Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:933, 14/00463

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:933, 14/00463

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 maart 2015
Datum publicatie
19 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:933
Zaaknummer
14/00463
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26

Inhoudsindicatie

Tegen een kennisgeving van vermindering kan geen bezwaar worden gemaakt.

Uitspraak

kenmerk 14/00463

12 maart 2015

uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 14/262 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 25 juni 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Alkmaar, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft belanghebbende bij een zogenoemde Kennisgeving van vermindering van 7 oktober 2013 in kennis gesteld van de vermindering van de aan haar opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 1996.

1.2.

Het daartegen ingestelde bezwaar is door de inspecteur bij uitspraak van 25 februari 2014 niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank in haar in de aanhef vermelde uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het gerechtshof ingekomen op 11 juli 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Verweerder heeft aan eiseres een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 (hierna: de navorderingsaanslag) opgelegd. Bij arrest van 22 maart 2013 heeft de Hoge Raad beslist dat het met betrekking tot de navorderingsaanslag [ingestelde] beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.

2. Verweerder heeft naar aanleiding van dat arrest eiseres met een zogenoemde Kennisgeving van vermindering van 7 oktober 2013 in kennis gesteld van de vermindering van de navorderings-aanslag. De daarbij als bijlage gevoegde brief van 7 oktober 2013 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

“ (…)

Op 22 maart 2013 (12/05075) (…) heeft de Hoge Raad definitief uitspraak gedaan in het geschil tussen u en de Inspecteur over de bovengenoemde aanslagen. Op grond daarvan moesten de opgelegde aanslagen (belastingen, heffingsrente en boete) verminderd worden overeenkomstig de daaraan voorafgaande uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en het Gerechtshof Den Haag.

Ik heb de verminderingen opgemaakt en doe ze u hierbij toekomen. Voor de vertraging in de administratieve verwerking bied ik u mijn verontschuldigingen aan.

(…)

Voor de volledigheid deel ik u mede dat tegen deze verminderingen geen bezwaar en/of beroep openstaat. Het gaat nl. om kennisgevingen van de administratieve verwerking van de onherroepelijk vaststaande rechterlijke uitspraken. (…)”

3. Eiseres heeft bij brief van 12 november 2013 bezwaar tegen de Kennisgeving van vermindering gemaakt. In het bezwaar verzoekt eiseres om de belastingvrije som van fl. 14.006 van haar echtgenoot aan haar over te dragen. In reactie daarop schrijft verweerder op

2 december 2013 – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

U schrijft dat u bezwaar heeft tegen ‘de manier waarop de vermindering is berekend’. U verzoekt om de niet gebruikte belasting vrije som van f 14.006 van uw echtgenote [de rechtbank leest hier echtgenoot] aan u over de dragen.

De navorderingsaanslag inkomstenbelasting /premie volksverzekeringen 1996 is verminderd naar aanleiding van het beroep in cassatie. Tijdens de behandeling van het beroep is uitdrukkelijk de vraag aan de orde geweest welke elementen er in aanmerking moesten worden genomen voor de berekening van de vermindering van de belasting en de boete.

Het verzoek om overdracht van de belastingvrije som is daarbij niet gehonoreerd. Verder is er, voor zover ik weet, om overdracht van de belastingvrije som bij het doen van de aangifte niet verzocht.

Hier wordt niet op teruggekomen.

Gelet op het bovenstaande wordt brief niet in behandeling genomen als een verzoek om vermindering of als een bezwaarschrift. (…)”

4. Eiseres heeft naar aanleiding van de reactie van 2 december 2013 beroep bij de rechtbank ingesteld. Bij uitspraak van 25 februari 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.”

2.2.

Tegen deze door de rechtbank vastgestelde feiten zijn door partijen geen bezwaren ingebracht, zodat ook het Hof daarvan zal uitgaan. Het Hof voegt daaraan het volgende toe.

2.3.

Tegen de (in het citaat sub 2 van de uitspraak van de rechtbank bedoelde) uitspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV 1996 heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof Amsterdam voor wat betreft de aan belanghebbende opgelegde boete vernietigd en verwezen naar het gerechtshof Den Haag. Voor wat betreft de enkelvoudige belasting heeft hij het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 RO verworpen. Tegen de daaropvolgende (in het citaat sub 2 van de uitspraak van de rechtbank bedoelde) uitspraak van het gerechtshof Den Haag heeft belanghebbende wederom beroep in cassatie aangetekend.

Dat beroep is (bij het sub 1 van de uitspraak van de rechtbank bedoelde arrest) door de Hoge Raad niet ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft daarop de navorderingsaanslag IB/PVV 1996 bij de onderhavige ‘Kennisgeving’ verminderd overeenkomstig de uitspraken van het hof Den Haag (wat betreft de verschuldigde IB/PVV) en dit Hof (wat betreft de boete).

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof primair in geschil of het bezwaar van belanghebbende terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing