Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4857, 15/00787

Gerechtshof Amsterdam, 24-11-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4857, 15/00787

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 november 2016
Datum publicatie
30 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:4857
Zaaknummer
15/00787

Inhoudsindicatie

BPM; Belgische lease auto; naheffingsaanslag in strijd met Unierecht?; tijdsevenredige vermindering?

Uitspraak

Kenmerk 15/00787

24 november 2016

uitspraak van de meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. I.K. Kolev

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/3126 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 12 maart 2013 een

naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 13.245. Tevens is bij beschikking een boete van € 6.622 opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar,

gedagtekend 11 juli 2014, de aanslag en de boete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank

heeft bij uitspraak van 11 september 2015 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de boete;

- vernietigt de boetebeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.468;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19

oktober 2015, aangevuld bij brief van 12 november 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 4 november 2016 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2016. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’.

“Eiser is Nederlands ingezetene. Hij heeft voor de periode 31 augustus 2010 tot en met 30 augustus 2014 een in België geregistreerde auto geleased.

Op 11 mei 2012 is eiser staande gehouden door een medewerker van de Belastingdienst op de [weg] te [plaats] . Blijkens het formulier Melding Controle Autoheffingen is vastgesteld dat eiser in de auto met het Belgische kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland. Bij brief van 14 juni 2012 heeft verweerder eiser verzocht gegevens te overleggen om te kunnen nagaan of en in hoeverre eiser BPM en/of motorrijtuigenbelasting is verschuldigd. Bij brief van 23 juli 2012 is eiser nogmaals verzocht om gegevens te overleggen. In verband met het uitblijven van een reactie van eiser heeft verweerder bij brief van 26 september 2012 een informatiebeschikking aan eiser gezonden. Bij brief van 23 januari 2013 is aan eiser een kennisgeving naheffingsaanslag BPM en vergrijpboete verzonden. Vervolgens heeft verweerder de naheffingsaanslag en de vergrijpboete opgelegd.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur de naheffingsaanslag BPM terecht en tot het juiste bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat deze in strijd met het Unierecht is opgelegd. Subsidiair betoogt belanghebbende dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd, omdat ten onrechte uitgegaan is van een gebruiksperiode in Nederland van vier jaren. De inspecteur heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing