045

10

118

18

1.191

A.01.8020

Februari 2008

23-06-10

1.046

10

118

17

1.191

A.01.8030

Maart 2008

09-07-10

1.047

10

118

16

1.191

A.01.8040

April 2008

04-08-10

1.048

10

118

14

1.190

A.01.8050

Mei 2008

24-08-10

1.050

10

118

13

1.191

A.01.8060

Juni 2008

10-09-10

1.051

10

118

11

1.190

A.01.8070

Juli 2008

04-10-10

1.053

10

118

10

1.191

A.01.8080

Augustus 2008

20-10-10

1.054

10

118

9

1.191

A.01.8090

September 2008

05-11-10

1.055

10

119

7

1.191

A.01.8100

Oktober 2008

24-11-10

1.056

10

119

6

1.191

A.01.8110

November 2008

10-12-10

1.057

10

119

5

1.191

A.01.8120

December 2008

27-12-10

1.058

10

119

4

1.191

A.01.9010

Januari 2009

12-01-11

3.667

73

15

10

3.765

A.01.9020

Februari 2009

27-01-11

3.667

73

15

5

3.760

A.01.9030

Maart 2009

15-02-11

3.667

73

0

1

3.741

totaal

34.512

2.4.

Bij brief van 7 april 2011, ontvangen bij verweerder op 13 april 2011, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen voormelde beschikking. Als bijlage bij dit bezwaarschrift is een brief gevoegd gedateerd 20 december 2009 van [B], evenals eiser middellijk bestuurder van [de bv], aan verweerder. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(…)

Middels dit schrijven melden wij betalingsonmacht van de nu openstaande bedragen, alsmede eventueel toekomstige aanslagen.

(…) “

2.5.

Bij brief van 18 juli 2011 schrijft eiser het volgende:

“(…)

Geachte heer [E],

Middels dit schrijve maak ik vanwege geen reactie op het bezwaarschrift d.d. 7 april 2011 welke was opgesteld door mijn administratiekantoor nogmaals bezwaar tegen de beschikking aansprakelijkstelling (…)

Bijgaand treft u een kopie aan welke is voorzien van een ontvangststempel van de belastingdienst als bewijs dat ik het bezwaarschrift tijdig heb ingediend.

Ik verzoek u dan ook mijn bezwaar alsnog in behandeling te nemen (…).”

2.6.

Bij brief van 21 juli 2011 heeft verweerder eiser ervan in kennis gesteld dat op 13 mei 2011 de uitspraak op bezwaar, inhoudende dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, is verzonden aan de gemachtigde van eiser.

2.7.

Een brief van 27 februari 2012 van [C] van [D] aan de gemachtigde van eiser houdt, voor zover van belang, onder meer in:

“(…)

Hierbij verklaart ondergetekende dat de melding van betalingsonmacht, getekend door de heer [B] als volgt ging:

Ik herinner mij goed dat de heer [B] de door ons opgestelde verklaring heeft opgehaald. We hebben nl de tekst opgesteld en op briefpapier van [A] BV uitgeprint. Ik herinner me dat hij deze op ons kantoor heeft getekend. Aangezien de heer [B] er op stond deze zelf te posten hebben wij daar nog over overlegd maar de melding is gewoon met de post van ons kantoor meegegaan. Wij hebben daar een speciale bak voor die dagelijks op het postkantoor wordt afgegeven ivm de grote hoeveelheid aan post die wij dagelijks versturen. Vanuit die bak wordt nl alles eerste gefrankeerd en vervolgens weggebracht.

(…)”

2.8.

Een e-mailbericht van [C] voornoemd aan de gemachtigde van eiser van 2 maart 2012 houdt onder meer in:

“(…)

Wellicht ten overvloede, maar in mijn verklaring van 27 februari 2012 inzake [X]/ belastingdienst heb ik vergeten te melden dat ik met “de melding van betalingsonmacht” van [A] de melding bedoelde van 20 december 2009 bedoelde.”

2.2.1.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.2.2.

Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.

2.3.

In haar jaarrekeningen over de jaren 2007, 2008 en 2009 heeft [de bv] per 31 december van elk jaar een passiefpost opgenomen voor de verschuldigde, nog niet afgedragen loonheffing. De jaarrekeningen over 2008 respectievelijk 2009 vermelden – voor zover thans relevant – per 31 december de volgende posten (alle bedragen in euro’s):

“ Activa

31-12-2009 31-12-2008

Vlottende activa

Rekening courant

directie/Holding 18.000,00 66.609,35

(…)

(…)

Voorziening reclame 220.000,00

campagne

Debiteuren 58.008,35 --,--

Liquide middelen

Rabobank -,- 4.958,96

Kas 13.155,10 12.311,65

13.155,10 17.270,61

Passiva

31-12-2009 31-12-2008

Kapitaal

Kapitaal 18.000,00 18.000,00

Reserve 70.899,53 31.032,02

88.899,53 49.032,02

Kortlopende schulden

Crediteuren 176.367,64 -,-

(…)

Rabobank 23.431,15 -,-

Omzetbelasting 31,00 ./. 9.921,23

[LH] 55.404,21 39.016,25

255.263,92 49.029,40”

2.4.

In de beschikking aansprakelijkstelling is – voor zover hier van belang – het volgende aan belanghebbende medegedeeld:

“U bent aansprakelijk voor de boete onder andere om de volgende redenen:

 U bent als middellijk bestuurder in de gelegenheid geweest invloed uit te oefenen op het aangifte- en het betalingsgedrag van [[de bv]];

 Het niet voldoen op aangifte is de oorzaak van het verschuldigd worden van de boete.

U bent onder andere om de volgende redenen aansprakelijk voor de invorderingsrente die is verschuldigd vanaf de vervaldag van de belastingaanslagen tot de dag waarop u het door u verschuldigde bedrag (inclusief de invorderingsrente) aan mij betaalt:

 [[de bv]] heeft de belastingaanslagen niet betaald;

 Het belopen van de invorderingsrente is mede aan u als bestuurder te wijten;

 U bent als middellijk bestuurder in de gelegenheid geweest invloed uit te oefenen op het betalingsgedrag van [[de bv]];

 U heeft er niet voor gezorgd dat de belasting op aangifte is voldaan;

 U heeft geen zorg gedragen voor de betaling van de aanslagen binnen de betalingstermijn die geldt na het opleggen van de naheffingsaanslag;

 De niet tijdige betaling is de oorzaak van het verschuldigd worden van de invorderingsrente;

 Door uw nalatigheid staan de aanslagen nog steeds open en is invorderingsrente belopen.

(…)

Ik stel u hierbij aansprakelijk voor een bedrag van € 34.512,00. In dit bedrag zijn de inmiddels verschuldigde invorderingsrente, de kosten (…) en de bestuurlijke boete opgenomen. (…) Invorderingsrente wordt berekend vanaf de datum zoals vermeld in de bijlage.

(…)

U moet het bedrag waarvoor ik u aansprakelijk heb gesteld, betalen vóór 19 april 2011. Als u na deze datum betaalt, is het belopen van de invorderingsrente aan u te wijten en bent u daarom ook aansprakelijk voor de invorderingsrente die na deze datum verschuldigd wordt.”

2.5.

Bijlage 1 bij de beschikking aansprakelijkstelling (‘Overzicht aanslaggegevens’) bevat een specificatie van de bedragen aan loonheffing waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld (vgl. 2.3 van de uitspraak van de rechtbank). Per naheffingsaanslag is daarbij aangegeven voor welke bedragen aan boetes en (op het tijdstip van de aansprakelijkstelling) reeds belopen kosten en invorderingsrente belanghebbende aansprakelijk is gesteld.

De naheffingsaanslagen over de tijdvakken waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, zijn gedagtekend tussen 4 december 2009 (naheffingsaanslag LH over mei 2007) en 15 februari 2011 (naheffingsaanslag LH over maart 2009).

Bij elke naheffingsaanslag is gespecificeerd welk bedrag aan invorderingsrente is belopen vanaf de vervaldatum van de aanslag tot aan de datum van de aansprakelijkstelling (7 maart 2011); deze vervaldata (tevens de aanvangstijdstippen van de renteberekening) liggen tussen 19 december 2009 en 2 maart 2011.

Daarnaast is bij elke naheffingsaanslag gespecificeerd: “Invorderingsrente verschuldigd vanaf: 19 april 2011.”

2.6.

Door de ontvanger is ter zitting van het Hof onder meer het volgende verklaard:

“U vraagt mij of de Belastingdienst aan startende ondernemers mededeelt dat je met betalen moet wachten tot het moment dat een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Ik moet u dit antwoord schuldig blijven. Ik kan me voorstellen dat een belastingschuldige moet wachten met betalen tot het moment dat de naheffingsaanslag opgelegd wordt. Dit laat echter onverlet dat een belastingschuldige een meldingsplicht heeft wanneer betalingsonmacht ontstaat, ook wanneer nog geen naheffingsaanslag is opgelegd. Het is ook mogelijk om te betalen zonder loonbelastingnummer. Dit kan dan aan de hand van het sofinummer. (…)

Ik stel mij op het standpunt dat ultimo 2008 betalingsonmacht is ontstaan. Subsidiair stel ik: in de loop van 2009.

U vraagt mij of ik wat betreft de boetes, kosten en invorderingsrente die in de beschikking aansprakelijkstelling zijn begrepen, aansluit bij de eerdere uitspraak van het Hof. De verval-datum van de invorderingsrente is steeds van na het bestuurderschap van belanghebbende. Materieel is de rente wel belopen en formeel wordt de invorderingsrente wel bepaald. Het gaat inderdaad om de invorderingsrente belopen ter zake van de naheffingsaanslag. U vraagt mij naar de invorderingsrente vanaf het moment van aansprakelijkstelling. Dat is de eigen schuld van belanghebbende en die blijft staan. Ik ben van mening dat die verschuldigd is. U vraagt mij waarop ik baseer dat op basis van artikel 32, tweede lid, Invorderingswet 1990 belanghebbende ook aansprakelijk is gesteld voor invorderingsrente die wordt belopen na het moment van aansprakelijkstelling en wat daarvan de feitelijke grondslag is. Dat weet ik niet. U vraagt mij of die rente dan wel in de aansprakelijkstelling begrepen kan zijn. Als u zegt dat u dat zo stelt, dan is dat zo. Dan zou in zoverre de aansprakelijkstelling ten onrechte zijn.”

2.7.

Ter zitting van het Hof is namens belanghebbende – voor zover hier relevant – het volgende verklaard:

“Eind 2008 waren er nog voldoende liquide middelen bij [de bv]. Er was een rekening-courant met de directie en een krediet bij de Rabobank van € 25.000. Het exacte tijdstip van betalingsonmacht is aan de hand van de balansen moeilijk te bepalen, maar ik kan leven met de datum die door het Hof is vastgesteld in de eerdere uitspraak in de zaak betreffende de aansprakelijkstelling van [B]. De betalingsonmacht is in de loop van 2009 ontstaan. In de eerdere uitspraak staat dat het Hof aannemelijk acht dat medio 2009 althans in september/oktober 2009 de betalingsonmacht is aangevangen. Daarmee kan ik leven.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld.

Meer specifiek zijn tussen partijen in hoger beroep de volgende vragen in geschil:

  1. Op welk tijdstip is bij [de bv] betalingsonmacht ontstaan?

  2. Is in casu de meldingstermijn van artikel 7, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (hierna: UB) van toepassing, dan wel die van artikel 7, tweede lid, UB? Zijn, in dit verband, gevolgen te verbinden aan de handelwijze van de Belastingdienst (in casu: de inspecteur) met betrekking tot het tijdstip waarop in de administratie van de Belastingdienst [de bv] voor de loonheffing als afdrachtsplichtige kon worden opgenomen?

  3. Is de betalingsonmacht van [de bv] tijdig gemeld?

  4. Is de meldingsplicht vervallen doordat de ontvanger op enig tijdstip vóór de datum van de aansprakelijkstelling op de hoogte is geraakt van de betalingsonmacht van [de bv]?

  5. Is de wettelijke regeling van artikel 36, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: de Wet) strijdig met artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: Eerste Protocol) en/of het communautaire evenredigheidsbeginsel?

  6. Is het belopen van de invorderingsrente en boetes waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, aan hem te wijten in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Wet?

3.2.

Evenals in eerste aanleg is niet meer in geschil dat belanghebbende niet aansprakelijk is voor de ter zake van de onderhavige naheffingsaanslagen belopen kosten.

3.3.

In hoger beroep heeft de ontvanger voorts verklaard dat er geen grond is voor aansprakelijkstelling van belanghebbende voor na het tijdstip van aansprakelijkstelling ter zake van de ten name van [de bv] opgelegde naheffingsaanslagen belopen invorderingsrente. Het Hof verstaat de ontvanger aldus, dat hij belanghebbende niet op grond van de in geschil zijnde beschikking voor de op 7 maart 2011 nog niet belopen rente aansprakelijk houdt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing