Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4856, 16/00021

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4856, 16/00021

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 november 2016
Datum publicatie
30 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:4856
Formele relaties
Zaaknummer
16/00021

Inhoudsindicatie

Douanerecht; indeling van dierfiguren met koffertje. Het product dient met toepassing van indelingsregel 1 en 6 te worden ingedeeld in post 9503, GN-onderverdeling 9503 70 00, als 'ander speelgoed, aangeboden in assortimenten’.

Uitspraak

Kenmerk 16/00021

24 november 2016

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

( [gemachtigde] )

tegen de uitspraak van 8 december 2015 in de zaak met kenmerk HAA 14/3740 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende] te [Z] , belanghebbende,

( [gemachtigde] )

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op 16 november 2010 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor het brengen in het

vrije verkeer, aangiftenummer [aangiftenummer] , voor 3000 colli met omschrijving “assortiment” met goederencode 9503 00 70. Naar aanleiding van de aangifte heeft de inspecteur aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) van douanerechten uitgereikt voor een bedrag van € 6.475,47.

1.2.

Op 14 november 2013 heeft belanghebbende op de voet van artikel 236 van het

Communautair Douanewetboek (CDW) een verzoek tot terugbetaling van de douanerechten ingediend. Bij beschikking van 13 maart 2014 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen.

Bij uitspraak op bezwaar van 22 februari 2006 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing afgewezen.

1.3.

Bij uitspraak van 8 december 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:12150) heeft de rechtbank

het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de beschikking van 13 maart 2014 vernietigd en de inspecteur opgedragen de gevraagde teruggave van € 6.475,47 aan douanerechten aan belanghebbende te verlenen.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 14 januari 2016, aangevuld bij brief van 19 februari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2016. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’:

“1. Op 16 november 2010 heeft eiseres een aangifte voor het brengen in het vrije verkeer, aangiftenummer [aangiftenummer] (hierna: de aangifte), gedaan voor 3000 colli met omschrijving “assortiment” met goederencode 9503 00 70. De aangifte is niet door de douane gecontroleerd, doch administratief afgedaan. Naar aanleiding van de aangifte is de utb uitgereikt. De geadresseerde van de goederen is [winkel] te [Y] .

2. In de bij de aangifte behorende facturen van [bedrijf A] van 11 oktober 2010 is het goed omschreven als ‘LPS carry case with pets’.

3. Bij het verzoek om teruggaaf zijn een afbeelding uit een reclamefolder van [winkel] en een afbeelding van de verpakking van het product overgelegd. Op de afbeelding van de verpakking staat onder meer vermeld:

”Pets play & stay in their special carry case!’, ‘Littlest PetShop’ en ‘Includes 7 pets!”.

Tijdens de bezwaarfase hebben partijen de volgende objectieve kenmerken en eigenschappen vastgesteld:

“- Een koffertje, waarvan het diepe deel is voorzien van tussenschotjes. De aldus ontstane ruimten zijn voorzien van verschillende achtergronden, alsof de kamertjes zijn behangen.

- Zeven stuks zogenaamde ‘pets’, zijnde niet opgevulde kunststof nabootsingen van dieren of van niet-menselijke wezens.”

In de uitspraak op bezwaar staat de volgende omschrijving:

“De koffer vervult niet slechts een opbergfunctie. Het diepe deel is voorzien van enkele tussenschotjes en de ruimten zijn voorzien van verschillende achtergronden. Indien de koffer verticaal staat kunnen de poppetjes op de schotjes worden geplaatst, waardoor de ruimten doen denken aan kamertjes van de Petshop. Van een dergelijke inrichting kan niet worden gezegd, (…), dat de koffer speciaal is gevormd of ingericht voor het opbergen van de pets. Naar schatting kunnen alle 7 pets in elk van de drie grootste vakken. Ook is de koffer niet gevormd, zoals bijvoorbeeld een vioolkoffer, voor het opbergen van de pets. (…).”

Aangezien bovenstaande omschrijvingen en de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product tussen partijen niet in geschil zijn, zal de rechtbank voor de beoordeling van het geschil partijen hierin volgen.”

2.2.

Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de onderhavige goederen dienen te worden ingedeeld onder GN postonderverdeling 9503 00 49 90, zoals belanghebbende bepleit, dan wel onder GN postonderverdeling 9503 00 70, zoals de inspecteur voorstaat.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4 Relevante wet- en regelgeving

5 De overwegingen van de rechtbank

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing