Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4182, 13/00611

Gerechtshof Amsterdam, 02-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4182, 13/00611

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 oktober 2014
Datum publicatie
15 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:4182
Formele relaties
Zaaknummer
13/00611
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 228

Inhoudsindicatie

Beheerder van elektriciteits- en gasnetwerken onderworpen aan precariobelasting.

Belanghebbende, beheerder van elektriciteits- en gasnetwerken binnen de gemeente, is niet de rechtsopvolger van een der partijen die in het verleden overeenkomsten met de gemeente hebben gesloten; belanghebbende kan aan die overeenkomsten daarom geen rechten ontlenen, ook niet op grond van (de structuur van) de Elektriciteitswet 1998 en/of de Gaswet. Geen strijd met het vertrouwensbeginsel.

Schatting door gemeente van de lengte van de kabels en leidingen van de netwerken is niet overtuigend. Gemeente handelde onzorgvuldig door voorlopige aanslag niet vast te stellen naar de door belanghebbende opgegeven metrages.

Uitspraak

Kenmerk 13/00611

2 oktober 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] N.V. te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. J.P. Pichel (Allen & Overy) te Amsterdam,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/2285 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 10 september 2013

in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 augustus 2011 aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de precariobelasting opgelegd voor het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 ten bedrage van € 309.100.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij beschikking, gedagtekend 5 april 2012, het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de voorlopige aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 10 september 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 oktober 2013 en aangevuld bij brief van 12 november 2013. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 13 juni 2014 een nader stuk aan het Hof gezonden dat door de griffier in afschrift aan de wederpartij is verstrekt.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2014. Aldaar zijn de zaken van belanghebbende betreffende de precariobelasting 2011 met kenmerken 13/00611 (tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum) en 13/00612 (tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Laren) gezamenlijk behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden. Alle in de ene zaak ingebrachte stukken gelden tevens als ingebracht in de andere zaak en omgekeerd.

2 Feiten

Het Hof ziet aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.

2.1.1.

Belanghebbende exploiteert als ‘netbeheerder’ in de zin van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, een elektriciteits- en gasnetwerk in onder meer de gemeente Blaricum (hierna: de Gemeente). Zij beheert de onder, op of boven de gemeentegrond aanwezige netten die worden gebruikt voor het transport en de levering van elektriciteit en gas aan huishoudens en bedrijven binnen het grondgebied van de gemeente.

De bedrijfsvoering van belanghebbende is voor een groot gedeelte wettelijk gereguleerd.

In haar hoedanigheid van netbeheerder is belanghebbende op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onder meer gehouden zorg te dragen voor de aanleg, het onderhoud en de reparatie van de netwerken en voor de aansluitingen van derden daarop.

2.1.2.

Belanghebbende is - al of niet op grond van artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 3b van de Gaswet - economisch eigenaar van de desbetreffende netwerken, welke in juridische eigendom toebehoren aan haar twee 100% dochtervennootschappen, [A N.V.] (hierna: [A N.V.]) en [C N.V.] (hierna: [C N.V.]).

2.1.3.

In de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is het begrip ‘economische eigendom’ als volgt gedefinieerd:

“het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is”.

2.2.

De aandelen van belanghebbende worden alle gehouden door [D] N.V.

Het [D]-concern droeg tot 1 juli 2009 de naam ‘[J]’. Het is ontstaan na diverse overnames en juridische fusies, gevolgd door (diverse) naamswijzigingen van de betrokken vennootschappen. De hierna te noemen vennootschappen [N.V. E] (hierna: [N.V. E]),[N.V. F] (hierna: [N.V. F]) en [N.V. G] (hierna: [N.V. G]) zijn uiteindelijk overgenomen door dan wel opgegaan in een of meer tot het [D]-concern behorende vennootschappen. Zowel [A N.V.] (voorheen genaamd: [N.V. H]) als [C N.V.] (voorheen genaamd: [N.V. I]) zijn bij die onderscheiden overnames en fusies betrokken geweest.

2.3.1.

In 1931 is de Regeling Elektriciteitswerken 1931 (hierna: de Regeling) gesloten tussen (onder meer) de Gemeente en [N.V. E]. Ten tijde van het aangaan van de Regeling exploiteerde [N.V. E] het elektriciteitsnetwerk in de Gemeente. De Regeling voorziet (in de artikelen 1 tot en met 3) in een concessie voor [N.V. E] om in, op of over (kort gezegd) het gebied van de Gemeente elektriciteitswerken te hebben, zonder dat daarvoor een andere vergoeding verschuldigd is dan een vergoeding van de schade toegebracht aan de werken en eigendommen van de Gemeente, dan wel een vergoeding van kosten en schaden van de Gemeente als gevolg van het gebruik door [N.V. E]. In artikel 7 van de Regeling is onder meer bepaald dat deze van rechtswege eindigt op het tijdstip waarop de aan de Provincie verleende Rijksconcessie wordt ingetrokken of vervallen verklaard dan wel vervalt, of waarop zij in die zin wordt gewijzigd dat het gebied van de Gemeente aan het concessiegebied van de provincie Noord-Holland wordt onttrokken.

2.3.2.

De Gemeente en andere verkopende partijen (alle zijnde gemeenten) hebben op 15 maart 1999 een koop-/verkoopovereenkomst (hierna: de Koopovereenkomst) inzake alle aandelen in het kapitaal van [N.V. F] gesloten met [N.V. G] als koper. Ten tijde van het sluiten van de Koopovereenkomst exploiteerde [N.V. F] het gasnetwerk in de Gemeente. In artikel 11.2 van de Koopovereenkomst is onder meer bepaald, kort gezegd, dat de verkopers gedurende een periode van tien jaar na de levering van de aandelen [N.V. F] het door ieder van hen gevoerde beleid ter zake van de heffing van precariorechten, zoals vastgelegd in Bijlage 8, ongewijzigd zullen voortzetten en dat het [N.V. F], mocht een verkopende partij na afloop van die periode besluiten om alsnog over te gaan tot het heffen van (meer) precario, alsdan vrij zal staan om die lasten door te berekenen in haar tarieven voor het verbruik van elektriciteit en aardgas of in haar algemene tarieven. De genoemde Bijlage 8 bepaalt:

“Beleid heffing precario: er wordt door geen van Verkopers precario van [[N.V. F]] geheven”.

2.3.3.

Ter uitvoering van bepalingen in de Koopovereenkomst heeft de Gemeente vervolgens, op 24 maart 1999, een infrastructuurovereenkomst (hierna: de Infrastructuur-overeenkomst) gesloten met [N.V. F], welke voorziet in de wijze waarop de infrastructuur ten behoeve van gas- en elektriciteitsdistributie (het Distributienet) in de Gemeente wordt geëxploiteerd. Artikel 1 van de Infrastructuurovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“Rechten in verband met de exploitatie van het Distributienet

1.1

De Gemeente verleent hierbij aan [N.V. F] toestemming voor het gebruik maken van gemeentelijke gronden dan wel eigendommen van derden welke een openbare bestemming hebben, voorzover de Gemeente daarvoor op grond van enig publiekrechtelijk voorschrift vergunning kan verlenen, en voorzover dat gebruik bestaat uit het (doen) aanleggen, onderhouden, in stand houden, verleggen, vervangen, aanbrengen, wijzigen, uitbreiden, exploiteren, herstellen en verwijderen van (onderdelen van) het Distributienet, onder de voorwaarden als vervat in alle ter plaatse toepasselijke voorschriften, opgenomen in relevante wet- en regelgeving, zoals van tijd tot tijd al dan niet gewijzigd van kracht.

(…)

1.5

De gemeente verleent [N.V. F] hierbij het recht om onder omstandigheden die [N.V. F] daartoe redelijkerwijs nopen, zonder dat daarvoor ene vergoeding verschuldigd zal zijn, een zakelijk recht te vestigen om in, op of boven de openbare grond (onderdelen van) het Distributienet in eigendom te hebben of te verkrijgen, vervanging, verlegging en uitbreiding van het Distributienet daaronder begrepen. De kosten verbonden met het vestigen van zakelijke rechten zullen alsdan voor rekening van [N.V. F] zijn (…).”

In artikel 5.2 is bepaald dat ingeval van gewijzigde wet- en regelgeving (gemeentelijke verordeningen daarvan uitgezonderd) die onverkorte uitvoering van de infrastructuurovereenkomst doorkruist, partijen met elkaar in onderhandeling zullen treden teneinde een gewijzigde overeenkomst te sluiten waarin de afspraken en uitgangspunten zoals in de Infrastructuurovereenkomst vervat, zoveel mogelijk te handhaven.

2.3.4.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de bepalingen uit de Koopovereenkomst en de Infrastructuurovereenkomst hebben de bepalingen van de Koopovereenkomst voorrang (artikel 6.1 Infrastructuurovereenkomst).

2.4.

Per 1 juli 2011 is binnen de gemeente Blaricum de Verordening precariobelasting Kabels en Leidingen 2011 (hierna: de Verordening) van kracht geworden. Op basis van de Verordening wordt een precariobelasting geheven ter zake van “het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond (…)” (artikel 2 van de Verordening).

2.5.1.

De Gemeente heeft aan belanghebbende in april en juli 2011 opgave verzocht van de lengte van de kabels en leidingen van het gas- en elektriciteitsnetwerk van belanghebbende in de gemeente Blaricum.

In haar brief van 12 augustus 2011 aan de Gemeente heeft belanghebbende vermeld dat uit haar geografisch informatiesysteem blijkt dat zij in de gemeente Blaricum 107 kilometer elektriciteitskabels heeft en 74 kilometer gasleidingen. In haar brief heeft belanghebbende erop gewezen dat de bevoegde minister per brief van 30 juni 2011 heeft aangekondigd dat “hij netwerken van nutsvoorzieningen zal vrijstellen van precariobelasting met wellicht een overgangsregeling voor overheden die op 30 juni 2011 al precariobelasting heffen”. Voorts heeft zij in die brief gesteld dat heffing van precariobelasting ter zake van haar elektriciteitsnetwerk is uitgesloten op grond van artikel 1 van de Regeling “zoals overeengekomen tussen onze rechtsvoorganger de [N.V. E] en uw gemeente”, dat het ten tijde van de Koopovereenkomst ter zake van de aandelen [N.V. F] “staande beleid van de verkopende gemeenten” was om met betrekking tot het gasnetwerk geen precariobelasting te heffen en dat zij bezwaar maakt tegen de beleidswijziging.

2.5.2.

Volgens een nader schrijven van 23 augustus 2011 van belanghebbende aan de Gemeente is dier

“stelling dat elektriciteitsnetweken minimaal eens zo lang zouden moeten zijn als gasnetwerken (…) niet als regel te hanteren. Hoe deze lengtes zich verhouden is van allerlei factoren afhankelijk en daar is geen algemene regel voor. De door ons opgegeven lengtes zijn afkomstig uit ons geografisch informatiesysteem waarin wij onze netwerken vastleggen en bijhouden ten behoeve van onze netbeheer activiteiten. Het feit dat een elektriciteitsnetwerk doorgaans langer is dan een gasnetwerk in hetzelfde gebied wordt veroorzaakt doordat er naast laagspanning vaak ook middenspanning is uitgelegd tot diep in de wijk terwijl bij gas wel lagedruk leidingen liggen maar relatief weinig hoge druk leidingen. Verder is het zo dat er meer objecten zijn aangesloten op elektriciteit dan op gas. Een vaste verhouding tussen het elektriciteit en gasnetwerken is echter niet te geven.”

2.6.

Met dagtekening 31 augustus 2011 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de precariobelasting opgelegd voor het jaar 2011 (tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011) welke is gebaseerd op 199.000 meter elektriciteitsnetwerk en 82.000 meter gasnetwerk. In haar brief van 2 september 2011 heeft de Gemeente toegelicht dat zij niet is uitgegaan van de door belanghebbende opgegeven metrages van de distributienetten omdat

“de ervaring (leert) dat de lengte van beide netwerken in een bepaalde verhouding tot elkaar staan. Zo leert de praktijk dat het elektriciteitsnetwerk minimaal eens zo lang is als het gasnetwerk. De door u opgegeven metrages staan niet in die verhouding. Ik heb u verzocht om op uitgebreide wijze inzicht te geven in de wijze waarop u tot deze opgave bent gekomen. Helaas vervalt u hierbij in algemeenheden. Ook uit gegevens van andere gemeenten die precariobelasting heffen van [belanghebbende], blijkt dat er wel degelijk een zekere verhouding tussen deze netwerken bestaat. Ook op basis van toetsing aan lengtes van het wegennet, inwoneraantal en het aantal objecten in die gemeenten, wijken de door u op[ge]geven metrages (vooral die van het elektriciteitsnetwerk) significant af. Ik verzoek u nogmaals de door u opgegeven metrages te controleren op juistheid en zo nodig de mogelijke afwijking te verklaren.”

3 Geschil in beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de onderhavige voorlopige aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende stelt dat de aanslag moet worden vernietigd, primair omdat deze in strijd is met de Regeling en/of de Koopovereenkomst en/of de Infrastructuurovereenkomst en dat de Gemeente op die grond de bevoegdheid tot heffing van precariobelasting ontbeert, en subsidiair omdat de aanslag is opgelegd in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Meer subsidiair stelt belanghebbende dat de voorlopige aanslag naar willekeurig en onevenredig hoog vastgestelde metrages is opgelegd. In hoger beroep heeft zij niet haar grieven tegen de hoogte van het tarief van de precariobelasting herhaald.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling door de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6. Kosten

7 Beslissing