Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3991, 13/00453 en 13/00454

Gerechtshof Amsterdam, 07-07-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3991, 13/00453 en 13/00454

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 juli 2015
Datum publicatie
30 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:3991
Zaaknummer
13/00453 en 13/00454
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 19

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft bij de aangiften een lagere factuur overgelegd met een lagere factuurprijs dan de prijs die daadwerkelijk met de hogere factuur voor de goederen is betaald. Het Hof oordeelt dat de hogere factuurprijs de transactieprijs en daarmee de douanewaarde voor de ingevoerde goederen vormt. Dat deze prijs gedeeltelijk bestaat uit een betaling voor het bewerkstelligen van een lager toe te passen tarief van invoerrechten doet hier niet aan af. Daarbij zijn de uit de transactieprijs te elimineren invoerrechten niet te onderscheiden van de werkelijk betaalde of te betalen prijs en is sprake van een leveringsvoorwaarde 'CFR' (Cost and Freight), hetgeen inhoudt dat de transactieprijs niet de te betalen invoerrechten bevat. Er kan derhalve geen sprake zijn van eliminatie van invoerrechten uit de transactieprijs op de voet van artikel 33 CDW.

Uitspraak

kenmerken 13/00453 en 13/00454

7 juli 2015

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB 12/717 en 12/718 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 januari 2010 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 15.709,86 aan douanerechten. De utb betreft invoeraangiften gedaan in de maand februari 2007.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 2 maart 2010 een utb uitgereikt voor een bedrag van € 426.279,92 aan douanerechten en € 85.202,91 aan omzetbelasting. Deze utb betreft invoeraangiften gedaan in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2008.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 6 januari 2012, de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 3 juli 2013 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld, bij het Hof ingekomen op 8 augustus 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Eiseres is importeur en groothandelaar van vlees en vleeswaren en vis, schaal- en weekdieren.

2.2.

In de periode van 2 februari 2007 tot en met 20 oktober 2008 zijn door of namens eiseres aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan voor bevroren gezouten en/of gekruid kippenvlees vanuit [A] . In de door of namens eiseres gedane aangiften voor het brengen in het vrije verkeer is de douanewaarde steeds gebaseerd op artikel 29 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Dit betreft de transactiewaardemethode.

2.3.

Op grond van artikel 78 van het CDW heeft de douane bij eiseres een controle na invoer (hierna: cni) ingesteld over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 oktober 2008. De bevindingen van deze cni zijn opgenomen in het controlerapport van 25 februari 2010. Daarbij is vastgesteld dat bij de invoeraangiften facturen zijn overgelegd met een lagere waarde dan de facturen die in de administratie zijn aangetroffen en daadwerkelijk door eiseres zijn betaald. Volgens het controlerapport is de douanewaarde te laag aangegeven, waardoor te weinig douanerechten zijn afgedragen. Niet voor alle invoeraangiften is gebruik gemaakt van de verleggingsregeling omzetbelasting, waardoor er ook omzetbelasting verschuldigd is.

2.4.

In het hoorverslag van 15 december 2011 is onder meer het volgende vermeld:

“(…)

De heer [B] stelt dat het verstandig is de kwestie aan de hand van een aangifte te bespreken, in dit geval aangifte [XXXX] .00.7.225, aanvaardingsdatum 23-04-2007.

Volgens hem zijn in het dossier daarbij drie facturen aangetroffen:

  1. Factuur van [C] GmbH, d.d. 18-04-2007, nr BO- [xxxx] , gericht aan [D] B.V., ten bedrage van € 28.585,50, voor 24.225 kg Hahnchenfleisch.

  2. Factuur van [C] GmbH, d.d. 18-04-2007, nr BO- [xxxx] , gericht aan [D] B.V., ten bedrage van € 21.830, 00, percentage of value regarding license for spiced marinated chickenmeat.

  3. Factuur van [E] te [A] shipping date 15-3-2007, gericht aan [D] B.V., ten bedrage van € 50.872,50, voor 24.225 kg spiced marinated chicken meat.

Verder stelt hij dat volgens het rapport:

- [E] in de boekhouding voorkomt als leverancier (grootboekrekening).

- het bedrag € 50.872,50 betaald is aan de leverancier (in dit voorbeeld dan aan [E] .)

(…).”

Vorenvermelde facturen behoren tot de gedingstukken.

2.5.

Uit de in de administratie voor de ingevoerde goederen aangetroffen facturen van de [A] leveranciers blijkt dat wordt geleverd volgens de leveringsvoorwaarde CFR [F] .

2.6.

Naar aanleiding van de cni zijn de utb’s opgelegd, waarbij de onder 1.1 vermelde utb is opgelegd ter behoud van rechten in verband met de nog lopende controle.”

2.1.2.

Nu deze feiten op zichzelf niet zijn bestreden gaat het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten, en vult deze als volgt aan.

2.1.3.

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van de in [A] gevestigde vleesleverancier [G] Ltda. aan belanghebbende, waarin als volgt is verklaard:

“Att. [X] B.V.

According to your request, I notify that the product spiced marinated chicken meat (as descript on your invoices), is related on the tax saving made by importing the spiced marinated chicken meat from [A] .”

2.1.4.

Voorts behoren tot de stukken van het geding brieven van [A] leveranciers [H] , [I] ( [I] ) en [J] , waarin aan de onder 2.1.3. genoemde tekst vergelijkbare verklaringen zijn opgenomen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep enkel in geschil of de inspecteur terecht de utb’s heeft uitgereikt. In het bijzonder is de douanewaarde in geschil.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing