Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1582, 15/00826 tot en met 15/00829

Gerechtshof Amsterdam, 26-04-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1582, 15/00826 tot en met 15/00829

Gegevens

Inhoudsindicatie

Verwijzingszaak. Invloed van fysieke en/of psychische belemmeringen op de informatieverplichting. Informatiebeschikking gehandhaafd. Belanghebbende krijgt een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het onherroepelijk worden van de uitspraak, om de inspecteur alsnog de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken. Aan het niet-verstrekken van de gevraagde informatie voor zover die neerkomt op het mondeling of schriftelijk afleggen van een verklaring door belanghebbende wordt niet de omkering en verzwaring van de bewijslast verbonden.

Uitspraak

Kenmerken 15/00826 tot en met 15/00829

26 april 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: mr. F.H.H. Sijbers en mr. M.M. Mokveld),

tegen

de uitspraak in de zaken met kenmerken SGR 13/5815 tot en met SGR 13/5817 en SGR 13/5820 van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigden: P.M. Krauwinkel-de Wit en mr. S.W. Nieuwenhuijsen).

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 12 oktober 2012 (voor de jaren 2002 tot en met 2004) en 15 oktober 2012 (voor het jaar 2001) ten aanzien van belanghebbende informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genomen.

1.2.

Na tegen de hiervoor vermelde beschikkingen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij uitspraken op bezwaar, allen gedagtekend 13 juni 2013, de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 4 februari 2014 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart de beroepen ongegrond;

-

stelt de termijn waarbinnen eiseres alsnog de in de brief van 13 februari 2012 gestelde vragen kan beantwoorden vast op vier weken, gerekend vanaf de dag dat deze uitspraak is verzonden”.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag ingesteld. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 2 december 2014 (BK-14/00185 tot en met BK-14/00188) als volgt beslist:

“Het Gerechtshof bevestigt de uitspraken van de rechtbank en stelt belanghebbende een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, om alsnog aan de Inspecteur de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken”.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 13 november 2015, nr. 15/00014, ECLI:NL:HR:2015:3273 (hierna het verwijzingsarrest), heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag vernietigd en is de zaak ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof), met nevenbeslissingen als in het verwijzingsarrest vermeld.

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Belanghebbende en de inspecteur zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. Bij brief van 17 december 2015 heeft de inspecteur van deze gelegenheid gebruik gemaakt en belanghebbende bij brief van 21 december 2015. Voornoemde stukken zijn over en weer in afschrift naar partijen gezonden.

2.2.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2016. Daarbij zijn verschenen de gemachtigden voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

Het Gerechtshof Den Haag heeft de navolgende feiten vastgesteld:

“3. Op grond van de stukken van het geding gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende door de rechtbank in haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als “eiseres” en de Inspecteur als “verweerder” heeft aangeduid.

“1. Bij brief van 13 februari 2012 heeft verweerder onder meer het volgende aan eiseres geschreven:

“Volgens mijn informatie bent u in het bezit (geweest) tot een of meer bankrekeningen in het buitenland. De gegevens van deze bankrekening(en) kunnen van belang zijn voor uw belastingheffing, daarom verzoek ik u mij de gegevens en inlichtingen te verstrekken die in deze brief worden gevraagd. Ik verzoek u de vragen, per bankrekening, te beantwoorden.

Algemeen

1. Wat voor soort rekening betrof het en in welke valuta?

2. Op welke datum (dag-maand-jaar) is deze rekening geopend?

3. Door wie is deze rekening geopend?

Crediteringen

4. Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen gestort of laten storten, dan wel overgemaakt of laten overmaken op deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?

5. Op welke data (dag-maand-jaar) hebben stortingen en/of overmakingen plaatsgevonden?

6. Wat is de hoogte van de afzonderlijke stortingen en/of overmakingen?

7. Wat is de herkomst van de gestorte en/of overgemaakte bedragen?

Debiteringen

8. Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen opgenomen of laten opnemen, dan wel overgeboekt of laten overboeken van deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?

9. Op welke data (dag-maand-jaar) hebben opnamen en/of overboekingen plaatsgevonden?

10. Wat is de hoogte van de afzonderlijke opnamen en/of overboekingen?

11. Wat was het bestedingsdoel van deze opnamen of overboekingen?

Opbrengsten

12. Heeft u het saldo en/of de opbrengsten van het banktegoed vermeld in uw aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting?

Tevens verzoek ik u mij de volgende bescheiden te verstrekken:

- een specificatie van de ontvangen rente per jaar (vermeld hierbij ook het soort rente, bijvoorbeeld spaarrekeningen, obligaties enz.);

- een specificatie van de opbrengst per jaar (vermeld hierin ook de te verrekenen belasting en buitenlandse bronbelasting).

- een specificatie van de ontvangen opbrengsten van de onroerende zaak)k(en) per jaar (vermeld hierbij ook het soort opbrengsten, bijvoorbeeld huur enz);

- een specificatie van alle kosten met betrekking tot de onroerende za(a)k(en) per jaar.

U moet in ieder geval de volgende afschriften verstrekken:

- een afschrift van het openingsformulier van de bankrekening(en);

- de afschriften van de banktegoed(en) per 31 december van ieder jaar.”

2. Bij brief van 17 september 2012 heeft verweerder een kopie van de in 1 vermelde brief aan de gemachtigde van eiseres (hierna te noemen: gemachtigde) gestuurd en hem in de gelegenheid gesteld om de in die brief gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken.

3. Verweerder heeft met dagtekening 12 oktober 2012 (voor wat betreft de jaren 2002 tot en met 2004) en 15 oktober 2012 (voor wat betreft het jaar 2001) de informatie-beschikkingen gegeven. In de beschikkingen verwijst verweerder naar de in 1 en 2 vermelde brieven.

4. Bij brief van 5 december 2012 heeft verweerder onder meer het volgende aan de gemachtigde geschreven:

“Ik deel u mee dat de inspecteur bereid is tot een oplossing: de nodige bedragen worden dan in overleg met u dan wel met uw cliënte in alle redelijkheid schat / geëxtrapoleerd. In dat geval wordt van u verlangd dat u, indien en voor zover mogelijk zoveel mogelijk informatie verstrekt over:

- Een of meer bekende saldi op diverse peilmomenten;

- Gegevens over opening- en of opheffingssaldo;

- Informatie over beleggingsgedrag (aandelen, obligaties, spaarrekeningen, edelmetalen enz.)

- Zoveel mogelijk overige bescheiden en of informatie over het saldo dat op deze rekening is gehouden / bijgeboekt / afgeboekt enzovoorts.

5. De gemachtigde heeft bij brief van 13 december 2012 een verklaring van een dokter overgelegd waarin het volgende is opgenomen: “[eiseres] is bekend met een st na herseninfarct en een dementieel beeld en niet meer in staat enige inhoudelijke vraag over haar financiën te beantwoorden”, met het verzoek deze verklaring mee te nemen bij de te nemen beslissing op de bezwaren van eiseres.”

3.2.

Voorts zijn in hoger beroep op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten komen vast te staan:

3.2.1.

Belanghebbende is geboren in 1918. Zij en/of haar voormalig echtgenoot heeft sedert de jaren dertig van de vorige eeuw een rekening bij een bank in Zwitserland. Op 26 juli 2004 heeft zij haar op die rekening staande vermogen verdeeld over haar beider kinderen. Aanleiding daarvoor was dat zij in dermate slechte gezondheidstoestand verkeerde dat zij dacht te overlijden.

3.2.2.

In 2010 is belanghebbende getroffen door een herseninfarct, waarbij het spraakgebied is beschadigd. Zij heeft afasie, waardoor zij niet in staat is een normale conversatie te voeren, in die zin dat ze niet goed duidelijk kan maken wat ze wil zeggen. Daarnaast is sprake van apraxie. Sinds enkele jaren lijdt belanghebbende tevens aan hartritmestoornissen en is zij sinds begin 2013 dementerend. Zij woont zelfstandig. Ze ontvangt zes uur thuiszorg per dag en wordt verder bijgestaan door haar zoon, die ook dikwijls bij haar slaapt. De post en financiën worden door haar zoon verzorgd.”

3.2.

De Hoge Raad is in het verwijzingsarrest van de volgende feiten uitgegaan:

“2.1.1. Belanghebbende, geboren in 1918, en/of haar overleden echtgenoot had(den) sinds de jaren dertig van de vorige eeuw een rekening bij een bank in Zwitserland. Op 26 juli 2004 heeft belanghebbende het op die rekening staande saldo verdeeld over haar beide kinderen.

2.1.2.

In 2010 is belanghebbende getroffen door een herseninfarct, waarbij het spraakgebied is beschadigd. Zij is daardoor niet in staat een normale conversatie te voeren, in die zin dat zij niet goed duidelijk kan maken wat zij wil zeggen. Sinds enkele jaren lijdt belanghebbende tevens aan hartritmestoornissen en is zij dementerend. Zij woont zelfstandig en haar post en financiën worden door een zoon verzorgd.

2.1.3.

Bij brief van 13 februari 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende vragen gesteld over in het buitenland aangehouden bankrekeningen en daarbij gevraagd om een aantal bescheiden te verstrekken, waaronder afschriften van de banktegoeden per 31 december van ieder jaar. Bij brief van 17 september 2012 heeft de Inspecteur een afschrift van de hiervoor bedoelde brief aan de gemachtigde van belanghebbende gestuurd. Aan de verzoeken van de Inspecteur is niet voldaan.

2.1.4.

Met dagtekening 12 oktober 2012 (voor de jaren 2002 tot en met 2004) en 15 oktober 2012 (voor het jaar 2001) heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende informatiebeschikkingen genomen. Deze hebben betrekking op de hiervoor in 2.1.3 bedoelde verzoeken om informatie en overlegging van bescheiden inzake de buitenlandse bankrekening, nummer [...] , bij de UBS Bank te Zwitserland.

2.1.5.

Bij brief van 13 december 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende een verklaring van een arts overgelegd waarin staat:

“[belanghebbende] is bekend met een st na herseninfarct en een dementieel beeld en niet meer in staat enige inhoudelijke vraag over haar financiën te beantwoorden.”.”

3.3.

Het Hof zal van de hierboven onder 3.1 en 3.2 vermelde feiten uitgaan en vult deze als volgt aan:

3.4.

Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende ondertekende machtiging van 7 januari 2013. Zij machtigt daarin mr. F.H.H. Sijbers om – samengevat – haar belangen in fiscale zaken te behartigen.

4 De rechtsoverwegingen in het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing