Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3335, 15/00778

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3335, 15/00778

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2016
Datum publicatie
18 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:3335
Zaaknummer
15/00778
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 16

Inhoudsindicatie

Inspecteur is bevoegd om de als gevolg van een niet onderkende programmeerfout te weinig geheven belasting na te vorderen.

Het betreft een ‘fout als gevolg van de geautomatiseerde werkwijze van de Belastingdienst’ en daarmee een ‘fout’ in de zin van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de AWR.

Uitspraak

kenmerk 15/00778

31 mei 2016

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: [gemachtigde]

tegen

de uitspraak van 4 september 2015 in de zaak met kenmerk HAA 15/738 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 19 juli 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.376.

1.2.

Bij uitspraak van 12 januari 2015 heeft de inspecteur het tegen de navorderingsaanslag gemaakte bezwaar afgewezen.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 oktober 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Op grond van hetgeen partijen in de gedingstukken in eerste en tweede aanleg onweersproken hebben gesteld en ter zitting van het Hof onweersproken hebben verklaard, gaat het Hof van de volgende feiten uit.

2.2.

De gemachtigde is de echtgenoot van belanghebbende. Hij heeft haar bijgestaan bij het invullen van de aangifte, het controleren van de (primitieve) aanslag en de correspondentie met de Belastingdienst. De gemachtigde heeft geen bijzondere deskundigheid op fiscaal en juridisch gebied.

2.3.

Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 5.839, bestaande uit € 10.950 loon uit vroegere dienstbetrekking en -/- € 16.789 als winst uit onderneming, opgebouwd uit een verlies van € 5.207, investeringsaftrek van € 2.264, zelfstandigenaftrek en startersaftrek van in totaal € 11.607 en een bijtelling van € 2.289 als (negatieve) MKB-winstvrijstelling. In de aangifte heeft zij de algemene heffingskorting geclaimd en verzocht om uitbetaling van de heffingskorting. Op basis van de aldus ingevulde aangifte is is de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) automatisch toegekend door het aangifteprogramma. Het aangifteprogramma bevatte geen vraag inzake de iack; belanghebbende noch de gemachtigde was zich bij het doen van de aangifte bewust van het bestaan van deze (aanvullende) heffingskorting.

2.4.

Na ontvangst van de aanslag heeft de inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende. Na correspondentie daarover heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet voldeed aan de zogenoemde ureneis voor de zelfstandigenaftrek. De iack is in deze correspondentie niet aan de orde geweest.

2.5.

Bij het regelen van de aanslag heeft de inspecteur de zelfstandigenaftrek/startersaftrek gecorrigeerd, waardoor ook het bedrag van de MKB-winstvrijstelling wijzigde. Als gevolg van deze correcties kwam belanghebbende niet meer in aanmerking voor de iack. Bij de verdere geautomatiseerde bewerking van de aanslag is de (door het aangifteprogramma automatisch toegekende) iack als gevolg van een (toen nog niet aan het licht gekomen) programmeerfout niet teruggenomen. Dat had slechts kunnen gebeuren door een ingreep van de aanslagregelende ambtenaar (‘het handmatig uitzetten van de iack’). Deze was zich evenwel, toen hij de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek corrigeerde, niet bewust van de programmeerfout en heeft zich geen rekenschap gegeven van de vraag of belanghebbende na de door hem doorgevoerde correcties al dan niet recht zou hebben op de iack.

2.6.

Bij de met dagtekening 15 november 2012 opgelegde aanslag is het uit te betalen bedrag aan heffingskorting vastgesteld op € 1.324, waarin begrepen € 780 aan iack. Belanghebbende en de gemachtigde gingen ervan uit dat die aanslag correct was.

2.7.

Nadat de programmeerfout betreffende de iack aan het licht was gekomen, heeft de inspecteur bij brief van 3 juli 2014 aan belanghebbende meegedeeld dat een navorderingsaanslag zou worden opgelegd omdat was geconstateerd dat zij geen recht had op de iack.

2.8.

De in geding zijnde navorderingsaanslag is opgelegd met dagtekening 19 juli 2014. Het uit te betalen bedrag aan heffingskorting is daarbij vastgesteld op € 544, zodat belanghebbende € 870 terug diende te betalen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur bevoegd was om de te weinig geheven belasting van belanghebbende na te vorderen. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende materieel geen recht heeft op de iack en dat de te weinig geheven belasting ten minste 30% van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt.

3.2.

De inspecteur stelt zich op het standpunt dat hij op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bevoegd is tot navorderen omdat de aanslag ten gevolge van een ‘systeemfout’ tot een te laag bedrag is vastgesteld en er op grond van de in die bepaling opgenomen ‘ten minste 30%’-fictie van moet worden uitgegaan dat deze fout voor belanghebbende redelijkerwijs kenbaar was.

3.3.

Belanghebbende stelt zich daartegenover op het standpunt dat zij en de gemachtigde er in redelijkheid van mochten uitgaan dat de aanslag op goede gronden was vastgesteld. Zij doen in dit verband een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1528, BNB 2014/203 (hierna: HR, BNB 2014/203) en met name op rechtsoverweging 2.4.1 daarvan.

Voorts doen zij een – door de inspecteur betwist – beroep op door de aanslag(regeling) gewekt vertrouwen.

Het argument dat de inspecteur niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan, heeft belanghebbende – nadat de rechtbank had beslist dat overschrijding van die beslistermijn niet kan leiden tot vernietiging of vermindering van de navorderingsaanslag – in hoger beroep niet meer aangevoerd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing